China moet inzetten op consumptie
Het Chinese Staatscircus heeft een ijzersterke reputatie. Verbluffende acts, perfect gesynchroniseerde choreografieën en acrobaten die zelfs op de Olympische Spelen niet zouden misstaan. De groeiprestaties van de Chinese economie het afgelopen jaar kunnen minstens even indrukwekkend genoemd worden: een knap staaltje van coördinatie, ijzersterk en door de rest van de wereld met verstomming gadegeslagen. Spijtig genoeg heeft China een unieke kans gemist om uitgerekend die evenwichtsoefening op te voeren waarop heel de wereld wacht…
Terwijl de wereldeconomie dit jaar voor de eerste keer sinds de Tweede Wereldoorlog krimpt, vertraagt de economische groei in China niet of nauwelijks. In 2008 groeide de wereldeconomie nog met 3 procent en volgens het IMF kijken we dit jaar aan tegen een krimp van 1,1 procent. Niets van dat alles voor China: het land groeit dit jaar wellicht met 8,5 procent. In vergelijking met een groei van 9 procent in 2008 is dat zelfs nauwelijks een vertraging te noemen.
Wat deze krachttoer dubbel indrukwekkend maakt, is de voor China bijzonder moeilijke externe omgeving. Na het faillissement van Lehman Brothers in september vorig jaar klapte de wereldhandel volkomen in elkaar: de invoer van geïndustrialiseerde landen (de belangrijkste klanten van China) zal dit jaar terugvallen met bijna 14 procent. Voor uitvoergerichte economieën komt dit neer op het onderuitschoppen van het steunbeen. Andere grote uitvoerders zoals Duitsland of Japan gingen dan ook hard onderuit en zien hun economie dit jaar krimpen met meer dan 5 procent. China is echter, zonder een krimp te geven, van het exportbeen op het investeringsbeen gesprongen. Minder dan twee maanden na het faillissement van Lehman Brothers was 4000 miljard yuan (392 miljard euro) vrijgemaakt om de economie gedurende twee jaar te ondersteunen. Dat komt overeen met 16 procent van het bbp van 2007. In relatieve termen (in verhouding tot het bbp dus) heeft overigens alleen Saoedi-Arabië een omvangrijker relanceplan. Het overgrote deel van het Chinese plan is voorbehouden voor investeringen in infrastructuur en slechts een beperkt deel gaat naar het ondersteunen van lokale consumptie of het uitbouwen van de sociale zekerheid. Het investeringsplan heeft duidelijk als bedoeling om de tijdelijke buitenlandse vraaguitval te compenseren tot de wereldhandel zich herstelt en suggereert allesbehalve dat China zijn uitvoergerichte groeistrategie wil herzien.
Het afgelopen decennium heeft China een onmetelijke rijkdom vergaard door massaal in te zetten op een uitvoergeleide groeistrategie. Terwijl in 2001 de buitenlandse reserves van China nauwelijks 216 miljard dollar bedroegen, zijn die nu opgelopen tot meer dan 2000 miljard dollar.
Deze massale accumulatie van rijkdom was alleen maar mogelijk omdat Joe Sixpack aan de andere kant van de Stille Oceaan zich tegelijk in de schulden stak. De Verenigde Staten hebben jarenlang boven hun stand geconsumeerd, hierbij geholpen door kunstmatig goedkoop krediet. China heeft jarenlang boven zijn stand geproduceerd, hierbij geholpen door kunstmatig goedkope inputs: wisselkoers, arbeid en milieu. Deze vicieuze ‘Chimerica’-symbiose was verantwoordelijk voor een onevenwichtige wereldeconomie en heeft de crisis mee in de hand gewerkt. Als de G20 in Pittsburgh pleitte voor een evenwichtiger wereldeconomie, wordt gedoeld op de VS en China. De VS moeten meer sparen en minder consumeren. Chinezen daarentegen moeten meer consumeren en minder sparen.
En daar wringt het schoentje: de Chinezen zijn zowat de grootste spaarders ter wereld. Spijtig genoeg volkomen terecht. Gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting moet de gemiddelde Chinees in belangrijke mate zelf betalen. Hij wil wel consumeren, maar het ontbreken van een uitgebouwde sociale zekerheid, betaalbaar onderwijs en toegankelijke kredietverlening maakt het noodzakelijk om voldoende te sparen. Vandaag is de binnenlandse consumptie in China goed voor 35 procent van het bbp, minder dan de helft van het aandeel in de Verenigde Staten.
Alleen als de Chinese overheid bewust en massaal inzet op het ontwikkelen van de binnenlandse consumptie en niet langer alleen uitpakt met haar uitvoermodel, kan de wereldeconomie opnieuw evenwichtiger worden. De reusachtige investeringsplannen van het afgelopen jaar zijn dan ook een gemiste kans.
De Chinese uitvoer- en investeringsact verbluft de wereld telkens opnieuw, maar voor China zelf is het ondertussen een koud kunstje. Het consumptienummer is veel moeilijker aan te leren en vergt een veel grotere politieke en economische durf. Pas wanneer het land die routine onder de knie heeft, zal de wereldeconomie terecht kunnen applaudisseren.
DE AUTEUR IS CHIEF ECONOMIST VAN PETERCAM.
Peter De Keyzer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier