CEO’s denken steeds groener
De Belgische bedrijven vinden de milieuwetgeving niet te streng, maar vinden wel dat de overheid duurzaam ondernemen te weinig stimuleert. Dat blijkt uit een enquête van Trends en Business & Society.
“Milieu is geen zaak voor grote bedrijven alleen”, concludeert Caroline Godts van Business & Society, het netwerk voor corporate social responsibility dat bij de enquête van Trends over green business was betrokken. “Bovendien vinden bedrijfsleiders het milieu belangrijk voor de toekomst van bedrijven en dat is een hoopgevende vaststelling.” Kristof Dewaele, professor aan de Katho, gespecialiseerd in maatschappelijk verantwoord ondernemen, valt het dan weer op “dat bedrijven zich ook vaak vergroenen op vraag van de klant” .
1. Groen is belangrijk
Voor driekwart van de bedrijven is de milieuproblematiek redelijk tot zeer belangrijk. Amper 7 procent bestempelt het thema als onbelangrijk, al kondigt de helft van die groep aan dat dit in de nabije toekomst verandert. Bij drie op de tien bepaalt milieu mee de beleidsstrategie en de helft vindt dat het groene thema voelbaar is in de dagelijkse werking.
De respondenten zijn ook steeds meer doordrongen van het belang van green business. Twee derde vindt het belangrijk voor de toekomst van de samenleving, een kleine helft voor de toekomst van de bedrijven. Dat laatste aspect weegt zwaarder door in Vlaanderen (56,8 %) dan bij de Franstalige respondenten (30,3 %). Dat is logisch, vindt Dewaele. “Vlaanderen is een intensievere samenleving. Bedrijven liggen dicht bij woongebieden en zijn dus verplicht om de samenleving bij hun functioneren te betrekken.” Een klein derde ziet er ook concurrentiële voordelen of nieuwe producten in en iets minder dan een vierde hoopt op nieuwe inkomsten.
2. De baas beslist
De helft van de bedrijven heeft een milieustrategie ontwikkeld, al laat slechts 10 procent die ook certifiëren volgens de ISO 14001-norm. Dewaele: “Voor kleine bedrijven is dat ook een grote stap.” Bij nog eens één op de drie worden er plannen gemaakt om een milieustrategie te ontwikkelen.
De doelstellingen voor de milieustrategie worden vooral bepaald door de CEO (60 %). Dewaele: “Dat is belangrijk. Is de bedrijfsleider overtuigd, dan is de kans groter dat de strategie ook wordt geïmplementeerd.” In een derde van de gevallen spelen ook de raad van bestuur en de milieucoördinator een rol. Vooral voor die laatste is dat lang geen slechte score, want amper vier op de tien bedrijven heeft een milieucoördinator. Conclusie: de milieucoördinatoren die er zijn, wegen bijna allemaal op het milieubeleid.
3. Energie eerst
De onderzoekers vroegen ook naar eventuele hindernissen bij de implementatie van milieu-investeringen. Een klein derde van de ondernemingen geeft, bij gelijke opbrengst van de geïnvesteerde middelen (ROI), voorrang aan milieugerelateerde projecten. Eén op de tien doet dat zelfs wanneer de ROI slechter is dan bij andere projecten. “Een positief signaal”, meent Godts. “Of een vorm van idealisme, maar die consistent is met het belang dat de CEO’s eraan hechten”, oordeelt Dewaele.
Net iets minder dan één op de drie geeft bij gelijke opbrengst, voorrang aan rendementsverbeterende of kostenbeperkende maatregelen. En telkens iets meer dan één op de tien klaagt over technische moeilijkheden, de te lange duur vooraleer een milieu-investering rendeert, de verwarring over de industriestandaarden en ecolabels, en de grootte van milieu-investeringen.
Bij drie vierde van de bedrijven bedragen milieu-investeringen minder dan 10 procent van de totale investeringen, al heeft dat wellicht te maken met de grootte van de bedrijven en het relatief grote aantal dienstenbedrijven. Vier op de tien ondernemers verwachten overigens dat het percentage blijft toenemen. Waar gaat dat investeringsgeld naartoe? In de eerste plaats naar maatregelen voor energiebesparing, waar 81 procent al in heeft geïnvesteerd of dat wil doen. Zonne-energie (45,7 %), waterrecuperatie (28,9 %), warmtepompen (26,2 %), WKK’s (12,7 %) en windenergie (12,3 %) vervolledigen de lijst.
4. CO2-afdruk
Slechts een op de acht bedrijven meet zijn CO2-afdruk, maar bijna één op de vijf is wel zinnens dat in de toekomst te doen, terwijl nog eens 15,5 procent de milieu-impact op een andere manier meet. Dewaele had die percentages hoger verwacht. “Het is geen moeilijke oefening. Maar omdat er meer en meer gebeurt op dat terrein, wordt de onduidelijkheid over de beste berekeningsmethode ook groter. Misschien is er ook sprake van een zekere CO2-moeheid: we moeten al zo veel doen, moet dit ook nog?”
Van de bedrijven die hun ecologische voetafdruk meten, doet driekwart dat omdat het past in de bedrijfsstrategie en een klein derde om het imago te verbeteren. Zowat 45 procent streeft naar een minimale CO2-uitstoot, terwijl nog eens 16,7 procent dat in de toekomst van plan is.
5. Wetgeving is niet streng…
De respondenten kregen ook een aantal stellingen voorgelegd. Daaruit blijkt dat amper 30 procent de milieuregelgeving te streng vindt. Zowat de helft van de ondervraagden vindt dat milieu-investeringen een positief effect op de winst hebben. Toch merkt bijna drie vierde op dat ze slechts op lange termijn worden terugverdiend. Twee derde meent dat een CO2-arme economie voor België belangrijk is om zich te handhaven in de wereldeconomie. Slechts 20 procent vindt dat duurzaam ondernemen een zaak is van de grote bedrijven. Godts vindt dit laatste bemoedigend: “Het betekent dat ook de kmo’s vinden dat er niet alleen voor grote bedrijven opportuniteiten zijn.”
Wetgeving wordt het vaakst (73 %) genoemd als drijfveer achter de milieustrategie van de ondernemingen. De bedrijfsvisie, en het positieve imago dat kan worden uitgespeeld als een competitief voordeel, scoren ook bij meer dan de helft van de ondervraagden. “Wie het puur voor het concurrentievoordeel doet, doet eigenlijk aan greenwashing, want dat voordeel speel je op termijn kwijt”, vindt Dewaele. Wanneer echter wordt gevraagd naar wat de belangrijkste factor is bij een beslissing, blijkt toch de bedrijfsvisie door te wegen, voor wetgeving en – op ruime afstand – het competitieve voordeel door een positief imago.
De onderzoekers vroegen ook naar de belangrijkste factoren voor duurzaam georiënteerd ondernemen. De grootste invloed, zo blijkt, gaat uit van de visie van de CEO (66,3 %), de bedrijfsvisie (61,1 %), imago en reputatie (55,6 %), het consumentenbewustzijn (45,2 %), de terugverdientijd van de duurzaamheidsprojecten (42,1 %), een stimulerend wettelijk kader (42,1 %), de beschikbaarheid van kapitaalincentives (lees: subsidies en dergelijke, 41,7 %) en ten slotte de druk van stakeholders zoals burgers en ngo’s. Dewaele: “Mijn conclusie? De overheid wordt te weinig als stimulerend gezien. Er zijn subsidies, maar misschien willen ondernemers iets anders, ervaren ze de voorwaarden voor subsidies als te beperkend. De wetgeving is niet te streng, maar ze stimuleert evenmin.”
luc huysmans
Slechts 31,7 procent vindt de milieuwetgeving te streng.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier