De China-factor gaat zwaarder wegen
Het andere facet van de ‘allen daarheen’-hype rond China wordt met de dag duidelijker: de China-factor gaat ook zwaarder wegen op traditionele afzetmarkten van westerse bedrijven.
Gesterkt vanuit zijn thuisbasis door 50 à 60 miljard dollar per jaar aan buitenlandse investeringen, heeft de Chinese draak zijn zinnen gezet op export en investeringen, of het innemen van strategische posities in buitenlandse markten. Hoewel 55 % van de Chinese uitvoer in handen is van westerse filialen, wordt het offensief op de wereldmarkt ingezet door een beperkt aantal concerns, waarvan de meeste nog altijd overheidsbedrijven zijn. Onder de 2000 meest rendabele wereldbedrijven telt Fortune er 25 uit China en 28 uit Hongkong. Zij bijten de spits af van een beweging die in 2006 nog meer de wereldhandelstromen zal bepalen.
De drang naar buitenlandse marktaandelen manifesteerde zich in 2003 toen TCL, na het opkopen van de televisieafdeling van Thomson, in die sector nummer één werd. Het jaar daarop kocht Lenovo de pc-activiteit van IBM en begin 2005 deed China National Offshore Oil Corp (Cnooc) een opgemerkt bod op olie- en gasproducent Unocal. Daar zette het Amerikaanse Congres een stokje voor en Cnooc investeerde dan maar in het strategische Kazakstan, want de opmars is niet te stuiten. Op alle continenten.
De strategie om zijn bevoorrading in olie- en andere grondstoffen te beveiligen, in het Westen distributiekanalen aan te boren voor Chinese producten met almaar meer toegevoegde waarde en tegelijk afzet te vinden in ontwikkelingslanden voor zijn goedkopere basisproducten, zal zich in 2006 nog meer laten voelen. De directe Chinese aanwezigheid in het buitenland is nog vrij beperkt als je ze vergelijkt met 560 miljard dollar aan buitenlandse investeringen in China, maar directe Chinese investeringen in het buitenland zouden volgens onderzoek van de Fudan Universiteit in Sjanghai over vijf jaar kunnen oplopen tot 15 à 20 miljard dollar per jaar.
Chinese exporten wegen wel al serieus: van 249 miljard dollar in 2000 is de Chinese uitvoer in vier jaar meer dan verdubbeld tot 593 miljard dollar. Sommige van die marktaandelen bezorgen westerse concurrenten koude rillingen: 85 % van de wereldmarkt voor tractors, bijna evenveel voor uurwerken en speelgoed, 55 % voor de markt van fototoestellen en draagbare computers, bijna 30 % voor televisies en wasmachines, en 15 % in staal.
Diplomatie als wegbereider
Het merendeel van de Chinese export gaat nog altijd naar Japan, Korea en Zuidoost-Azië, maar in stijgende lijn ook naar Europa en de Verenigde Staten, waar beide tegen handelstekorten met China aankijken. Tegelijk werpt Peking zich, decennia vooruitkijkend, op als voortrekker in de Zuid-Zuid-handel. Dat gaat ten koste van Europese leveranciers van landbouwmaterieel, havenuitrusting, telecommunicatie en van deelname aan projecten in basisinfrastructuur. De door Chinezen aangelegde wegen en infrastructuurwerken in Latijns-Amerika, Zuidoost-Azië en Afrika versnellen het tweerichtingsverkeer: aanvoer van Chinese huishoudproducten en industriële goederen, en uitvoer van grondstoffen en mineralen richting China.
Een diplomatiek charmeoffensief onderbouwt de economische sprong voorwaarts. Chinese leiders en topdiplomaten doorkruisen handjesschuddend de wereld, promoten hier militaire uitwisseling en bouwen daar een ziekenhuis of sportstadion. Peking schaaft vlijtig aan goede betrekkingen met zowel India als Noord- en Zuid-Korea en met de tien leden van Asean, met het oog op een brede vrijhandelszone met Zuidoost-Azië. Diplomaten uit Afrika krijgen aan de Foreign Affairs University van Peking drie maanden gratis opleiding, wat doorgaans uitmondt in interessante handelscontracten of het uitsturen van medische teams. Maar omdat Chinese bedrijfsleiders zich in snel tempo opgewerkt hebben in een chaotische en irrationele business-omgeving, vrezen sommigen dat ze ook slechte gewoonten zullen exporteren.
De auteur is redacteur bij
Erik Bruyland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier