China verhoogt wettelijke pensioenleeftijd tot 63 jaar in eerste aanpassing sinds 1978: ‘Toch werken Chinezen langer dan wij’
China zal de pensioenleeftijd voor het eerst sinds 1978 geleidelijk verhogen. In de komende vijftien jaar zal de pensioenleeftijd voor mannen worden opgetrokken van 60 naar 63 jaar. Vrouwen zullen moeten werken tot 58 jaar, terwijl ze nu nog met pensioen kunnen gaan tussen 50 en 55 jaar. Toch werken Chinezen gemiddeld langer dan wij. Hoe komt dat? En waarom was het zo moeilijk om de leeftijd op te trekken?
Chinezen moeten langer werken om recht te hebben op hun wettelijke pensioen. Het Chinese nieuwsagentschap Xinhua meldt dat het hoogste wetgevende orgaan daarvoor vrijdag de plannen heeft goedgekeurd, weet Reuters. De overheid versnelt een hervorming van de verouderde wet uit 1978. De hervorming is dringend nodig, aangezien het aandeel van de werkende bevolking al jarenlang krimpt. Op dit moment vertegenwoordigen 65-plussers amper 14,2 procent van de bevolking, maar in het volgende decennium maakt het aantal ouderen 30 procent van de bevolking uit, blijkt uit cijfers van de staatzender CCTV. Ter vergelijking: in Vlaanderen zijn momenteel 21 procent van de mensen 65 jaar of ouder.
In China ontstaat er dus een groot tekort aan arbeidskrachten, en dat is nu al voelbaar in bepaalde provincies. “China zit met een enorm demografisch probleem. Het land probeert al jaren om de bevolkingsgroei te stimuleren, maar dat is zonder enig succes”, zegt Dorien Emmers, sinoloog aan de KU Leuven. Voor haar verklaring keert ze terug naar de jaren vijftig van de vorige eeuw, naar het regime van de Chinese dictator Mao Zedong. “In die tijd werd het hebben van een groot gezin gestimuleerd. Meer handen betekende immers meer productiekracht en dus een snellere economische groei. Tot uit een volkstelling in 1953 bleek dat er meer mensen waren dan gedacht, en er te veel monden waren om te voeden. Er zijn naar schatting 30 tot 45 miljoen Chinezen omgekomen van de honger tijdens de Grote Sprong Voorwaarts. Om de bevolkingsaantallen onder controle te krijgen, is in de jaren zeventig uiteindelijk het bekende eenkindbeleid ingevoerd. Die maatregel werd in 2014 versoepeld tot een tweekindbeleid en sinds 2019 zijn drie kinderen per gezin toegestaan. Maar de realiteit is dat het merendeel van de Chinezen niet meer dan één kind wil. Ze zijn zelf opgegroeid in een klein gezin waarin beide ouders werkten. Ze vrezen dat het hebben van meerdere kinderen een te grote impact heeft op hun levenskwaliteit.”
Elf van China’s 31 provinciale regio’s kampen al met pensioenbudgettekorten, blijkt uit gegevens van het ministerie van Financiën. Zonder verdere hervormingen zou het pensioensysteem tegen 2035 failliet gaan. “China tekent in Peking de krijtlijnen uit voor zijn economische doelstellingen”, legt Emmers uit. “Maar de concrete uitwerking van de maatregelen waarmee die doelstellingen moeten worden gehaald, gebeurt op de lagere administratieve niveaus. Dat levert problemen op, omdat China economisch en demografisch een zeer divers land is. De economische rijkdom is vooral te vinden aan de sterk verstedelijkte oostkust, terwijl het land veel armoede kent in het centrum, dat vooral van landbouw leeft. In die provincies zijn de pensioenbudgetten vandaag al op en mensen hebben er maar beperkt toegang tot kwalitatieve sociale voorzieningen. Vanwege een gebrek aan economische opportuniteiten, kozen mensen uit die regio’s er tijdens de voorgaande decennia vaak voor om als arbeidsmigrant in rijkere, oostelijke kuststeden te gaan werken. Als arbeidsmigranten waren ze in feite een soort van tweederangsburgers in die steden met relatief lage lonen en beperkte toegang tot sociale voorzieningen. Nu keren ze terug naar hun minder ontwikkelde streek van afkomst, waar ze ook nu weer een relatief laag pensioen ontvangen.”
Lage pensioenleeftijd, langer aan het werk
Met zo’n urgent demografisch probleem verwacht je dat China sneller schakelt, maar het is sinds 1978 geleden dat de wettelijke pensioenleeftijd in het land is opgetrokken. En het ingrijpen gaat maar heel geleidelijk, over een periode van vijftien jaar. Vooraf werd al jarenlang over de maatregel gediscussieerd, zonder succes. In België daarentegen werd in 2015 beslist over een hogere pensioenleeftijd, zonder enige discussie vooraf. De maatregel maakte deel uit van het regeerakkoord van de Zweedse coalitie. Waarom was het dan een moeilijke stap in het autoritaire China?
Daarvoor verwijst Emmers naar de druk vanuit de lagere sociale klassen, vooral de arbeidsmigranten. “Ondanks de lage wettelijke pensioenleeftijd, werken Chinezen gemiddeld langer dan wij. De gemiddelde Belg stopt op 61-jarige leeftijd met werken, maar in China werkt men tot 66 jaar, blijkt uit cijfers van de OESO. Mensen uit de lagere sociale klassen en de middenklasse kunnen het zich vaak niet veroorloven te stoppen met werken op hun 60ste of zelfs hun 63ste. Dat komt omdat het pensioensysteem en de sociale zekerheid nog altijd niet goed zijn uitgebouwd in China. Arbeidsmigranten zijn pensioengerechtigd, als ze gedurende 15 jaar officieel tewerkgesteld werden door een werkgever die sociale lasten voor hen betaalden. Velen van hen vrezen dat ze hun opgebouwde pensioenrechten zullen verliezen door het verlaten van de pensioenleeftijd.”
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Clash tussen generaties
Een kritiek die op Chinese sociale media weerklinkt, is dat oudere werknemers gediscrimineerd worden op de arbeidsmarkt. De overheid belooft dat probleem aan te pakken. “Discriminatie op basis van leeftijd is ook in België niet onbekend, maar in China is het van een heel ander niveau”, zegt Dorien Emmers. “Het aandeel hoogopgeleiden in jongere generaties is enorm toegenomen de laatste decennia, terwijl het opleidingsniveau in veel oudere generaties Nog veel lager ligt. Jongeren kijken dus wel eens neer op de oudere generaties.”
Nochtans blijkt uit de uitleg van Emmers dat de oudere generatie met meer laagopgeleiden een grotere rol kan spelen in het oplossen van China’s arbeidsmarktproblemen. “Er is momenteel een grote mismatch op de arbeidsmarkt. Hoogopgeleide jongeren willen geen handenarbeid in de fabrieken verrichten, terwijl er nog altijd veel vraag is naar laaggeschoolde arbeiders”, zegt de sinoloog. “De oudere generatie werkte 10 à 12 uur per dag en zes dagen op zeven – of zelfs zeven op zeven wanneer dat nodig was – maar die groep wordt steeds kleiner. Veel hoogopgeleide jongeren mikken op een kantoorjob met betere arbeidsvoorwaarden en verloning, maar er zijn te weinig banen in nieuwe sectoren zoals de financiële en de dienstensector. Door deze mismatch gaan een hoge jeugdwerkloosheid en een tekort aan arbeidskrachten in de industrie en bouwsector op dit moment hand in hand in China.”
Iets meer dan 17 procent van de Chinezen van 16 tot en met 24 jaar is werkloos, meldde het nationale statistiekbureau van China in juli. Om jongeren aan een baan te helpen, zodat ze mee hun schouders zetten onder de sociale zekerheid, heeft de Chinese overheid een reeks initiatieven aangekondigd. Het opvallendste is dat kinderen sinds enkele jaren minder huiswerk krijgen en ook het aantal naschoolse bijlessen is verminderd. “De belangrijkste drijfveren achter deze beslissing is om de druk op studenten te verlichten, maar zeker ook om de financiële druk op gezinnen te verlagen. Door de kostprijs van onderwijs te verlagen, hoopte de overheid wellicht dat meer ouders zouden overwegen om meerdere kinderen te krijgen”, verklaart Emmers. Tegelijk maakte Peking in maart bekend dat het de doelstelling heeft om 12 miljoen nieuwe banen te creëren. Dat wil China doen door vooral kleinere bedrijven te helpen geschikt personeel te vinden en door massaal jobbeurzen te organiseren. Of de maatregelen ook effectief zijn, moet de komende jaren duidelijk worden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier