De 30 bedrijven die Vlaanderen op de biotechkaart zetten
Galapagos noteert deze week voor het eerst op de beurs. Ook Devgen plant een beursgang. Waarnemers voorspellen een sneeuwbaleffect voor de rest van de sector. Trends legde dertig aanstormende biotechbedrijven onder de microscoop.
Eigenlijk kan een mens zich afvragen of biotechnologie wel een sector op zich is. Investeerders waren eind jaren negentig in elk geval erg happig om hun centen te stoppen in de gouden bergen die de technologie beloofde. Het predikaat biotech had toen een meerwaarde. De jongste drie jaar lag dat helemaal anders. De financiële markten hadden het sowieso moeilijk en de kapitaalschaarste leek dubbel te wegen op de biotechwereld. Alsof investeerders beseften dat ze langer op de beloofde winsten moeten wachten, terwijl de financiële risico’s juist hoger liggen. Vrij vertaald: het was de jongste jaren erg moeilijk om centen te vinden voor Vlaamse biotechbedrijven.
De beursgang van Devgen en Galapagos moet het startschot worden van een heropleving van investeringen in de sector, zo stellen de meeste waarnemers. De pijplijn van beide bedrijven is echter nog erg pril en daarom is het misschien wel wat vroeg om naar de beurs te trekken. Volgens Hugo Van Heuverswyn, ex-CEO van Innogenetics, is dat juist goed. “Anders wordt degene die het grootste risico neemt, achteraf door verwatering te hard afgestraft,” stelt hij. Ook Patrick Van Beneden, sectorspecialist bij de Gimv, ziet geen probleem met de timing. “De mogelijkheid om naar de beurs te gaan met een biotechbedrijf hangt samen met beurscycli,” stelt hij. “Rond 2000 was er een hausse en nu lijkt er in Europa een nieuw venster te openen. Trouwens: Devgen genereerde vorig jaar 12 miljoen euro aan inkomsten, dat is meer dan de meeste Europese biotechbedrijven die al een beursnotering hebben. Galapagos en Devgen zijn geen alles-of-niets-projecten. Ze volgen meer het model waarbij eigen projecten deels worden gefinancierd door inkomsten van hun platform of de verkoop van diensten. Het risico wordt daardoor gespreid en investeerders zien dat wel zitten.”
Onze wetenschappelijke toppers
Iedereen lijkt ervan overtuigd dat de dubbele beursgang voor de Vlaamse sector een opkikker zal betekenen. “Het zorgt voor een sneeuwbaleffect,” zegt Els Vanheusden, directeur van de clusterorganisatie FlandersBio. Goede wetenschappers vertoeven nu eenmaal liever in elkaars omgeving en kapitaal zoekt dan weer goede wetenschappers op. De obsessie om een life-sciencecluster uit te bouwen, beheerst daarom al een decennium de hoofden van de beleidsmakers en wetenschappers. Trouwens, niet alleen België wil zijn eigen Bay Area, ‘s werelds grootste biotechcluster in San Francisco. Duitsland investeerde rond de millenniumwissel veel geld in nieuwe biotechbedrijven, vooral in de regio rond München. Nederland bouwde Leiden uit en op grotere schaal gebeurde hetzelfde in de Deens-Zweedse Medicon Valley en rond Cambridge in Groot-Brittannië.
Vanuit wetenschappelijk oogpunt behoort België tot de toppers. Afhankelijk van de telling staan we op de tweede of de derde plaats wat het aantal wetenschappelijke publicaties in toptijdschriften betreft. Ook de verhouding tussen het aantal octrooien en het aantal inwoners ligt erg gunstig. Alleen Amerika en Groot-Brittannië zouden beter doen, stelt Vanheusden. “En wat voor België geldt, gaat nog meer op voor Vlaanderen,” benadrukt ze. “Alleen op het vlak van het aantal klinische studies die hier worden verricht, heeft Wallonië een betere uitgangspositie.”
De New Yorkse cluster telt 500 bedrijven, Medicon Valley is goed voor 200 bedrijven. De Vlaamse biotechcluster telt ongeveer 150 bedrijven, waarvan goed veertig pure biotechbedrijven. Daarnaast telt FlandersBio nog een groep ‘gemengde’ biotechbedrijven, dat zijn bedrijven met traditionele activiteiten die biotechnologie aanwenden voor hun groei. En dan zijn er de universitaire instituten en de leveranciers van diensten of producten. Alles samen goed voor ruim zestig clusteraanhangers. “In vergelijking met de grote Amerikaanse clusters zijn we dus nog klein,” weet Vanheusden.
Wie zijn ze, wat doen ze?
Het oudste biotechbedrijf in Vlaanderen ligt – in tegenstelling tot de verwachtingen – niet in het technologiepark in Zwijnaarde, maar heeft zijn stek in Brugge. Genencor (1981, 101 werknemers) is tegenwoordig trouwens een dochter van de Deense voedingsgroep Danisco. In Brugge maken ze enzymen voor toepassing in verschillende industrietakken. Het is een voorbeeld van wat wel eens als ‘witte biotechnologie’ wordt bestempeld. Vaak levert die industrietak via biotechnologische processen ‘halffabrikaten’ die door een andere sector worden gebruikt. Dat kan gaan om andere biotechnologiebedrijven of de farmaceutische industrie, de voedingsindustrie of zelfs milieutoepassingen.
De andere oudgedienden zijn wel nauw met Gent verbonden. Bayer Bioscience (1982, 188 werknemers) en Innogenetics (1985, 456 werknemers) stonden bijna tegelijk aan de doopvont, ergens in de Gentse Jozef Plateaustraat. Bayer Bioscience is eigenlijk het vroegere Plant Genetic Systems, het geesteskind dat Marc Van Montagu en Jozef Schell in 1982 produceerden. Het bedrijf is actief in de agrobiotech of ‘groene biotechnologie’. In 1996 kocht Agrevo het bedrijf voor veel geld op en tegenwoordig is het onderzoekscentrum in Gent in handen van het Duitse concern Bayer. Het laboratorium van Walter Fiers, de man bij wie Hugo Van Heuverswyn doctoreerde in de moleculaire biologie, lag begin jaren tachtig zowat op dezelfde verdieping als dat van zijn collega’s Schell en Van Montagu. Fiers startte begin jaren tachtig met Biogent, dat fungeerde als Europees lab voor de Amerikaanse pionier Biogen. De jonge Van Heuverswyn had er de leiding, maar zag snel in hoe weinig groeimogelijkheden er waren binnen die satelliet. Dus begon hij in 1985 met Innogenetics, de eerste echte Vlaamse onderneming in de ‘rode biotechnologie’ of biofarmacie. Innogenetics groeide uit tot een middelgroot Europees biotechbedrijf en noteert sinds 1995 op de beurs. Van Heuverswyn verliet enkele jaren geleden Innogenetics, maar zijn managementvennootschap AIP (1987, zes werknemers) vormt sindsdien een holding voor activiteiten in biotechnologie. Zoals de oprichting van het Gentse Bio Maric (2001, vier werknemers), dat reagentia voor diagnostica in de Derde Wereld maakt.
Gent mag dan het centrum van de Vlaamse biotech lijken sinds het Vlaams Interuniversitair Instituut voor de Biotechnologie (VIB) er neerstreek, in Leuven zit een van de best verdienende biotechbedrijven: Thromb-X (1991, 26 werknemers). Het bedrijf is eigenlijk een geesteskind van Desiré Collen, de man die met tPA een geneesmiddel tegen bloedklonters uitvond. Hij verkocht het product aan Genentech, dat later in handen kwam van de Zwitserse groep Roche. Een lucratieve deal, want nog steeds zorgen de royalty’s op het middel voor een fikse inkomstenstroom bij Thromb-X.
Collen probeert – hoewel hij vele jaren in de schaduw bleef van het clustergeweld van het VIB – intussen een opvolger te ontwikkelen voor zijn knalproduct. Om dat te financieren, ging hij onder meer te rade bij buitenlandse financiers en sinds 1999 overkoepelt de Ierse vennootschap Thrombogenics de Leuvense activiteiten van het pioniersbedrijf.
Jonger, groter en ook met hoofdzetel in Ierland is Tibotec-Virco (1994, 250 werknemers). Het bedrijf, opgericht door Rudi Pauwels, Carine Claeys en Paul Stoffels, heeft een interessante productenpijplijn met een aidsremmend middel in de finale testfase voor marktintroductie en drie andere kandidaten in eerdere stadia van ontwikkeling. Drie jaar geleden kon de groep – gehuisvest in Mechelen – zijn eigen groei nog amper financieren en werd ze opgekocht door de Amerikaanse farmagigant Johnson & Johnson.
Tibotec blijkt op zijn beurt van belang voor de ontwikkeling van de sector. Het lag aan de basis van Galapagos Genomics (1999, 55 werknemers), een van de twee bedrijven die nu naar de beurs gaan. Samen met het Nederlandse Introgene – intussen Crucell – richtte Tibotec het bedrijf op als diversificatie. Galapagos combineerde de technologie van Crucell en Tibotec tot een ‘uniek’ platform om nieuwe aangrijpingspunten voor geneesmiddelen te zoeken. Aanvankelijk stond Galapagos ten dienste van de grote farmaconcerns – het lijstje klanten telt grote namen als Wyeth en GSK – maar evolueerde later in recordtempo naar een biotechonderneming met eigen pijplijn. Amper zes jaar na zijn opstart is het Nederlands-Belgische bedrijf klaar voor een beursgang. Ter vergelijking: Innogenetics deed er tien jaar over.
Devgen (1997, 88 werknemers) is wat minder oud en evolueerde ook minder spectaculair, maar werkt ook aan een beursgang. Gemeenschappelijk is bovendien dat het ook gebruikmaakte van een productplatform – in het geval van Devgen een testmethodiek met de C Elegans – om inkomsten te genereren en later een eigen productlijn uit te bouwen.
Uit dezelfde periode stammen ook de bedrijven Red Labs (1998, zeven werknemers), Methexis (1998, twee werknemers) en Algonomics (1999, zeven werknemers). Die blijven echter wat hangen in hun groei. Wat Algonomics betreft, komt dat vooral omdat het even zoeken was naar de ideale niche waar de bio-informatici met hun algoritmes voor eiwitstructuren geld konden verdienen. Red Labs doet vrij geheimzinnig zijn ding – iets met diagnostica en CVS – maar laat weinig los over zijn huidige toestand. Methexis heeft blijkbaar wel een interessante toepassing om DNA te analyseren via gewichtbepaling, maar heeft blijkbaar zijn markt nog niet gevonden.
CropDesign (1998, 77 werknemers) neemt in Europa in de moeilijke markt van de agrobiotechnologie een relatief uitzonderlijke positie in. Na zeven jaar verlieten stichter Hans Van der Saag en Herman Van Mellaert daar onlangs het schip. Van Mellaert is nu aan de slag bij RNA-TEC (2000, zes werknemers), een van de jongere ondernemingen uit het Leuvense. Tot dezelfde generatie Brabantse veulens – vaak met inbreng van de plaatselijke universiteit – horen ook PharmaDM (2000, vier werknemers) en Vivactiss (2002, acht werknemers). Voor beide geldt dat de ambities beperkt lijken tot die van service aan de farmaceutische industrie.
4Aza Science (2002, elf werknemers) en Tigenix (2001, tien werknemers) hebben daarentegen wel de ambitie om door te groeien tot een biofarmaceutisch bedrijf. In het geval van Tigenix zit er zelfs al een product in de laatste testfase voor marktintroductie. Rond Antwerpen ontstaat de jongste jaren een trosje nieuwe bedrijven. Voorbeeld daarvan is DCI Labs (2001, vijf werknemers). Maar net als bij streekgenoot Histogenex (2001, zes werknemers) liggen de ambities hier niet in het zoeken naar nieuwe geneesmiddelen. Tibotec moeit zich nog steeds bij de opstart van nieuwe bedrijven, want het stapte mee in het Boomse MemobeadTechnologies (2003, drie werknemers), dat barcodes op labtests zet.
Buitenlandse biotechbedrijven hierheen halen en zo de cluster versterken, is een succesrecept waarvan onder meer Els Vanheusden veel verwacht. Het gebeurt al een tijdje. Genzyme Belgium (1994, veertien werknemers) slorpte het Nederlandse Pharming in Geel op. Recenter is de komst van Barrier Therapeutics (2002, zestien werknemers). Het noteert op de Nasdaq en heeft zowel in Amerika als in Geel een stek. De intellectuele eigendom binnen het jonge bedrijf stamt trouwens nog van bij Janssen Pharmaceutica. Dankzij recente inspanningen van FlandersBio, de universiteiten, de Gimv en het VIB kwam in 2003 ook het Franse bedrijf Diatos naar Leuven. Daar vestigde Torrey Pines Therapautics zich ook.
Dat er brood in de sector zit, beseffen de gespecialiseerde patentenbureaus Bird Goën (1996, negen werknemers) en De Clercq, Brants & Partners (2000, dertien werknemers). Ook Perseus (2003, een werknemer) en Qarad (2000, twee werknemers) zoeken het in de dienstverlening. Beide bedrijfjes zijn het initiatief van mensen die hun ervaring in de sector aanwenden om als consultant voor biotechondernemingen door het leven te gaan. Bij Perseus zit namelijk voormalig PGS-topman Patrick Rüdersheim en bij Qarad zit Dick Stynen, die bij Innogenetics de dienst uitmaakte.
Wie overigens met verve terugkeerde om er een nieuwe Vlaamse opstart te gaan leiden, was Marc Vaeck. Hij verliet de Californische stranden waar hij met Walter De Logi – ooit de patron van PGS – de leiding had over Ceres, om in Vlaanderen Ablynx op te starten. En daarmee stelt hij een voorbeeld dat navolging verdient. Alleen: wie is er nog om hem na te apen?
Roeland Byl
Vanuit wetenschappelijk oogpunt hoort België tot de toppers.
Devgen genereerde vorig jaar 12 miljoen euro aan inkomsten, dat is meer dan de meeste Europese biotechbedrijven die al een beursnotering hebben.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier