‘De crisis heeft de juristen in snelheid gepakt’
Het eerste moderne Nederlandstalige handboek vennootschapsrecht rolt van de persen. In een interview laken de auteurs de kwaliteit van de Belgische regels. Professor Herman Braeckmans zag met lede ogen hoe België zijn ondernemingen, zijn economie en zijn onafhankelijkheid verkocht aan het buitenland.
Professor Herman Braeckmans schreef met zijn collega Robby Houben het eerste Nederlandstalige handboek vennootschapsrecht. Braeckmans doceert dat vak sinds 1984 aan de Universiteit Antwerpen (UA). Hij is ook advocaat van het nichekantoor Braeckmans-Lossy. Ook Houben, advocaat bij Linklaters, doceert aan de UA.
TRENDS. Professor Braeckmans, uw handboek vennootschapsrecht telt 924 bladzijden, drie keer meer dan uw syllabus van bijna dertig jaar geleden. Een symptoom van de juridisering van het ondernemingsleven?
HERMAN BRAECKMANS. “Die juridisering is een algemeen fenomeen, ook onder invloed van de Europese regels. In de Belgische context ontbreekt het wel eens aan kwaliteit. Elk jaar breiden nieuwe wetten het vennootschapsrecht uit. De beleidsmakers proberen met steekvlamwetten snel vuurtjes te blussen, meestal nadat een of ander vennootschapsdossier de media heeft gehaald.
“Een voorbeeld is de starters-bvba. Op een bepaald moment werd de ondernemingswereld overspoeld door ondernemingen met een zetel buiten België, opgezet door malafide personen. Deze buitenlandse vehikels waren ook in trek bij correcte ondernemers die behoefte hadden aan vennootschappen met een lage financiële drempel. De wetgever reageerde met de creatie van de starters-bvba. Het statuut heeft nogal wat hiaten, zodat er amper een beroep op wordt gedaan.
“Er zijn nog voorbeelden van politiek gekleurde ingrepen die achteraf ongelukkig waren. Waalse politici insisteerden bijvoorbeeld op de creatie van de vennootschap met een sociaal oogmerk, ook geen succes. De landbouwvennootschap kwam er dan weer om de boeren te bedienen.”
Belgische ondernemingen kunnen een beroep doen op dertien vennootschapsvormen als juridisch vehikel. Is dat te veel?
BRAECKMANS. “Uiteraard. Er is dringend nood aan een grondige vereenvoudiging van het vennootschapsrecht. Liefst niet te snel, want anders moeten we het handboek volledig herschrijven. Eigenlijk zijn drie soorten vennootschappen voldoende: de personenvennootschap (met of zonder rechtspersoonlijkheid), de bv (naar model van de bvba) voor de meeste bedrijven en de nv voor grote ondernemingen. In Duitsland zijn er amper 3000 bedrijven met een AG-statuut – alleen echt grote. België telt 100.000 nv’s.”
De managementvennootschappen liggen onder vuur. Zijn er veel misbruiken?
ROBBY HOUBEN. “Dat begrip bestaat juridisch niet. De wetgever moet opletten dat hij het kind niet met het badwater weggooit in een nieuwe steekvlamwet. Als een ondernemer een vennootschap creëert die als doel heeft managementactiviteiten te ontwikkelen, is daar geen probleem mee. Dat de inkomsten in de managementvennootschappen anders worden getaxeerd dan in de personenbelasting, is een beleidsbeslissing. Er is geen reden om de managementvennootschappen as such aan te pakken.”
Werkgeversorganisaties bepleiten een administratieve vereenvoudiging voor de vennootschappen die een uitgebreide jaarrekening en voor alles en nog wat verslagen moeten produceren. Hangt er een te zware administratieve papierwinkel vast aan het vennootschapsstatuut?
BRAECKMANS. “In de Europese instellingen circuleert een voorstel om de jaarrekening voor kleinere ondernemingen sterk te beperken en zelfs af te schaffen. Onterecht. Schuldeisers moeten kunnen onderzoeken of de onderneming aan wie ze producten of diensten willen leveren wel solvabel is. Ook werknemers mogen weten hoe groot het vermogen en de winst zijn.”
HOUBEN. “Verslagen geven schuldeisers en andere stakeholders noodzakelijke informatie over aspecten van de onderneming die hen aanbelangen. Het aantal stakeholders neemt sterk toe en dus is de verslagplicht nuttig en nodig.”
BRAECKMANS. “Wees toch maar voorzichtig met die zogenaamde administratieve lastenverlichting. De extreme deregulering heeft ertoe geleid dat de Amerikaanse bankencrisis werd geëxporteerd naar de rest van de wereld. Een pleidooi voor minder transparantie op een moment dat er wordt nagedacht over de maatschappelijke rol van de ondernemingen lijkt me een slecht signaal.”
Zit er niet veel gebakken lucht in die corporate social responsability?
BRAECKMANS. “Die was er zeker aan de vooravond van de crisis. Er werd nooit zoveel gepraat over corporate governance en corporate social responsability en nooit werden vennootschappen zo misbruikt door de leiding. Ethiek werd te veel als soft law verpakt. De autoregulering heeft klaarblijkelijk niet gewerkt. Normen worden beter afgedwongen door de wet, zoals in Europa.”
Er waren nogal wat gerechtelijke moeilijkheden bij de afhandeling van de crisis van de Belgische systeembanken. Was de kwaliteit van het vennootschapsrecht voldoende om een antwoord te bieden op juridische vragen?
BRAECKMANS. “Pasklare oplossingen zijn er nooit voor nieuwe uitdagingen. Dan kunnen juristen creatieve modellen aandragen. Het is tijd om bepaalde normering fundamenteel te herbekijken in het licht van de crisis.
“De financiële crisis heeft de juridische wereld in snelheid gepakt. Wie in het voorjaar van 2008 had gezegd dat er twee tornado’s zouden razen door de bankenwereld, werd beschouwd als een fantast. Ik vroeg in 2000 aan een student om een thesis te schrijven over de juridische en financiële omkadering van het faillissement van de banken. Na enkel maanden kwam hij met hangende pootjes terug. Sommige topbankiers waren woedend omdat hij die vraag zelfs maar durfde te stellen.
“Dat een faillissement mogelijk is, weten we nu. Al in 1983 verwees ik in mijn doctoraatsthesis over consortiumkredieten al naar het mogelijke domino-effect van een financiële crisis op de interbankenmarkt.”
Minderheidsaandeelhouders zijn erg militant geworden. Is hun stijgende medezeggenschap een goede zaak?
BRAECKMANS. “Jawel, zeker voor beursgenoteerde ondernemingen. Misschien is de slinger van de shareholders value in de verkeerde richting doorgeslagen. Als
een aandeelhouder manifest de eigen patrimoniale belangen dient en die van de vennootschap schendt, is er een probleem. Het leidt ertoe dat ondernemingen redeneren op de korte termijn, zeker als er mooie bonussen te trekken zijn.
“Deze situatie wordt helemaal precair als er sprake is van een situatie die het ondernemings- en het aandeelhoudersbelang overstijgt. Een voorbeeld zijn de systeemrelevante ondernemingen, die too big to fail zijn. Hun impact op het economische systeem is zo groot dat de overheid er moet kunnen ingrijpen. Iedereen noemt dan automatisch de grootbanken, maar ik denk ook aan elektriciteitsproducenten of luchthavenexploitanten. Als die alleen de eigen bottomline in het oog houden, zonder te denken aan andere implicaties, zijn ze een gevaar voor de maatschappij. Iedereen heeft na het failliet van Lehman Brothers toch gezien dat zuiver kapitalisme tot catastrofes kan leiden.”
Er zijn twee modellen in het vennootschapsrecht. Het ‘model-Jozef Lievens’ concentreert de macht rond de familiale patron, terwijl het ‘model-Deminor’ vooral veel aandacht heeft voor de aandeelhouders. Welk model is best geschikt voor Vlaamse ondernemingen?
HOUBEN. “De constructie om de aandelenmacht te hebben, te bewaren en door te geven aan de volgende generatie bestaat in alle landen, voor grote en kleine ondernemingen. Nederland heeft zijn administratiekantoren en Groot-Brittannië zijn trusts en holdings met speciale aandelenstructuren. De aandeelhouders moeten zelf deze keuze kunnen maken.”
Is het verankeringsdebat nog van deze tijd?
BRAECKMANS. “Ik start het eerste uur van mijn college altijd met de zin: ‘aandelen staan voor macht, geen aandeel levert geen macht’. Eigen bedrijven leiden tot machtsverwerving, economisch en politiek.
“Zoals onze voorouders gingen werken in de Franse suikerbiet, dreigt het gevaar dat onze kinderen leven in dienst van buitenlandse bedrijven. De verankering is van belang voor de werkgelegenheid, maar ook van het behoud van knowhow. Onze intelligentsia moet de kans krijgen op te klimmen naar de hoogste echelons. Dat verloopt correcter in een onderneming met het beslissingscentrum in eigen land. Wees gerust dat een manager met een diploma van de ENA meer kansen heeft op promotie in een Franse groep dan een evenwaardige Belg met een diploma van een Vlaamse universiteit.
“Ooit speelden Belgische banken een belangrijke rol als voortrekkers van onze economie. De Generale Bank, gegroeid uit de Generale Maatschappij, werd met haar rechtsopvolger Fortis een belangrijke speler en is nu in Franse handen. BBL – Bank Lambert en Bank van Brussel – is overgenomen door ING. Ook de belangrijke Antwerpse havenoperatoren – strategisch toch van belang – zijn grotendeels in buitenlandse handen. De grootste energieproducent, de grootste verzekeraar en Petrofina zijn overgenomen door Franse giganten. De vrees werd ooit geuit dat Vlaanderen een Franse kolonie zou worden. Vandaag is het bijna realiteit.”
Zijn buitenlandse overnames geen normaal fenomeen in een geglobaliseerde economie?
BRAECKMANS. “De realiteit is anders. Onze omringende landen hebben wel een beleid dat het nationaal belang binnen het bedrijfsleven verdedigt. Ook het Verenigd Koninkrijk. Een mooi voorbeeld was de aankondiging van de Britse overheid dat de volledige overname van de brouwerij Bass door Interbrew against public intrest was. Een brouwerij nota bene!
“Was de overname van Electrabel dan niet tegen het publiek belang? Er is heel wat naïviteit in België, dat de beste leerling van de Europese klas wil zijn in overnames. Zeker in tijden van crisis speelt het nationaal belang. Het mooiste voorbeeld is de overname van Fortis. Aan Nederlandse kant werd duidelijk een nationale kaart getrokken. En dat mocht wat geld kosten.”
HANS BROCKMANS
“De vrees werd ooit geuit dat Vlaanderen een Franse kolonie zou worden. Vandaag is het bijna realiteit” Herman Braeckmans
“Er is geen reden om de management-vennootschappen as such aan te pakken” Robby Houben
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier