Dansen op een tijdbom

Belgische discokeizers bestaan niet. Eigenaars van dancings zijn de middenstanders van het nachtleven. Het zijn ondernemers die wel willen uitbreiden, maar kampen met een slecht imago en hoge kosten. Terwijl duizenden jongeren hele nachten uit de bol gaan, leven beatbazen op een tijdbom. Hoelang houden ze het nog uit?

Faillissementen, vechtpartijen, XTC-slachtoffers – ze hebben het discotheekcircuit geen deugd gedaan. Nochtans gaan elk weekend tienduizenden dansverslaafden in Vlaanderen een hele nacht uit de bol op techno, beats en ander ophitsend muzikaal geluid. Neem nu de Boccaccio in Halen. Elke zaterdagnacht is die danstempel tussen middernacht en zes uur ‘s morgens de trekpleister voor nagenoeg 2000 jongeren. Ze betalen elk 7,5 euro toegang en verzetten gemiddeld voor 12,5 euro drank. Zo draait de discotheek in één nacht een omzet van zowat 40.000 euro. In 2001 boekte Dreamland, de vennootschap die de Boccaccio’s in Halen en De Panne uitbaat en deze zomer in Oostende een tweede discotheek aan de kust opende, een omzet van ongeveer 2,4 miljoen euro. Veel geld om jongeren aan het dansen te zetten. Maar, zo klaagt het milieu, de gouden tijden voor de koningen van het blacklight zijn voorbij.

Wie onlangs nog een fuif organiseerde, lacht zo’n klaagzang weg. Bij een eenmalige fuif hoeft men zich evenwel weinig te bekommeren om wettelijke bepalingen qua geluidsoverlast, sociale lasten, vergunningen en veiligheid. Omdat de organisatoren (vaak jeugdclubs of cafés) nauwelijks kosten maken, verdienen ze op zo’n avond in een tent, loods of uit de kluiten gewassen parochiezaal meer dan behoorlijk. “Onfaire concurrentie die ons pijn doet,” zo luidt het bij de echte discotheken.

Buitenlandse voorbeelden als het Spaanse Pacha tonen nochtans aan dat met een degelijk concept massaal succes en internationale expansie binnen bereik liggen. Pacha begon op het mediterrane fuifeiland Ibiza. Vliegtuigen met Europese feestbeesten landen er om uit de bol te gaan. Pacha is de lucratieve speeltuin van twee broers die in 1965 hun eerste disco openden in het Catalaanse kustplaatsje Sitges. In 1973 palmden ze Ibiza in, in de jaren tachtig en negentig vulden ze Spanje met megadisco’s volgens hetzelfde recept. In 2001 opende Pacha een discotheek in München en binnenkort komt de internationalisering op volle snelheid met megadisco’s in onder meer Londen, Tokio, Boedapest en ook Brussel. Trendy muziek, topklasse dj’s, goede internationaal georiënteerde locaties en een sterke merknaam moeten een verkoopbaar format opleveren.

Van de Belgische beatpioniers waagde tot dusver alleen Dockside de internationale stap. Het opende een discotheek in Zuid-Afrika, ging over de kop en de broers Rudi en Luc Vanderstraeten keerden van een kale reis terug. In Hasselt proberen de vroegere eigenaars nu met een schone lei te beginnen. Al heet de Dockside inmiddels Versuz.

Vechten voor je volk

De broers Vanderstraeten zijn teruggekeerd naar hun roots. Jaren geleden opende vader de Dockside. Van de 500 nachtclubs in België zijn er heel wat gegroeid uit de toevallige ontwikkeling van feestzaal tot discotheek. Familiaal en met een hoog middenstandersgehalte. De nieuwe generatie uitbaters is uit ander hout gesneden. Ze hebben meestal gestudeerd en weten dat de natuurlijkeingroei en de koude start niet meer bestaan. Ronald Luyten, baas van de Illusion in Lier en boekhouder van opleiding: “De oude garde begon met een café, dat werd een feestzaal en uiteindelijk een dancing. Bij mij was het de liefde voor muziek die de doorslag gaf. Mijn oom zat in de horeca, ik deed wat fuiven en kreeg de smaak te pakken. Toen ik de kans zag om de Illusion te kopen, heb ik de gok gewaagd.”

Iedereen klaagt ondertussen dat het steeds moeilijker wordt om in het nachtleven je brood te verdienen. “Vroeger was alles veel eenvoudiger,” weet Rudi Vanderstraeten. “Tien jaar geleden volstond het nog om één keer zwaar te investeren. Tegenwoordig moet je vechten voor je volk. België telt veel clubs. Mensen zijn veeleisend, ze reizen meer en de snufjes die ze elders zien, verwachten ze ook bij hen thuis in de disco. Bovendien spreiden de mensen tegenwoordig hun portefeuille over meer vormen van entertainment.”

De investeringen in een megadiscotheek lopen snel op. Een eenmalige injectie van 7,5 tot 8 miljoen euro in de infrastructuur vergt een jaarlijks bijkomende investering van 250.000 tot 350.000 euro om de installatie up-to-date te houden. En dat terwijl een grote discotheek kan rekenen op een jaaromzet van 2,5 tot 4 miljoen euro.

Ook de personeelskosten lopen hoog op. Op de parking, bij de entree, aan de bar – overal loopt personeel. Bij Carré in Willebroek, dat deel uitmaakt van het discotheekimperium van de West-Vlaamse familie Van Wonterghem, werken tachtig personen. Het Huis Van Wonterghem, dat behalve Carré ook de discotheken Diedjies, Colombo, Clips, Etcetera, Barbas, Launch en Dixies uitbaat, verspreid over het hele land, stelt in totaal zo’n 530 vaste en deeltijdse werknemers tewerk. De tijd van zwartwerken is overigens voorbij, de controles zijn drastisch opgedreven. Bovendien zijn de kosten voor de artiesten fel gestegen. “Sommige dj’s vragen 5000 euro om twee uurtjes te komen draaien,” weet Jean-PierrePenders, de uitbater van Carré. “Wij vinden dat te veel. Bij ons mag een optreden nooit meer dan 2000 euro kosten en een dj krijgt niet meer dan 300 euro. Wij weten dat onze drankverkoop tijdens optredens daalt. En daar zitten onze inkomsten.”

Een gratis Ferrari voor Van Rossem

Ook de concurrentie is groot. Imago en marketing zijn cruciaal. “De ambiance tijdens de nacht is nog altijd de belangrijkste reclame. Toch moet je tot 250.000 euro per jaar besteden aan reclamecampagnes,” beseft Barry Pavic, die samen met Yves Smolders de dagelijkse leiding van Versuz in handen heeft. In het milieu geen oude bekenden, want zij trokken destijds mee aan de touwtjes in het failliete Antwerpse partypaleis Zillion.

Zillionbaas Frank Verstraeten was zelf het uithangbord van zijn discotheek en wist met spectaculaire acties de aandacht te trekken. Verstraeten was BV en het gezicht van een populair merk. Ook Benny Strouven van Boccaccio is niet vies van een stunt. Ooit gaf hij Jean-Pierre Van Rossem een Ferrari cadeau voor promotionele doeleinden – een van de opvallendste pogingen om de krantenkolommen te halen. Strouven vat de huidige situatie samen: “Ik moet in Halen de straat afhuren wegens de mogelijke overlast. Dat komt op 1200 euro per maand. Jaarlijks gaat er zo’n 300.000 euro naar marketingcampagnes. Vroeger volstond lokale reclame, maar nu moeten we nationale campagnes doen op Donna, Q-Music en VTM.”

Maar niet iedereen gaat even ver in zijn poging tot merkbekendheid. Carré leverde jarenlang voor de VRT de locatie voor het hitprogramma De muziekdoos. Maar de 12.500 euro die muziekzender TMF vraagt voor zijn televisieshows, wil Carré niet betalen. Zegt Penders: “Gratis de locatie bieden van een tv-show is goed voor het imago, maar ervoor betalen gaat voor ons te ver. Dat geld investeren we liever in een metaaldetector. Veiligheid is voor ons belangrijker dan imago.”

T-shirt brengt meer op

Critici beweren dat het internationale succes van ketens als Pacha en Ministry of Sound aan andere factoren dan alleen de discotheekrecettes te wijten is. Merchandising – de twee rode kersjes van Pacha zijn in de uitgaanswereld een begrip – zou veel meer opleveren dan het uitbaten van discotheken. Pacha zet de wereld op zijn kop: de oorspronkelijke kernactiviteit wordt gedegradeerd tot merchandising ten voordele van de merchandising, die het zelf tot kernactiviteit schopt. Een lichte vorm van economisch machiavellisme. Vandaag kan je zowat alles van Pacha kopen: T-shirts, cd’s, muismatjes. Pacha heeft zelfs zijn eigen televisiekanaal. Bij het Britse Ministry of Sound leidt dezelfde redenering tot dezelfde conclusie.

Dichter bij huis loopt het zo’n vaart niet. Nevenproducten zijn er wel, maar de uitgaansavonden blijven de echte inkomstenbron voor de danstempels. België kent ook weinig echt grote discotheken. Kleine discotheken worden danspaleizen of swingcafés genoemd, vanaf duizend mensen neemt men met enige trots het epitheton megadiscotheek in de mond. Enkele voorbeelden zijn de Boccaccio in Halen, Carré in Willebroek, Cherry Moon in Lokeren en Illusion in Lier. De meeste zaken zijn twee nachten per week open. De vaste kosten – personeel, afbetalingen – mogen dan al onveranderd zijn, het heeft weinig zin een discotheek vaker te openen als er geen volk komt. De omzet wordt dan ook gebundeld in twee nachten tijd: vrijdag en zaterdag. Uitzondering is Carré, dat er met 21 nachten per maand bovenuit steekt. “We mikken op een vaste cliëntèle,” verklaart Penders: “We geven hier ook persconferenties en bedrijfsfeesten, goed voor zo’n 15% van onze omzet en een noodzakelijke aanvulling om rendabel te blijven.”

Marketingevenementen vormen zelfs de sleutel tot het succes van Belmondo, het bedrijf dat bekend werd met hippe feestjes in het SMAK, het Gentse museum voor hedendaagse kunst. Sinds kort heeft de organisator ook een vaste locatie. Zeg echter nooit zomaar discotheek tegen de Culture Club. Licht mede-initiatiefnemer Rudy Victor Ackaert toe: “Wij werken uitsluitend voor een trendy publiek. Hier komen mensen over de vloer uit de muziekwereld, uit de mode, de cultuur. Dat zijn personen die affiniteit hebben met mooie – en ook dure – dingen, mensen met een zekere savoir-vivre, die net iets meer verwachten van het leven. Dat is geen snobisme, maar het gevolg van een bewuste keuze voor een vernieuwend concept.” Niet zelden fungeren de party’s van Belmondo en de Culture Club ook als lab voor nieuwe producten of verpakkingsdesign. Marketing en trendy uitgaan vloeien naadloos in elkaar.

Discotheek of pornotheek?

In ons land overleeft ongeveer één op de tien discotheken. Er wordt veel geprobeerd, maar gebrek aan professionaliteit, veiligheidsperikelen en imagoproblemen met drugs en criminaliteit zorgen ervoor dat vele hun deuren snel mogen verzegelen. Om het kaf van het koren te scheiden, richtte de Antwerpse consultant David Van Riel enkele jaren geleden een beroepsfederatie op. Quality Disco groepeert naar eigen zeggen de kwaliteitsdiscotheken uit ons land. Maar niet iedereen ziet dat op dezelfde manier. “Er is geen beroepsvereniging voor discotheken,” vertelt Ronald Luyten van Illusion. “Wij horen bij de horecafederatie, maar zijn blijkbaar te klein om er gewicht in de schaal te werpen. Nochtans zijn onze bezorgdheden heel anders dan die van brasserie-uitbaters.”

Van Riel bracht daarom enkele topdiscotheken samen: Carré, Highstreet in Hoogstraten, Lamborghieni in Maldegem, Zenith in Gistel en Empire in Dentergem. Samen staan de leden voor een jaaromzet van zo’n 30 miljoen euro en 1,5 miljoen bezoekers. Over de oprichting van Quality Disco zegt Van Riel: “Het idee ontstond toen men in 1995 op politiek niveau over het verplichte sluitingsuur aan het discussiëren was. Ik merkte dat veel discotheken het goed meenden maar niet ernstig werden genomen.” Van Riel spoorde de zeven oprichtende leden van de feitelijke vereniging Quality Disco aan om een Iso-certificaat te halen, als ultiem bewijs van hun professionaliteit. Zonder Iso-9002 kom je er bij Quality Disco niet in. De zeven huidige leden laten zich graag omringen door adviseurs met ronkende namen als Luc Beaucourt (spoedarts van het Antwerps Universitair Ziekenhuis) en Brice De Ruyver (Gentse prof en expert-raadgever van premier Guy Verhofstadt), en ijveren voor meer sérieux in de sector. “We wilden ons distantiëren van de cowboys. Als je seksscènes in je discotheek toelaat, heb je een pornotheek,” antwoordt Van Riel op de vraag of Antwerpens Zillion, geesteskind van Frank Verstraeten, lid van zijn vereniging was. De goede discotheken slaagden er echter niet in om te profiteren van de sluiting van de Zillion. Blijkbaar had Verstraeten een erg trouw en apart publiek.

Sommige uitbaters kijken kritisch naar Quality Disco. Relativeert Benny Strouven van Boccaccio: “De willekeur is groot. Niet iedereen is gevraagd om aan die beroepsvereniging deel te nemen. Uiteindelijk was dat een marketingtruc om volk te trekken, maar een die jammerlijk heeft gefaald. Het succes van een dancing hangt samen met de intuïtie van de uitbater. Je moet voelen wat de jeugd wil. Dat is ook één van de redenen waarom buitenlandse expansie zo moeilijk is. Je kan de lokale cultuurverschillen niet op dezelfde manier aanvoelen en er marketinggewijs op inspelen als bij ons.”

Ondernemers of doetjes?

Carré in Willebroek boekt een omzet van 3,22 miljoen euro en een nettoresultaat van ruim 62.000 euro. Goed geboerd. Bovendien bezit de familie Van Wonterghem niet alleen Carré, maar een uitgebreid netwerk van discotheken over het hele land. Waarom exporteert Carré zijn merknaam en concept niet (naar het voorbeeld van Pacha in Spanje of Ministry of Sound in Londen)? Tal van barrières staan de grensoverschrijdende droom in de weg.

Marc Grouls van Highstreet in Hoogstraten: “Cultuurverschillen zijn vaak onoverbrugbaar. Zelfs tussen Nederland en Vlaanderen is de kloof soms al te diep. Pacha probeerde het al eens in Brussel, maar moest de deuren vlug sluiten. Ook Ministry of Sound slaagde er niet in om in Antwerpen vaste voet aan de grond te krijgen. Bovendien zijn wij nu eenmaal geen trendsetters. Wij zijn maar kleine spelers in het circuit. Zelfs in Nederland zouden wij niet aanslaan. Maar breng Nederlandse en Belgische jongeren in Ibiza samen en ze amuseren zich op dezelfde manier.”

Bovendien besteedt de Belgische discotheekganger minder dan buitenlandse fuifnummers, wat toegeschreven wordt aan de erg jonge leeftijd van de Belgische dansliefhebber. Nochtans was België in de dancewereld ooit trendsetter. Grouls: “Wij hebben de new beat uitgevonden. Maar dat innoverende werd in eigen land negatief onthaald. Ook een typisch Belgisch fenomeen.”

Al bij al blijft de discotheeksector in ons land klein bier in vergelijking met de buurlanden. Enkele discotheken op het Nederlandse platteland slagen erin om 2000 tot 3000 jongeren naar onooglijke dorpjes als Varsseveld of Uitgeest te lokken. Omdat de danstenten er aan de rand van woonzones mogen liggen, maken gemeenten er de jongste jaren actief reclame om gronden in industrieterreinen te verhuren. In België is het evenwel verboden om disco’s te openen in industriegebieden, nochtans volgens iedereen de ideale locatie. In Nederland had die werkwijze al gauw een stijging van het aantal discotheken tot gevolg. Vaak leidt het nu tot een vreemde contradictie: hoe kleiner het dorp, hoe groter de danstent. Vooral de noordelijke provincies van het land groeien sterk. Er rijzen danskolossen op, waar het geld massaal binnenstroomt, vergezeld van een strikt nultolerantiebeleid inzake drugs, wapens en militaire kledij.

Blijven de Belgische discokoningen een stelletje doetjes die veredelde cafés met een platenprater en een lichtenflitser openhouden? Grouls: “Doetjes en trots dat we het zijn. Wij hebben allemaal families die we onderhouden. Internationale expansie kan niet zonder zelf mee te verhuizen en je familie op te offeren.” En dat zien de Belgische disco-ondernemers duidelijk niet zitten. Eén zaak fatsoenlijk in leven houden, blijkt al moeilijk genoeg.

Aart De Zitter, Wouter de Broeck, Roeland Byl [{ssquf}]

roeland.byl@trends.be

In België overleeft ongeveer één op de tien discotheken. Er wordt veel geprobeerd, maar gebrek aan professionaliteit, veiligheidsperikelen en imagoproblemen zorgen ervoor dat vele hun deuren snel mogen verzegelen.

“Tien jaar geleden volstond het nog om één keer zwaar te investeren. Nu moet je vechten voor je volk. België telt veel clubs en de mensen zijn veeleisend.”

“Voor internationale megadisco’s als Pacha levert merchandising veel meer op dan het uitbaten van de eigenlijke discotheken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content