DAAR IS HET WESTEN WEER
Een groot deel van het goede economische nieuws komt in 2014 van de rijke wereld.
In 2014 draagt Amerika meer bij tot de wereldwijde economische groei dan China, en doet Japan het beter dan India. China en India groeien wel sneller dan hun tegenhangers in de rijke wereld, maar de nieuwkomers uit de opkomende markten zijn niet meer wat ze ooit waren en het Westen oogt een stuk levendiger.
De Amerikaanse economie heeft in de voorbije twee jaar 4,3 miljoen banen gecreëerd; in 2014 komen er nog eens 2 miljoen bij. Goedkoop schaliegas duwt de energiekosten omlaag, zodat de Amerikaanse industrie competitiever wordt. De Federal Reserve, die de jongste vijf jaar geld bleef drukken, remt in 2014 de persen af naarmate de economie zich herstelt. Dat geeft de Amerikaanse rentevoeten en de dollar een opkikker en zorgt ervoor dat kapitaal dat nu nog op drift is opnieuw naar de Verenigde Staten vloeit.
In het gehavende Europa zijn de overheidstekorten gehalveerd. De productiviteit neemt toe, de arbeidskosten per eenheid product dalen en de ooit torenhoge tekorten op de Italiaanse, Spaanse en Portugese lopende rekeningen verdwijnen zoetjesaan. Ook Groot-Brittannië groeit weer en Japan krijgt een opkikker dankzij abenomics, het herstelplan genoemd naar eerste minister Shinzo Abe.
Dat alles betekent niet dat de rijke economieën in 2014 in sneltreinvaart groeien. Het is al goed als de Verenigde Staten met 3 procent groeien, Japan gaat vooruit met 2 procent en de eurozone met 1,2 procent. De meeste opkomende markten doen het beter, maar de kloof wordt smaller. Naarmate de cashvloed van de Fed opdroogt, vloeit uit heel wat opkomende economieën geld weg. Dat brengt zwakheden aan het licht die in de goede tijden overschaduwd en genegeerd werden. De Indiase infrastructuur is er nog altijd beroerd aan toe, de Brazilianen investeren niet genoeg en het Turkse tekort op de lopende rekeningen stijgt opnieuw. China’s opgeblazen banken zitten op een speklaag van leningen die de ondernemingen maar met moeite kunnen terugbetalen. Ze lijken nu op de Japanse banken in de jaren negentig en de Amerikaanse in het eerste decennium van deze eeuw. De Chinese ‘schaduwbanken’ verschuiven biljoenen yuans tussen investeerders en kredietnemers, meestal buiten de radar van de toezichthouders.
In 2014 gaat de aandacht vooral naar de Fed en zijn nieuwe voorzitter, Janet Yellen. De Amerikaanse centrale bank zal de geldpersen pas stilleggen zodra de Amerikaanse economie zich herstelt. Maar hoe minder geld ze drukt, hoe hoger de rente dreigt te klimmen, wat dan weer het herstel in gevaar brengt. Om die valkuil te ontwijken, is een behendige ingreep van de Fed nodig: een langzame afbouw van het stimuleringsprogramma en een duidelijke, samenhangende boodschap over wat de instelling van plan is. Als de Fed het bij mompelen en strompelen houdt — zoals zo vaak in 2013 — zijn de vooruitzichten minder zeker. Toch zou het Amerikaanse herstel in 2014 moeten versnellen, op voorwaarde dat de langetermijnrente — die vooral van belang is voor de hypotheken en de consumentenleningen — niet opveert. In de Verenigde Staten worden de schulden afbetaald, geven de consumenten weer geld uit en investeren de ondernemingen opnieuw.
Gelukkig groeit ook de eurozone in 2014, hoewel de barsten in de fundamenten nog niet verdwenen zijn. Een bankenunie, die van essentieel belang is voor de stabilisering van de muntunie, blijft in het beste geval een werk in uitvoering en besparingen remmen nog altijd de groei. De zwaar gehavende landen aan de rand, Griekenland in het bijzonder, hebben op lange termijn wellicht geen toekomst in de euro, maar het kan nog wel enkele jaren duren voor hun dag des oordeels aanbreekt. Voorlopig is de eurozone verlost van de recessie en neemt het vertrouwen weer toe, onder de forse leiding van Duitsland.
Ook Japan beleeft een opleving. Dalende prijzen waren de voorbije twintig jaar een gesel voor de economie, maar de geldcreatie door de Bank of Japan heeft de munt naar beneden en de prijzen naar boven geduwd. Dat is meestal een verontrustende combinatie, maar niet in het deflatiegevoelige Japan. Snelle groei zoals in de jaren tachtig valt niet te verwachten: de Japanse bevolking krimpt en het land blijft overgereguleerd. Om de opleving te doen aanhouden, moet Abe structurele hervormingen doorvoeren, maar tot nu toe weifelde hij. Japan verhoogt in 2014 ook de belastingen om het deficit aan te pakken en dat kan de economie abrupt tot staan brengen.
Opkomende onrust
China is de joker in het wereldspel. De nieuwe leiders geven toe dat de jaren van 10 procent groei voorbij zijn. China groeit in 2014 met niet meer dan 7 procent, maar dat is snel genoeg voor een economie van 10 biljoen dollar. Temeer omdat een deel van China’s vroegere groei een zinsbegoocheling was, tevoorschijn getoverd door gemakkelijke leningen, die de capaciteit opdreven in sectoren die het niet nodig hadden. China beleeft in 2014 geen bankenfiasco, maar de terugbetaling van de leningen vertraagt.
In de Indiase banken stapelen de slechte kredieten zich eveneens op. Een van de eigenaardigheden in 2014 is dat de verzwakte banken in het Westen zich herstellen, terwijl de banken in de opkomende markten klanten najagen die hun leningen niet kunnen terugbetalen. Naarmate de wereldwijde groei opleeft, komt het goede nieuws vooral uit het Westen.
De auteur is directeur global forecasting van de Economist Intelligence Unit
Leo Abruzzese
Voorlopig is de eurozone verlost van de recessie en neemt het vertrouwen weer toe, onder de forse leiding van Duitsland.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier