Bye bye crisis

Terwijl de eurozone nog worstelt met een hoge werkloosheid, maken de Britten zich op voor een jaar van sterke economische groei. Een Britse industriële renaissance is nog ver weg, maar het land heeft wel een internationaal zeer competitieve dienstensector.

Het Britse Rekenhof verwacht dit jaar een groei van 2,4 procent, na een duidelijke verbetering van de economie in de tweede jaarhelft van 2013. Citigroup verwacht zelfs dat de groei richting 3 procent zal gaan. Dat betekent dat de Britse werkloosheid eind dit jaar onder 7 procent duikt.

In tegenstelling tot de VS is de Britse werkloosheid niet gezakt omdat veel mensen ontmoedigd de arbeidsmarkt verlaten en geen job meer zoeken. De Britse participatiegraad zit in de lift. Het cijfer staat ook in schril contrast met de eurozone, waar de werkloosheid 12 procent bedraagt. De economische groei is het sterkst in Londen en het zuidoosten, al wordt verwacht dat ook de andere regio’s dit jaar een sterkere groei kennen dan in 2013.

Het Britse herstel wordt gedragen door de gezinsconsumptie. De stijgende werkgelegenheid en het herstel van de Britse huizenprijzen hebben het vertrouwen van de gezinnen fors opgekrikt en de gezinsconsumptie zit al sinds eind 2011 in de lift. Volgens Vincent Juvyns van J.P. Morgan zijn de Britse consumenten duidelijk optimistischer over de toekomst, wat zich uit in een stijging van de verkoop van duurzame goederen, bijvoorbeeld auto’s.

Lagere reële lonen

Nochtans daalt al zes jaar op een rij het reële gezinsinkomen. De inflatie in het VK blijft hoog, hoger dan de stijging van de lonen. De hoge inflatie wordt onder meer veroorzaakt door de hogere accijnzen op tabak en alcohol en de stijging van de kosten van het onderwijs. In september 2012 werden de toegangsgelden voor het hoger onderwijs fors opgetrokken. De spaarquote van de Britse gezinnen daalt al sinds 2009.

Het tempo waarin nieuwe jobs worden gecreëerd en de aanhoudende daling van de werkloosheid zijn volgens Juvyns een teken dat de reële loongroei de komende jaren weer positief wordt. Ook het consultancybureau PwC gaf in een recent rapport aan dat de reële lonen herstellen vanaf 2015, al zou het reële loonniveau in 2017 nog altijd 6 procent onder dat van 2008 blijven. Die daling van het reële inkomen is volgens PwC een bewijs van de flexibiliteit van de Britse arbeidsmarkt. Het maakt dat de Britse werkloosheid een pak lager is dan op het Europese vasteland, al ging dit gepaard met een stagnerende arbeidsproductiviteit. Op die manier bleef het verlies aan jobvaardigheden beperkt.

Diensten domineren de Britse economie: ze staan in voor 80 procent van het bruto binnenlands product (bbp) en van de jobs. Het belang van de industrie in het Britse bbp is gedaald naar 10,1 procent in 2012, tegenover 20 procent in 1990 en 30 procent in 1970. In Duitsland maakt de industrie nog 30 procent van de economie uit. Van een herbalancering van de Britse economie is op het eerste gezicht geen sprake.

Toch is de Britse diensteneconomie tijdens de crisisjaren sterk veranderd. Hoewel er geen verschuiving is naar de industrie, is er wel een opmerkelijke verschuiving in de dienstensector zelf. Vóór de financiële crisis was de Britse economie sterk afhankelijk van de financiële sector en van de binnenlandse vraag. Het belang van de financiële diensten in het bbp was in 2009 gezwollen tot 10,7 procent (van minder dan 6 % in 2000). Vandaag is dat teruggezakt naar minder dan 8 procent.

Bovendien daalde ook de afhankelijkheid van de dienstensector van de binnenlandse consumptie. De export van diensten steeg in tien jaar met 106 procent tot 12 procent van het Britse bbp, en de handelsbalans in diensten tekent een overschot op van 5 procent van het bbp. Terwijl de output en de werkgelegenheid in de financiële sector en de overheid sinds 2009 dalen, is de sector voor professionele diensten aan bedrijven met een vijfde gegroeid. Het stijgende overschot op de dienstenbalans heeft geholpen om het Britse handelstekort te doen krimpen van meer dan 3 procent vóór de crisis naar 1,5 procent van het bbp. De vrijmaking van het intra-Europese verkeer in diensten, en een trans-Atlantisch vrijhandelsakkoord, zouden het Britse handelstekort doen dalen.

Een economie volledig op diensten bouwen is niet gemakkelijk. Het is niet eenvoudig om een handelsoverschot in diensten in stand te houden. William Devijlder van BNP Paribas Investment Partners wijst op de lage prijselasticiteit van diensten. “Als de buitenlandse vraag naar jouw diensten, bijvoorbeeld consultancy, afneemt, dan zal je die vraag niet zomaar aanzwengelen door je prijzen te verlagen (via een werkelijke prijsverlaging of een depreciatie van de wisselkoers). De vraag naar consultancy kan bijvoorbeeld dalen door een economische crisis in het buitenland of de daling van de kwaliteit van de geleverde dienst.”

De kwaliteit is de belangrijkste factor, zeker bij de kennisintensieve diensten waarin het VK sterk staat. Dit ligt anders bij de export van goederen, waar de vraag deels aangezwengeld kan worden via een prijsverlaging.

Die gevoeligheid van de export van diensten maakt dat het Britse herstel niet volledig is zonder de industrie. De Britse industriële productie zit nog altijd 10 procent onder het niveau van voor de crisis. De bedrijfsinvesteringen ontgoochelen. De kleine en middelgrote bedrijven hebben het moeilijk om te lenen bij de banken, en Europa, de grootste Britse exportmarkt, worstelt nog met de crisis. Volgens Juvyns ziet het er beter uit voor de Britse bedrijfsinvesteringen. De jongste statistieken wijzen op een sterke groei van de industrie en ook het toenemende vertrouwen bij de consumenten is goed nieuws.

Huizenzeepbel

De hervonden kracht van de Britse economie gaat niet zonder nieuwe zorgen. De sterke stijging van de huizenprijzen, met 8,4 procent in een jaar, doet sommigen vrezen voor een nieuwe kredietzeepbel. Vooral omdat het overheidsprogramma Help to Buy, waarbij de overheid jonge kopers helpt om een huis te verwerven, achter de stijging lijkt te zitten.

Juvyns relativeert de prijsstijgingen. “Vooral in Londen stijgen de prijzen sterk, een markt die gekenmerkt wordt door een chronische schaarste in aanbod en eigenlijk losstaat van de rest van het land. Net als in de VS is er de voorbije jaren heel wat vraag opgekropt gebleven, en die komt nu langzaam weer in de markt. Het herstel van het aantal nieuwe bouwwerven is daar een teken van, maar wijst niet noodzakelijk op een nieuwe kredietgedreven huizenzeepbel. Ook de Bank of England, de Britse centrale bank, is zeer alert geworden voor nieuwe zeepbellen. De overheid heeft bovendien het Help to Buy-programma al hervormd met een verlaging van het gegarandeerde maximumbedrag.

Van die overheid is de komende jaren niet veel te verwachten om de economie te ondersteunen. Hoewel het voorbije jaar het besparingstempo wat werd afgeremd, staan er nog enkele besparingsjaren voor de deur. Het begrotingstekort bedraagt dit jaar naar verwachting nog altijd 3,9 procent. Tegen het eind van dit decennium wil de overheid naar een structureel evenwicht. Dit betekent ook dat de centrale bank niet snel geneigd zal zijn haar rente snel op te trekken, al is het maar om de rentelast van de overheid niet te laten oplopen.

MATHIAS NUTTIN

De gevoeligheid van de export van diensten maakt dat het Britse herstel niet volledig is zonder de industrie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content