Centrale banken vechten tegen zichzelf

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

De beursoptimisten klasseren de recente appelflauwte op de aandelenmarkten als een langverwachte en gezonde correctie. Over zes maanden is iedereen vergeten waarover men zich druk maakte en zijn de verliezen goedgemaakt. Maar voor de pessimisten laat deze turbulentie een wrange smaak na. Het is een nieuwe waarschuwing dat het vet van de beurssoep is en dat de fundamenten onder de jarenoude beurshausse verbrokkelen.

Overleven de beurzen bijvoorbeeld een krapper geldbeleid? De programma’s van geldverruiming in de Verenigde Staten, Europa en Japan haalden de voorbije jaren de risicovrije rentevoeten onderuit, waardoor beleggers in een speurtocht naar enig rendement onder meer bij aandelen uitkwamen. De waarderingen op de beurzen liepen op, zeker in de VS, al bleven Europese aandelen tot vandaag nog redelijk geprijsd (lees ook blz. 114). Maar het is niet omdat een fles ketchup van twee liter dubbel zo duur is als een fles ketchup van een liter, dat de ketchup juist geprijsd is. Als de rente kunstmatig laag wordt gehouden, dan zijn ook aandelen kunstmatig goedkoop. Een krapper geldbeleid en een stijgende langetermijnrente zouden dan pittige koersdalingen uitlokken. Een hogere rente zou ook op een gezondere economie wijzen, maar de financiële markten zijn zo verslaafd geraakt aan gratis geld, dat serieuze ontwenningsverschijnselen bijna onvermijdelijk zijn. De volatiliteit nam niet toevallig toe in aanloop naar de eerste renteverhoging door de Amerikaanse centrale bank die mogelijk in september een feit wordt.

De beursturbulentie vertelt dat de markten ook twijfelen aan de mondiale groeivooruitzichten, en dat er gewoon te weinig groei is om deze waarderingen op de beurzen goed te praten. Het is geen toeval dat het vuur aan de beurslont werd gestoken toen twijfels rezen over de gang van zaken in de Chinese economie na de onverwachte Chinese devaluatie twee weken geleden. Ook de meeste ontluikende markten hebben het bijzonder moeilijk nu lage grondstofprijzen en wegebbende kapitaalstromen de schadelijke invloed van het vaak nog slechte beleid en de zwakke instituties genadeloos blootleggen. In Europa gaat het beter, maar ondanks alle rugwind blijft de groei beperkt tot ongeveer 1,5 procent. Dat is povertjes. De Amerikaanse economie toont meer veerkracht, maar toch is dit het zwakste herstel uit de naoorlogse geschiedenis. De mondiale groei slaagt er niet meer in de kaap van 4 procent te nemen en de wereldhandel stagneert. Dat is nog geen reden tot paniek, maar er zit wel nog veel zand in het raderwerk.

De centrale banken hebben, in hun ongetwijfeld goedbedoelde poging om de economie aan te trekken, niet alleen veel geld, maar ook veel van dat zand rondgestrooid. Een lange periode van een te soepel geldbeleid leidt tot een slechte allocatie van middelen. Deze economische doodzonde wreekt zich op termijn altijd. In het vorige decennium vloeide te veel geld naar de onproductieve huizenmarkten, nu heeft het geld in te dichte drommen een bestemming gevonden bij de bedrijven van de groeilanden. Daaruit volgt een hardnekkige overcapaciteit in diverse sectoren, met een globale deflatoire trend als resultaat. De centrale bankiers vechten dus tegen een tegenstander (deflatie) die ze zelf bewapend hebben. Het is een kwalijke gewoonte van het Westen.

De financiële markten kunnen ook niet anders dan akte nemen van de chaos op de wisselmarkten. In een wereldeconomie die nog altijd kampt met een gebrekkige vraag en amechtige handel, is het iedereen voor zich en God voor allen. De economische grootmachten proberen elkaar vliegen af te vangen door doelbewust de waarde van hun munt onderuit te halen. Een goedkopere munt maakt de export gemakkelijker en verscherpt de concurrentiekracht. Een heel soepel geldbeleid is daarbij het geliefkoosde wapen. Geen enkele centrale bank zal openlijk zeggen dat ze een lagere wisselkoers nastreeft, de feiten vertellen een ander verhaal. Ook hier vechten de centrale banken tegen zichzelf.

Voor een land kan deze strategie lonend zijn, maar als iedereen devalueert, dan komt niemand vooruit. Integendeel, per saldo wordt de wereldeconomie daar slechter van door de toenemende onzekerheid en het stijgende onderlinge wantrouwen. Iedereen slooft zich uit voor de eigen binnenlandse economische noden, maar niemand bekommert zich om het totale plaatje. Van enige beleidscoördinatie tussen de grote economische blokken is geen sprake. Voor bedrijven zijn de stabiliteit en de zichtbaarheid helemaal zoek. Dat is niet bevorderlijk voor de economische groei. De optimisten zullen het gelijk aan hun kant krijgen als de wereld een beleid van monetaire hocuspocus kan inruilen voor een beleid dat productiviteitswinsten en duurzame groei bevordert. Dat is niet vanzelfsprekend. De beursbeer blijft op de loer liggen.

DAAN KILLEMAES

De centrale bankiers vechten tegen een tegenstander die ze zelf bewapend hebben.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content