De bevrijding
Zal de onafhankelijke naamloze vennootschap de Belgische bedrijven in de toekomst de kans geven om een einde te maken aan de inteelt en de spelletjes à la Albert Frère ? Versterkt ze bovendien de Belgische verankering ?
Het debat over de onafhankelijkheid van de Belgische vennootschappen is niet nieuw, denk aan de heisa rond de mislukte raid van Carlo De Benedetti op de Generale Maatschappij in 1988. Dat het probleem opnieuw actueel is, heeft te maken met de reactivering van het wetsontwerp over de onafhankelijke naamloze vennootschappen (ONV) dat het kabinet van Justitie heeft uitgedokterd. En zijdelings (hoewel het misschien meer is dan dat) met de fusie van Lyonnaise des Eaux en Suez, die een negatieve weerslag kan hebben op Tractebel. Kortom, de voorstanders van meer autonomie voor onze grote ondernemingen krijgen weer koren op de molen.
Eén van die voorstanders is Eric De Keuleneer, de voorzitter van het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet. Hij is een vurig pleitbezorger van de onafhankelijke naamloze vennootschap waarvan hij trouwens één van de initiatiefnemers is. Onlangs publiceerde Eric De Keuleneer een strijdbaar essay over de onafhankelijke nv (“L’Autonomie bien contrôlée”). We hebben hem geconfronteerd met zakenadvocaat Louis Verbeke van Loeff, Claeys, Verbeke, Buruma. Beide heren zijn het niet echt oneens over de noodzaak van meer autonomie voor de Belgische bedrijven, maar verschillen van mening over de manier waarop men ze moet bereiken. Op de vraag “waarom meer autonomie ?” geven ze een gelijkaardig antwoord. Een antwoord dat trouwens al werd geformuleerd door de economische kring van de Koning Boudewijnstichting, waarvan ze allebei deel uitmaken. In grote lijnen : er bestaat een hechte, fundamentele relatie tussen de economische welvaart en het bestaan van autonome beslissingscentra. Met andere woorden, een bedrijf dat zijn onafhankelijke beslissingmacht niet controleert, heeft geen macht meer over zijn economische identiteit. Erger nog, het huidige gebrek aan autonomie van bepaalde grote Belgische bedrijven kan, volgens Eric De Keuleneer, “afwijkingen veroorzaken in het voordeel van groepen die misbruik maken van hun economische macht”. Zonder het uitdrukkelijk te zeggen, zinspeelt Eric De Keuleneer op de overtredingen van de rechten van de aandeelhouders die geregeld worden vastgesteld. Ze doen zich vooral voor bij de machtige holdings, die bijvoorbeeld de leemten in de Belgische wetgeving op het vlak van de belangenconflicten kunnen gebruiken om soms verrassende transacties uit te voeren met de bedrijven die ze controleren. Generale Maatschappij en Groep Brussel Lambert zijn de bekendste zondaars.
Vandaar de idee om in de Belgische wetgeving het concept van de onafhankelijke naamloze vennootschap in te voeren. Dat zou kunnen door het juridische en reglementaire kader aan te passen :
een efficiëntere, minder aarzelende wetgeving voor de delicten van voorkennis ;
een wet op het misbruik van de vennootschapsgoederen ;
een grotere verantwoordelijkheid van de bestuurders op het vlak van de vertrouwelijkheid.
Grote ondernemingen zonder referentie-aandeelhouder
De basisidee is dat de onafhankelijke naamloze vennootschap België eindelijk de kans zou geven om grote bedrijven zonder referentie-aandeelhouder te ontwikkelen. Bedrijven die meer onafhankelijkheid zouden bezitten. Eric De Keuleneer ziet een dilemma voor de meeste van onze familiebedrijven : “Door de eisen van de groei en de wisseling van de generaties, maken sommige afstammelingen zich zorgen over de patrimoniumwaarde van hun aandelen. In sommige gevallen willen ze daarom hun aandelen verkopen.” Wat is dan het probleem ? “Hun participatie wordt vaak verkocht aan een ander Belgisch of buitenlands bedrijf, dat meestal een einde maakt aan de traditionele zelfstandigheid en autonome doorgroeimogelijkheden van de onderming.” Volgens Eric De Keuleneer zou een introductie op de beurs de ideale manier zijn om het voortbestaan van het bedrijf te verzekeren en tegelijkertijd de stichters en/of hun afstammelingen de kans te geven aandelen te verkopen wanneer ze het wensen. Nog beter : ze kunnen aandeelhouder blijven en toch hun patrimonium beschermd zien, dankzij beursreglementen die misbruiken voorkomen.
Die redenering struikelt
helaas over de regel van de 51 % die de Belgische ondernemer zo dierbaar is. Louis Verbeke betreurt dat : “Veel ondernemers zijn ervan overtuigd dat ze 51 % van de aandelen van een vennootschap moeten bezitten om haar te controleren. Dat is fout. Des te meer omdat het vennootschapsrecht de mogelijkheid voorziet om het aantal aan aandelen gekoppelde stemmen te beperken. Het gaat hier weer eens om een mentaliteitskwestie. Onze bedrijfsleiders willen deze eenvoudige boodschap niet horen. Men kan wel degelijk onder de 51 % gaan zonder de macht te verliezen. Lernout & Hauspie is een voorbeeld.” Liever dan naar de beurs te gaan en een eventuele machtsdeling te aanvaarden, verkopen vele Belgische familiebedrijven aan het buitenland… en verliezen ze hun autonomie. Dat is een grove fout. De voorbeelden van Solvay, Bekaert en UCB bewijzen dat familiebedrijven kunnen groeien met een uitgebreid en zelfs verstrooid aandeelhouderschap. Eric De Keuleneer beklemtoont dat : “De Belg is een fetisjist van het referentie-aandeelhouderschap. Hij kan zich niet voorstellen dat IBM om slechts één voorbeeld te noemen zonder een referentie-aandeelhouder kan overleven. Precies daarom is het zo belangrijk om over het concept van de onafhankelijke naamloze vennootschap na te denken. Zo’n formule zou een grotere institutionalisering van de vennootschappen mogelijk maken. De statuten van een ONV zouden ervoor zorgen dat de familie haar invloed behoudt, zonder een betonnen controle.” Kortom, hij denkt aan een vennootschap van het Angelsaksische type, gecontroleerd door de bekwaamheid van haar leiders en bestuurders en niet door een referentie-aandeelhouder.
Volgens Eric De Keuleneer is het nut van de onafhankelijke naamloze vennootschap duidelijk : “Zolang de familie de wil en de middelen heeft om de controle te bewaren, is er geen probleem. Maar wanneer bepaalde leden van de familie willen verkopen, leidt dat in België vaak tot de verkoop van heel het bedrijf. Dat brengt in het ergste geval het voortbestaan van het bedrijf in het gedrang, en in het beste geval verzwakt het de beslissingsautonomie.” Een onafhankelijke naamloze vennootschap geeft elke aandeelhouder de kans om zijn aandelen te bewaren of te verkopen, zodat het aandeelhouderschap gespreid blijft en het bedrijf stabieler is.
Het nut van holdings
De kritiek op het referentie-aandeelhouderschap wordt vaak beschouwd als een verdoken aanval op de holdings. Zeker wanneer namen vallen van grote Belgische bedrijven waarvan de groei geremd werd door referentie-aandeelhouders die hun macht niet wilden afstaan. Louis Verbeke kant zich echter niet tegen de holdings : hij erkent hun nut : “We moeten toegeven dat wij er in België niet in geslaagd zijn om een aandelenmentaliteit te ontwikkelen. Tot nu toe zijn de familiale holdings de enige manier om kapitaal te verzamelen en de beslissingscentra in België te houden. In andere landen kan men een beroep doen op actieve beursmarkten of op machtige pensioenfondsen. In België hebben we die keuze helaas niet. We moeten dus terugvallen op de holdings, die vaak uitstekend werk hebben verricht om onze economie te ondersteunen. Daarnaast ontken ik niet dat sommige machtsholdings, holdings die alleen uit zijn op controle, weinig nut hebben. Maar heeft de markt die al niet afgestraft door ze lager te quoteren ?”
Het geenszins academische debat
over de onafhankelijke naamloze vennootschap houdt rechtstreeks verband met de vandaag nog steeds actuele discussie over de Belgische of Vlaamse verankering. Eric De Keuleneer is het niet fundamenteel oneens met de diagnose van Louis Verbeke over de gebreken van de Belgische kapitaalmarkt, maar heeft toch vragen over de achtergronden van het quasi-monopolie van de holdings : “De Belgische spaarders kopen jaarlijks voor 500 miljard buitenlandse obligaties. Het geld voor een verankering van bijvoorbeeld Tractebel of Union Minière bestaat. We zouden een actieve kapitaalmarkt kunnen hebben maar we lijden veeleer gebrek aan bedrijven die aandelen uitbrengen dan aan beleggers. De systematische verkoop van onze bedrijven aan buitenlandse groepen is dus op het economische vlak ongegrond.” Zonder te willen veralgemenen, ziet de topman van het Centraal Bureau voor Hypthecair Krediet in deze tegenstrijdigheid een restant van een jacobijnse, Latijnse mentaliteit, die gekant is tegen elke autonomie van de beslissingscentra. “De overheid heeft de autonomie niet kunnen garanderen. Daarom zijn de grote bedrijven, om te proberen de controle te behouden, op zoek gegaan naar een controlerende aandeelhouder dat is toch absurd. Nog gekker is dat men in veel gevallen de controle aan buitenlandse groepen heeft afgestaan, officieel om controle door buitenlanders te voorkomen !” Wat is het gevolg van deze “ziekte van het referentie-aandeelhouderschap ? België telt relatief weinig grote ondernemingen. En degene die er zijn, werden dochters van buitenlandse bedrijven.
Blijft de vraag
hoe men het fetisjisme van het referentie-aandeelhouderschap kan oplossen. In dit opzicht lopen de meningen van onze twee gesprekspartners uiteen. Volgens Louis Verbeke is het een duidelijke zaak : het zou verkeerd zijn om nieuwe wettelijke beperkingen in het leven te roepen, net nu de bedrijven de aantrekkingskracht van de beurs opnieuw hebben ontdekt. Er mag bijvoorbeeld geen sprake van zijn om een nieuwe juridische vennootschapsvorm op te dringen, zoals de onafhankelijke naamloze vennootschap. “Ons juridisch arsenaal is uitgebreid genoeg om de autonomie van de bedrijven te versterken. We hebben geen behoefte aan nog meer wetten, zeker niet als die overhaast worden gemaakt. Ik denk dat het veel belangrijker is om in dit land een mentaliteit van individueel aandeelhouderschap te bevorderen,” is Verbekes standpunt.
Eric De Keuleneer wil het juridische model van de onafhankelijke naamloze vennootschap evenmin verplichten. Maar hij vindt wel dat ze een mogelijke keuze moet zijn, voor de bedrijven die dat wensen. Op die manier kunnen ze op de financiële markten verschijnen in een gedaante die beter past bij de Angelsaksische mentaliteit.
AMID FALJAOUI
LOUIS VERBEKE (ADVOCAAT) EN ERIC DE KEULENEER (CENTRAAL BUREAU VOOR HYPOTHECAIR KREDIET) De onafhankelijke naamloze vennootschap is een belangrijk nieuw concept. Zij verschillen van mening over de manier om ertoe te komen. Wet of geen wet ?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier