Dat was nogal eens een soap

De attesten in verband met de vrijstelling voor wetenschappelijk onderzoek zullen binnenkort dan toch aangevraagd kunnen worden.

Ondernemingen die bijkomend personeel aanwerven om aan wetenschappelijk onderzoek te doen, hebben sinds jaar en dag recht op een bijzondere fiscale vrijstelling. Tot voor enkele jaren bedroeg die vrijstelling 100.000 frank per bijkomende personeelseenheid.

Halfweg de jaren negentig besloot de toenmalige regering deze vrijstelling op verschillende punten aan te passen. Om te beginnen, werd het bedrag ervan verhoogd tot 400.000 frank (index-aangepast is dat vandaag – aanslagjaar 2000 – 444.000 frank). En tegelijk werd ook het toepassingsgebied van de vrijstelling verruimd. De bedoeling was dat de vrijstelling met ingang van het aanslagjaar 1997 niet alleen meer zou gelden wanneer de extra aangeworven personeelsleden zijn tewerkgesteld voor wetenschappelijk onderzoek in de strikte betekenis van het woord; maar ook als zij worden ingeschakeld in de uitbouw van het technologisch potentieel van de onderneming; en voorts ook, als de onderneming iemand bijkomend zou aanwerven om de functie te vervullen van diensthoofd van de afdeling integrale kwaliteitszorg.

Enige tijd later ging men nog verder op de ingeslagen weg, en werd besloten dat de vrijstelling ook zou worden toegekend aan ondernemingen die iemand extra aanwerven om op te treden als diensthoofd voor de uitvoer. Van de gelegenheid zou ook gebruik worden gemaakt om de vrijstelling verder te verhogen tot 800.000 frank (index-aangepast is dat vandaag 888.000 frank) voor zover de personeelsleden die bijkomend worden aangeworven om aan wetenschappelijk onderzoek te doen, hooggekwalificeerde onderzoekers zijn.

Moeite.

Maar al deze goede bedoelingen zijn slechts met heel veel moeite gerealiseerd. Weliswaar werd met luide trom aangekondigd dat al de wijzigingen in principe in werking zouden treden met ingang van het aanslagjaar 1997. Maar uiteindelijk heeft het tot eind 1997 geduurd voor de daartoe vereiste wetteksten officieel in het Belgisch Staatsblad te lezen stonden.

Het probleem is bovendien dat deze wetteksten op zich niet volstaan. De wetgever heeft het immers aan de Koning overgelaten om de uitvoeringsmodaliteiten van de vrijstelling vast te stellen. Eind 1997 – het eerste aanslagjaar waarvoor de nieuwe regeling in principe moest gelden – was er van enig uitvoeringsbesluit nauwelijks sprake. Er was al wel een ministerieel besluit gepubliceerd over de formaliteiten die men moet vervullen om recht te krijgen op de (verruimde) vrijstelling voor het diensthoofd van de afdeling integrale kwaliteitszorg. Maar dat uitvoeringsbesluit betrof enkel ondernemingen met minder dan vijftig werknemers.

Voor de grotere ondernemingen was er nog steeds niets geregeld; en wat de andere uitbreidingen en verhogingen betrof, was er evenmin iets. Niemand wist bijvoorbeeld wat onder een hooggekwalificeerd onderzoeker moest worden verstaan (waarvoor de verhoogde vrijstelling van 800.000 frank geldt).

Bezwaar.

Voor de ondernemingen die een beroep hebben willen doen op deze vrijstelling(en), zat er dan ook niets anders op dan de vrijstelling waarop zij recht meenden te hebben in hun aangifteformulier te vermelden. Maar voor de administratie zat er tegelijk ook niets anders op dan de geclaimde vrijstellingen te verwerpen. Officieel konden ze immers niet worden toegepast. Waarna de betrokken ondernemingen – ter vrijwaring van hun rechten – op hun beurt niets anders konden doen dan bezwaar indienen tegen die verwerping.

Uiteindelijk heeft het tot halfweg 1999 geduurd – om meer precies te zijn, tot enkele dagen voor de vorige parlementsverkiezingen – voor de nodige uitvoeringsbesluiten werden genomen en ze door het staatshoofd zijn ondertekend; waarna het dan nog een maand heeft geduurd voor de burger ze officieel in het Belgisch Staatsblad heeft kunnen lezen.

Formaliteit.

Sedertdien weten we wat de Belgische fiscus bijvoorbeeld onder een hooggekwalificeerde onderzoeker verstaat. En weten we ook welke formaliteiten een bedrijf moet vervullen om met ingang van het aanslagjaar 1997 een beroep te kunnen doen op de vrijstelling wegens bijkomende tewerkstelling voor wetenschappelijk personeel (of voor één van de uitbreidingsregelingen die met ingang van hetzelfde aanslagjaar van toepassing zijn).

Die formaliteiten houden onder meer in dat men bij de aangifte de nodige attesten moet voegen; attesten die worden uitgereikt door de instanties die officieel zijn bevoegd om zich uit te spreken of iemand wel of niet geacht kan worden voor wetenschappelijk onderzoek tewerkgesteld te zijn, of bijvoorbeeld aan de kwalificaties voldoet om de functie van diensthoofd van de afdeling integrale kwaliteitszorg te vervullen enzovoort.

Overgang.

Het probleem is evenwel dat die formaliteiten pas halfweg 1999 zijn vastgesteld, en de nieuwe regeling in principe in werking is getreden met ingang van het aanslagjaar 1997. Dus was het een beetje moeilijk om de vereiste attesten alsnog bij de aangifte te voegen.

Daar heeft men het volgende op gevonden. In de nieuwe regeling moeten de attesten weliswaar in principe bij de aangifte worden gevoegd, maar wordt men niet bestraft als de bevoegde dienst de attesten niet tijdig uitreikt. Het volstaat dat men de attesten tijdig aanvraagt. In principe moet dat gebeuren binnen drie maanden, te rekenen vanaf de laatste dag van het belastbaar tijdperk. Het volstaat vervolgens dat men de attesten, zodra men ze ontvangt, voorlegt aan de fiscale administratie, en dit binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de verzending ervan.

Maar deze regeling biedt uiteraard geen soelaas voor de attesten die voor de voorbije aanslagjaren moeten worden ingediend. Die kunnen immers op geen enkele wijze nog tijdig worden aangevraagd. Vandaar dat men in een overgangsregeling heeft voorzien. Die impliceert dat men voor de voorbije aanslagjaren in principe tijd had tot 8 oktober 1999 om de attesten aan te vragen.

Voor de diensthoofden integrale kwaliteitszorg en uitvoer is men er op deze manier in geslaagd om alsnog een oplossing te vinden; zij het dat dat allemaal ook slechts op de valreep is gebeurd. Voor de functie van diensthoofd van de afdeling integrale kwaliteitszorg stonden de uitvoeringsmodaliteiten pas op 28 augustus 1999 in het Belgisch Staatsblad te lezen. En wat de diensthoofden uitvoer betreft, heeft men moeten wachten tot het Staatsblad van 11 september 1999. Minder dan een maand voor de aanvraagtermijn (8 oktober 1999) verstreek.

Niets.

Voor de personeelsleden die extra worden tewerkgesteld voor het eigenlijke wetenschappelijk onderzoek of voor de uitbouw van het technologisch potentieel van de onderneming, gebeurde er verrassend genoeg niets. De vervaldatum van 8 oktober 1999 verstreek zonder dat er uitvoeringsmodaliteiten verschenen. Officieus circuleerde er wel informatie over het adres waar men de nodige attesten moest aanvragen. Maar officieel heerste alleen de stilte. En dat is tot op vandaag zo gebleven.

Wie een beroep wil doen op de fiscale vrijstelling voor bijkomende personeelsleden die voor wetenschappelijk onderzoek worden tewerkgesteld, of die worden ingezet voor de uitbouw van het technologisch potentieel van de onderneming, kan tot op vandaag nog altijd geen officiële aanvraag indienen voor de attesten die hij daarvoor nodig heeft. De attesten zijn nog altijd niet officieel vastgesteld, en de manier waarop de aanvraag moet gebeuren, is dat evenmin. Het gevolg is dat de vrijstelling zoals die met ingang van het aanslagjaar 1997 in principe van toepassing is, nog steeds in de lucht hangt.

Beterschap.

Maar naar verluidt is er beterschap op komst. De bevoegde diensten van de eerste minister die voor het afleveren van deze attesten zullen instaan, hebben laten weten dat alles in gereedheid is gebracht. En dat de nodige reglementaire teksten spoedig in het Belgisch Staatsblad zullen verschijnen; met opnieuw een overgangsregeling om alles alsnog met ingang van het aanslagjaar 1997 te kunnen toepassen.

De erfenis die de nieuwe regering aldus van haar voorgangster heeft gekregen, zal aldus – eind goed, al goed – nog worden opgelost. Maar voor de betrokken bedrijven rest waarschijnlijk een wrange nasmaak. Want wat baat een vrijstelling van enkele honderdduizenden franken als men daar zoveel tijd en energie in moet steken. Men mag bovendien niet vergeten dat deze vrijstelling slechts een tijdelijke vrijstelling is: zij gaat verloren zodra de bijkomende tewerkstelling niet meer bestaat. Het belastingvoordeel is dus zeer beperkt; het bestaat slechts in een uitstel van belasting. Door het getalm rond de fiscale attesten schiet van dat uitstel van belasting, minstens voorlopig, niets meer over.

jan van dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content