CO2 uitstoten wordt steeds duurder: industrie ongerust over de spelregels
Het wordt steeds duurder om een ton CO2 te mogen uitstoten. De industrie maakt zich zorgen over de onduidelijke spelregels op de emissiemarkt. Ook de particulier komt in het vizier van een koolstoftaks.
De prijs om een ton CO2 te mogen uitstoten is in goed twee jaar vervijfvoudigd, van minder dan 5 naar bijna 25 euro. Dat was vorige week de prijs van een uitstootcertificaat op het Europese emissiehandelssysteem (ETS, emissions trading system). Dat is opmerkelijk, want de sectoren die onder het systeem vallen, hebben nu al de uitstootdoelstellingen voor 2020 bereikt, sneller dan Europa had gedacht.
De grootste industriële uitstoters van CO2 – bedrijven uit de chemie, staal, voeding, asfalt en andere sectoren – plus de volledige energiesector moeten een certificaat voorleggen per ton koolstof die ze uitstoten. In België gaat het om zo’n 300 installaties, die goed zijn voor 40 procent van de uitstoot.
Door een prijs te kleven op de uitstoot zou de industrie worden gestimuleerd klimaatmaatregelen te nemen. Tegelijk vermindert elk jaar het aantal beschikbare certificaten met 1,74 procent, en na 2021 met 2,2 procent. Dat systeem moet de uitstoot verminderen met 43 procent tegenover 2005. Minder aanbod aan certificaten, dus een hogere prijs, was het idee.
Om te vermijden dat de Europese industrie met een concurrentienadeel werd opgezadeld, wordt een deel van de rechten gratis uitgedeeld. De toewijzing gebeurde op basis van de capaciteit van de installaties. In principe krijgt een fabriek die het gemiddelde haalt van de 10 procent meest milieu-efficiënte installaties, al haar rechten gratis. De Belgische bedrijven kregen vorig jaar voor 32 miljoen ton gratis rechten. Dat dekte grotendeels de uitstoot. Ook al omdat de economie sinds 2013 minder goed draaide, waardoor er overschotten waren.
Europa grijpt in
Mee daardoor bleef het ETS jarenlang een systeem zonder veel impact, met een marktprijs tussen 4 en 8 euro. Daar lijkt nu verandering in te komen. Voor een deel is de prijsopstoot te wijten aan de aantrekkende economie. Die vertaalt zich in een grotere vraag naar elektriciteit en producten, en dus ook naar uitstootcertificaten. “Maar de hoofdreden is het ingrijpen van Europa op de markt”, zegt Els Brouwers, hoofd energie, klimaat en economie bij de chemiefederatie essenscia.
De Europese Commissie besliste een aantal rechten in een reserve te stoppen en alle overschotten boven een bepaalde drempel te vernietigen. Dat lost de overschotten uit het verleden op, maar verkleint de mogelijkheden om economische cycli of extra uitstoot tijdens een innovatietraject op te vangen.
“In de volgende fase, die loopt van 2021 tot eind 2030, wil de Commissie een dynamischer systeem voor toewijzing inbouwen”, geeft Brouwers mee. “Als de productie aantrekt, krijg je rechten bij; zwakt ze af, dan krijg je er minder. Dat wil zeggen dat er ook geen overschotten meer worden opgebouwd bij de bedrijven. Maar door de vernietiging van overschotten hebben we nu wel min of meer een abonnement op hoge prijzen. De hoeveelheid emissierechten in de markt zou ook dynamischer moeten worden afgestemd op de productie. Nu stoten we minder uit, maar moeten we toch meer betalen.”
De industrie maakt zich zorgen over de onduidelijkheid voor 2021. “De sectoren worden minder geïnformeerd over de plannen. De nieuwe benchmark, het niveau waarop de meest koolstofefficiënte installaties al hun rechten krijgen, is nog niet bepaald. Het is belangrijk dat de industrie uitdagende, maar haalbare doelstellingen krijgt opgelegd. Anders dreigt een averechts effect, waarbij bedrijven geen ademruimte hebben om te investeren in klimaatvriendelijke innovaties.”
De klant betaalt
Ook wil essenscia dat er wordt nagedacht over een andere aanpak voor industriële bedrijven dan voor de energiesector. “Die zijn per definitie niet blootgesteld aan niet-Europese concurrentie, want ze produceren hier stroom voor de markt hier. De kosten voor hun CO2-uitstoot rekenen ze gewoon door aan hun klanten. De gezinnen en bedrijven betalen hun factuur. Meer zelfs: hoe hoger de CO2-prijs, hoe hoger de prijs voor elektriciteit, en hoe meer ze verdienen met wind-, zonne- en kernenergie, want die stoten geen CO2 uit. Zij pleiten voor een hogere CO2-prijs, wij voor een haalbaar kader.”
Dat klopt niet helemaal, vindt Marc Van den Bosch, de algemeen directeur van de Federatie van Belgische Elektriciteits- en Gasbedrijven (Febeg). “Een hogere CO2-prijs helpt vooral gas te bevoordelen tegenover de vervuilendere kolencentrales. Het maakt ook dat hernieuwbare energie minder steun nodig heeft. Ik heb veel begrip voor de energie-intensieve bedrijven. Maar wij kunnen die certificaten niet lineair doorrekenen aan de eindgebruiker. In België zijn er veel vaste contracten van één tot drie jaar. Wij zijn gebonden aan die prijs. Bovendien is de concurrentie op de Belgische markt heel hard. Daardoor zijn de marges laag, en kunnen niet alle kosten worden doorgerekend.”
Koolstofheffing
Het bedrijfsleven wapent zich voor nieuwe uitstootheffingen. In de bijdrage die ze overhandigde aan Bart De Wever voor het Vlaamse regeerakkoord 2019-2024 pleit de administratie voor een koolstofheffing. De bedoeling is fossiele brandstoffen zwaarder te belasten dan duurzame alternatieven. De CO2-taks zou er op Belgisch en Vlaams niveau moeten komen. “Wij zijn daar niet a priori tegen, maar het mag geen dubbele belasting worden”, zegt Van den Bosch. “Je kunt de ETS-bedrijven geen twee keer belasten voor dezelfde uitstoot.”
De extra belasting komt er wellicht op producten. “Je kunt het ETS-systeem, met alle administratie en monitoring, niet uitbreiden naar kleinere bedrijven”, zegt Brouwers. Maar ze waarschuwt ook. “De accijnzen op diesel zijn eigenlijk al een CO2-taks. Maar effectief is die nooit geweest. Je moet normen opleggen, maar ook voor alternatieven zorgen. Je moet kijken of een maatregel efficiënt is, maar ook effectief: doe je echt iets aan de emissies? Je kunt mensen niet uit de auto jagen als ze er met het openbaar vervoer drie keer langer over doen.”
Ze pleit voor voorzichtigheid. “Voor je CO2-importheffingen aan de grens invoert, moet je twee keer nadenken. Het ETS-systeem helpt al niet om investeringen van grote bedrijven aan te trekken, maar handelsoorlogen zijn helemaal geen oplossing. Andere werelddelen kunnen tegenmaatregelen treffen, en producten of sectoren viseren en belasten. Voor de Belgische welvaart is dat geen goede zaak.”
Brussel is de winnaar
Een flink deel van de opbrengst van de Europese emissiecertificaten vloeit terug naar de lidstaten. De verschillende overheden moeten minstens de helft van dat geld aan klimaatmaatregelen spenderen.
Zo kreeg België vorig jaar 382 miljoen euro uitgekeerd. Dat is 237 miljoen meer dan in 2017. Al wijst Els Brouwers van essenscia op een eigenaardigheid in het systeem. “De toewijzing van de inkomsten is gebaseerd op de emissies van de lidstaten in de periode 2005-2007. Dat betekent dat Frankrijk, dat dankzij zijn nucleair park de milieuvriendelijkste energiemix heeft, een pak minder krijgt dan Duitsland, dat zich bevoorraadt met steenkoolcentrales.”
Opvallend is de verdeling. Hoewel 70 procent van de ETS-bedrijven in Vlaanderen zijn gevestigd, vloeit slechts 52,76 procent van de opbrengsten naar het Vlaams Gewest. Wallonië krijgt 30,65 procent, het federale niveau 9,05 procent. De grote winnaar is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat amper ETS-bedrijven telt, maar toch 7,54 procent van het budget krijgt toegewezen. Die verdeling is afgesproken in de nasleep van het klimaatakkoord van Parijs in 2015, waar België nog altijd geen akkoord had over de interne verdeling van de lasten en lusten voor de periode 2013-2020.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier