De 6 grootste problemen van allochtone ondernemers in België
Europa beslist of we de deur openzetten voor 80 miljoen moslims uit Turkije. Hoe staat het ondertussen met de integratie van de moslims in eigen land? Werk is de beste weg naar integratie. Ondernemerschap des te meer. Kunnen werkgeversorganisaties en beleidsmakers ‘gekleurde’ KMO’s vooruithelpen?
Een lenteavond in mei 2002 in de Antwerpse Seefhoek. “De sociale-integratiesector is failliet, maatschappelijke integratie begint met economische integratie,” proclameerde de voorzitter van de nog jonge Vlaams-Marokkaanse Bedrijvenassociatie (VMBA). Trends zat mee rond de tafel. Een vijftiental immigranten van Marokkaanse oorsprong discussieerde over de behoefte aan eigen bedrijfsadviseurs. De meesten waren bakkers en kleine handelaren aan de onderkant van de markt: voedingszaakjes, kappers, telefoon- en nachtwinkels. “Bestaande organisaties voor zelfstandige ondernemers als Unizo hebben geen voeling met onze problemen. We willen zeker niet in gesloten kring functioneren, maar hebben eigen mensen nodig om collega’s te helpen bij hun boekhouding en administratieve procedures,” klonk het. Marokkaanse bakkers en kappers hadden al eigen verenigingen opgericht om een uitweg te vinden voor moordende onderlinge concurrentie. “Want zodra iemand succesvol is, komen er almaar meer gelijkaardige zaakjes bij.”
Er werd grondig gedebatteerd, in het Nederlands en in het Arabisch. De conclusie was eensluidend: men zou werk maken van meer toegevoegde waarde en een betere service om ook autochtone klanten te lokken. Bovenaan op het prioriteitenlijstje: Nederlands spreken, oog hebben voor fraaiere etalages en streven naar een grotere diversiteit en creativiteit om nieuwe niches aan te boren.
Drempel 1: geen traditie van ondernemerschap
Maar twee jaar later, in december 2004, bestaat VMBA niet meer. “Omdat de slager of kruidenier om de hoek er het nut niet van inziet. De oude patronen zijn hardnekkig, ze dupliceren gewoon de situatie uit Marokko,” zucht Abdes El-Ajjouri, coördinator van het Platform Allochtone Jeugdwerkingen, dat mee de kar trok. De kleine handeltjes komen moeilijk rond. “Ze blijven steken in een depannage-economie, het in de marge bezig zijn . ” Er waren bijkomende redenen: weinig steun van de lokale overheid en concurrentie van Unizo. “Wat Unizo doet, komt niet tegemoet aan het profiel en de behoefte van de Marokkaanse ondernemer. Dat is geen verwijt aan Unizo. De doorsnee handelaar heeft een lage scholingsgraad, kent geen of nauwelijks Nederlands en is enigszins wereldvreemd.” El-Ajjouri gelooft dat de jongere, beter opgeleide generatie wel profijt kan halen uit recente initiatieven van Unizo. “Maar ook die jongeren missen rolpatronen. Allochtonen hebben een sterke handelsgeest, maar geen traditie van ondernemerschap.”
Drempel 2: winkels in eigen straat meteen ‘gekloond’
En toch. Abdes El-Ajjouri kent succesverhalen: Multi Build, het bouwbedrijf van Saïd Ibn Hach (gestart met een lening van het Participatiefonds) en de groothandel in vleeswaren van Abdellah Chatar of Brahim Lagmaul van het makelaarskantoor Objectiv. “Stilaan beweegt er wat. Chatar is ook in Spanje begonnen met productie van olijfolie.”
In Gent evolueerde de klassieke meubelhandel van Alhan Yussuf naar het bredere concept van binnenhuisinrichting My Home, by Türkmen (badkamers en keukens, binnendeuren, verlichting, vloeren). Demirci Atakan runt het zonnecentrum Miami Sun. Telkens werd bewust gekozen voor een naam die een ruim publiek aanspreekt. “Ook de klassieke pittazaak begint te professionaliseren, met aandacht voor design en de ontwikkeling van een kwaliteitslabel,” vertelt Veerle De Meerleer, projectmedewerkster allochtoon ondernemen van Stad Gent.
Musa Soydemir van Euronet is een andere ondernemer die het handeltje om de hoek overstijgt: in november opende hij in Antwerpen een zaak van 5000 vierkante meter voor huishoudapparatuur en keukeninstallaties. Qua presentatie en inrichting verschilt de zaak niet veel van Krëfel of Vanden Borre. Er zijn alleen meer allochtonen én autochtonen onder de clientèle en bij het personeel. Het startkapitaal kwam uit twee spaarpotjes. Na de humaniora in Antwerpen was Musa (33) acht jaar ploegleider aan de montageband bij Opel. “Nachtleven, disco’s, drinken was er niet bij en ik woonde thuis. Zo spaar je aardig wat bijeen. En vader verdiende goed in de koolmijnen. Fortis schonk me meteen vertrouwen.” (Zie kader.) Hij heeft er geen probleem mee dat er in de straat Turkse klonen van zijn elektrozaak bijkomen. “De beste zullen overblijven.” Anticiperend op dat bekende fenomeen, importeert en installeert Euronet ook moderne keukens uit Duitsland.
Daarnaast heeft Soydemir nog een meubelzaak. Er wordt vlot samengewerkt met Vlaamse meubelhandelaars uit de buurt. “Als zij niet kunnen leveren omdat een bepaald artikel niet in voorraad is, help ik hen. En omgekeerd. Ik beschouw mezelf niet als allochtoon, ik ben Belg.”
Drempel 3: geen kennis van regels en administratie
Wat de VMBA hoopte te realiseren – handelaars uit de eigen gemeenschap wegwijs maken in de administratieve papiermolen en hen ondernemersvaardigheden bijbrengen – doet Huseyin Aslan met zijn consultancybureau (enkele oud-VMBA-leden doen ondertussen sporadisch hetzelfde op voluntaristische basis). Van de 350 Turkse zelfstandigen in Antwerpen zouden er volgens Aslan 20 % in voeding zitten, 20 % in tapijt en vloerbekleding, nog eens 20 % in horecazaken. “De rest groeit door naar vormen van dienstverlening: koerier, transport, bouw, uitbenen van vlees, verkopen van verzekeringen,” vermoedt hij, want precieze cijfers zijn er niet (zie kader).
Huseyin Aslan werkte vijf jaar bij de Dienst Integratie Antwerpen als tolk, als trajectbegeleider en lesgever in een reeks projecten etnisch ondernemen. Met die ervaring richtte hij Aslan Consulting op, aanvankelijk alleen voor Turkstaligen. “We regelen hun administratieve problemen, doen hun boekhouding, helpen bij opvolging van de wetgeving, waarschuwen voor nieuwigheden qua vergunningen en inspecties.” Het zijn regels waarvan de doorsnee Turkse en Marokkaanse kruidenier, snackuitbater of ondernemer nauwelijks iets afweet.
Drempel 4: geen geschikte begeleiding
Kris Van Cappellen van Adviesbureau Allochtone Ondernemers ( AAO) van Stad Antwerpen (Dienst Integratie) is optimistisch: “Kinderen uit Chinese restaurants, die hier al vele decennia bestaan, worden ingenieur, arts of advocaat. Ze gaan in loondienst of starten een zaak.” Hij ziet Turken en Marokkanen dezelfde weg opgaan.
Maar Abdes El-Ajjouri heeft zo zijn twijfels: “Unizo en de Syntraûopleidingscentra organiseren cursussen bedrijfsvoering, maar bekijken dat louter instrumenteel: noties boekhouding en marketing bijbrengen, een etalage inrichten. Allemaal prima. Maar hoeveel allochtonen die een zaak starten, gaan over de kop? Omdat ze – meer dan Vlaamse starters – geen kapitaal hebben, geen bedrijfsplanning, geen netwerken, niet ingebed zitten in het sociale weefsel, zich al dan niet ten onrechte geviseerd voelen door de sociale en administratieve inspecties of de fiscus? Nazorg of opvolging is er niet.” Over slaagkansen bestaan in Vlaanderen geen geactualiseerde wetenschappelijke gegevens.
Overdrijft El-Ajjouri? Voor de Turken klinkt Musa Soydemir optimistischer. Hij is bestuurder van Betiad, de Turkse ondernemersvereniging in België, die naast handelsreizen naar Turkije, ook seminaries boekhouding en vennootschapswetge- ving organiseert. Betiad, opgericht in 1997, wil de ondernemingscapaciteit van zijn leden versterken en bruggen bouwen naar het land van herkomst. Zo’n 250 van de naar schatting 3000 kleine en grotere Turkse ondernemingen in België zijn aangesloten. “Bij Turken ligt het doorgroeien naar hogere opleidingen, zeker bij meisjes, hoger dan bij Marokkanen,” weet Musa. Hij wijst er terloops op dat Betiad in Brussel vier Nederlandstalige scholen heeft opgericht en financiert. Ze zijn erkend door de Vlaamse Gemeenschap, 295 leerlingen volgen er les en de meeste leraren zijn Vlamingen. Om zakenideeën bij te schaven, brengt Betiad jonge Turkse kandidaat-ondernemers ook in contact met ervaren ondernemers, zowel van Turkse oorsprong als met de Belgische leden van de vereniging.
Al blijkt dat een eigen zaak starten veelal uit noodzaak gebeurt omdat ze geen baan vinden, ervaart Veerle De Meerleer dat Turkse jongeren – na enkele jaren bij Volvo of als textielarbeider, in combinatie met avondcursussen bedrijfsopleiding – sterk gemotiveerd zijn: “Ze dromen ervan tien jaar eigen baas te zijn, om dan rond hun veertigste binnen te zijn.”
Drempel 5: problemen met procedures
Zonder subsidies en los van Betiad, dat gepercipieerd wordt als een steunpunt voor grotere zaken, werd in april 2004 in Gent Getiad opgericht. Met zijn honderdtal leden wil de vereniging starters begeleiden via peterschappen met ervaren Turkse ondernemers.
Vanuit het Vlaamse integratiebeleid worden aparte, etnische ondernemersverenigingen niet langer gestimuleerd. Toch zijn er voordelen aan zelforganisaties: “Via Getiad kan de overheid aftasten of goedbedoelde projecten voor de doelgroep wel realistisch zijn en allochtonen naar bestaande middenstandsorganisaties sluizen, zoals de Gentse dekenijen.” Getiad bemiddelde ook tussen de Gentse politie en Turkse garagisten die klaagden over invallen. “Zo werd hen duidelijk dat het om normale procedures gaat.”
De Meerleer in Gent en Van Cappellen in Antwerpen, zijn met Stebo in Limburg en Unizo, regio Brussel-Halle-Vilvoorde, de lokale antennes van het Overlegplatform Allochtoon Ondernemen in Brussel. Dorien De Troy van Unizo coördineert, de plaatselijke antennes in de vier steden zorgen voor concrete invulling. Het platform werd in 1998 opgericht om “de trend van nieuwe ondernemers (onder allochtonen) te bevorderen door vorming en bijscholing.” Pas in juli 2001 gingen na enig zoekwerk en aftasten een aantal projecten van start. Ze werden dit jaar bijgeschaafd (zie kader).
Dorien De Troy stelt vast dat allochtone ondernemers het moeilijk hebben met formele aspecten en administratieve formaliteiten. Het overlegplatform geloofde lang in de multiculturele droom, met aandachtspunten als “het etnisch ondernemen een eigen identiteit geven naar de buitenwereld.” Dat jargon wordt stilaan ingeruild voor een nuchtere en praktijkgerichte benadering. Er wordt geopteerd voor integratie van de nieuwe Vlamingen in bestaande zelfstandigen- en ondernemersorganisaties. Etnische tussenschakels blijven nodig, al worden ze meer bruggen naar bestaande instanties voor bedrijfsopleiding en belangenbehartiging.
Drempel 6: de taal
In het Franstalige landsgedeelte kunnen immigranten alleen bij de gevestigde werkgeversorganisaties terecht. In Vlaanderen speelt de trajectbegeleider (Nederlandssprekend en allochtoon) een belangrijke rol in het integratiebeleid. Hij wijst de handelaars in de exotische straten de weg naar gemeentediensten en middenstandorganisaties. De slaagkans van allochtone kandidaat-ondernemers wordt samen met hem afgetast (een zaak starten, wordt soms afgeraden) en er wordt doorverwezen naar Syntra voor de verplichte cursus bedrijfsbeheer.
Wie nauwelijks Nederlands kent, krijgt tijdens de Syntra-opleiding in taalhomogene groepen Turks, Arabisch, Armeens, Russisch, Pools of Engels bijstand van een tolk in de eigen taal. De taalbarrière blijft de hindernis bij uitstek. Lange wachtlijsten zijn een oud zeer. “Pas wanneer de taaldrempel weg is, zullen allochtone ondernemers zich thuis voelen bij Unizo, Voka en de bestaande middenstandsorganisaties,” meent Huseyin Aslan.
erik bruyland
“Allochtonen hebben een sterke handelsgeest, maar geen traditie van ondernemerschap.”
“De doorsnee Turkse of Marokkaanse kruidenier, snackuitbater of ondernemer is nauwelijks op de hoogte van regels en administratie.”
“De taalbarrière blijft de grootste hindernis.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier