Brussel regelt dat wel
Een Europees Wall Street is mogelijk in 2001 al een feit. Brussel kan in dit scenario een hoofdrol vertolken als de back-office voor de aandelenhandel.
TELECOM: TOT DE NEK IN DE SCHULD 21 BIOTECH: DE KWEESTE IS NOG NIET TEN EINDE 22 INFORMATIETECHNOLOGIE: DE NIEUWE GEOGRAFIE 24 RISICOKAPITAAL: GEDURFD OPTIMISTISCH 26 FISCALE AUTONOMIE: MET MATE 28 LOGISTIEK: TRANSPORT OVER DE INFORMATIESNELWEG 29 GUI DE VAUCLEROY: UITDAGINGEN VOOR 2001 32
Wie neemt de Londense beurs over? Dat is de eerste hamvraag voor 2001. Kandidaten genoeg. De Frans-Nederlands-Belgische fusiebeurs Euronext, Deutsche Börse, Nasdaq, OM Gruppen, of misschien zelfs de New York Stock Exchange? Wellicht duiken er nog andere kandidaten op. De Duitse beurs heeft al een poging gewaagd Londen te veroveren, onder de codenaam iX. Dat project heette nog een fusie te zijn, maar ketste af op nationale belangen. Ook de Zweedse financiële dienstengroep OM Gruppen waagde al haar kans. Maar de aandeelhouders van de Londense beurs vonden het Zweedse bod totnogtoe te minnetjes. Aan zet lijken nu dus Euronext en de Amerikaanse technologiebeurs Nasdaq. Euronext zal wellicht eerst zelf naar de beurs moeten trekken om de middelen te verzamelen die nodig zijn om een ernstig bod uit te brengen op de Londense beurs. En Nasdaq probeert al langer vaste voet op Europese bodem te krijgen, voorlopig zonder veel succes. Nasdaq is in Europa voorlopig niet meer dan een sterke merknaam.
Waar de Europese beurswereld in 2000 een aanvang mee nam, zal in 2001 dus zeker zijn vervolg krijgen. Europa timmert aan een eigen Wall Street, al is de weg hobbelig en versperren nationale belangen nog vaak de doorgang. Maar de marktpartijen – beursvennootschappen, zakenbanken en institutionele beleggers – aanvaardden niet langer de hoge transactiekosten die gepaard gaan met de fragmentatie van de Europese beurzen. De belegger is de baas in de financiële wereld en de beursinfrastructuur moet maar volgen. Het staat min of meer vast dat er op termijn één of enkele grote Europese beurzen zullen overblijven.
Het is een paradoxaal gegeven dat voor die ene troon van een centrale beurs steeds meer kandidaten opduiken. Het zijn de snel evoluerende technologische mogelijkheden die nieuwe spelers kansen bieden. Slagen de tradionele beurzen er niet in de kosten van de aandelenhandel te drukken, dan liggen alternatieve handelsplatformen als Easdaq, Tradepoint of Instinet op de loer om de handel naar zich toe te halen. In de VS drummen de nieuwe spelers, de Electronic Communications Networks of ECN’s, de gevestigde waarden NYSE en zelfs Nasdaq steeds meer weg.
De beurzen die het snelst volume en technologie integreren, geven die voorsprong wellicht niet meer uit handen. De combinatie Euronext-London is in staat een dominante positie uit te bouwen, die de andere beurzen bijna zou verplichten om schoorvoetend aansluiting te zoeken. Vandaar ook de interesse van alle partijen in de Londense beurs. Londen heeft vanwege zijn transactievolume de sleutel in handen, maar wist zelf het slot niet om te draaien. Anderen zullen dat daarom in de plaats van Londen doen. De City heeft bovendien de knowhow ter plaatse. Een financieel centrum word je niet van vandaag op morgen.
Dat het kleine Brussel de rest niet van de kaart zou drummen, stond al lang vast. Maar door de eerste dominosteen in de consolidatiegolf om te tikken, kon Brussel een woordje meepraten in het fusieverhaal met Parijs en Amsterdam, in plaats van op termijn toch roemloos te moeten opgaan in een groter geheel. Die zet plaatste Brussel weer op de Europese financiële kaart.
Dat er in Brussel zelfs geen Belgische aandelen meer worden verhandeld – alleen de koerslijsten worden in Euronext Brussel nog geafficheerd – hoeft geen ramp te zijn. Of het centrale handelsplatform in Parijs, Londen, New York of Zwevezele is gevestigd, maakt in dit breedbandtijdperk geen moer uit. Zolang de orders maar worden gecentraliseerd om een liquide aandelenmarkt te scheppen.
Een nationale aandelenmarkt is trouwens verworden tot een anachronisme. Door de invoering van de euro en het wegvallen van de wisselrisico’s schakelden de beleggers over van een landenbenadering naar een sectorbenadering. Institutionele investeerders gooiden hun landenportefeuilles leeg en kochten sectorgewijs de grote Europese aandelen. In Brussel bleken die niet veel voorhanden. Een goede beurs moet alle sectoren aanbieden, Brussel kon dat niet. Vielen de nieuwe-economie-aandelen in de smaak van de beleggers, dan dook de Bel20 naar beneden. Hadden de beleggers dan weer meer appetijt in meer traditionele aandelen, dan herstelde de Brusselse beursindex.
Het bij elkaar brengen van koop- en verkooporder op een tradingplatform is slechts het topje van de ijsberg van een aandelentransactie en zorgt voor slechts een fractie van de kosten.
Institutionele beleggers willen vooral anoniem kunnen kopen en verkopen. Een pensioenfonds dat bijvoorbeeld een pakket Fortis wil verkopen, hangt dat liefst niet aan de grote klok of het krijgt een lagere prijs. De anonimiteit kan worden gegarandeerd door een clearingmechanisme, waarbij de koper en verkoper niet rechtstreeks handelen met elkaar maar dat doen via een centrale tegenpartij. Die tegenpartij neemt alle orders op zich en waarborgt dat voor elke koper een verkoper (en vice versa) wordt gevonden, zonder dat die dat van elkaar weten. Een centrale tegenpartij biedt ook het voordeel dat op het einde van de dag alleen de nettoposities moeten worden verhandeld. De afrekening van die posities, waarbij de aandelen worden betaald en geleverd (de settlement), sluit een transactie dan af.
De clearing en settlement vormen samen de zogenaamde back-office van een beurs. Deze activiteiten vergen heel wat expertise, want ze zijn veel moeilijker dan het eigenlijke traden en kosten daarom ook bijzonder veel. Ruim 80% van de kosten van een aandelentransactie zit in de back-office.
Een pan-Europees clearing- en settlementsysteem bestaat niet. Dat is de achilleshiel van de Europese aandelenhandel en de voornaamste economische reden om beurzen te doen samensmelten. Vandaag is een grensoverschrijdende aandelentransactie in Europa nog tienmaal duurder dan in Amerika, waar bijvoorbeeld wel een centrale tegenpartij de clearing verzorgt.
Dat Brussel het voortouw nam in de Europese consolidatiegolf is geen toeval. België staat van oudsher aan de kop wat betreft de automatisering van de back-office van de financiële instellingen. De fusiebeurs Euronext ontstond uit gesprekken om de clearing- en settlementactiviteiten van de beurzen van Parijs, Amsterdam en Brussel te fuseren. Deze drie waren de enige beurzen die effectief aan clearing deden. Een gestroomlijnde back-office is met andere woorden de sleutel om de aandelenhandel aan te trekken. In Brussel is trouwens ook Euroclear gevestigd, de bank die anders dan de naam laat vermoeden de settlement (niet de clearing) van biljoenen financiële transacties in de wereld doet. ‘De back-office van Europa’ moet misschien de werktitel zijn voor een studie over de toekomst van Brussel als financieel centrum. “Trade abroad en clear at home,” kan de conclusie zijn.
Spelers als OM Gruppen, die oplossingen bouwen voor de back-office van beurzen en banken, mengen zich daarom ook in het spel. Hun strategie kan eruit bestaan potentiële klanten als de Londense beurs over te nemen om van hun transactietechnologie de standaard te maken. Ook het jonge Belgische bedrijf The Capital Markets Company van Rob Heyvaert heeft de ambitie met behulp van de informatietechnologie de architectuur van de financiële markten te hertekenen. Nu is ‘T+3’ nog de standaard, waarbij een financiële transactie binnen de drie dagen wordt vereffend. Capco heeft de ambitie daar T+1 van te maken.
De concurrentieslag die bezig is tussen de beurzen om transactievolume aan te trekken, legt ook een gebrek van de Europese beurswereld bloot. De Verenigde Staten hebben hun Securities and Exchange Commission (SEC) die toeziet op de Amerikaanse aandelenmarkten. In Europa is dat toezicht verspreid over een lappendeken van nationale controleorganen en beursautoriteiten. Er wordt wel eens een oogje dichtgeknepen om toch maar die beursintroductie aan te trekken. Een Europese SEC kan een einde maken aan deze competitie om het meest soepele toezicht. Dat heeft er al toe geleid dat talloze beleggers, in België en Europa, zich de jongste maanden meer dan eens in het ootje genomen voelen door bedrijven die fictieve winstverwachtingen de wereld instuurden of knoeiden met de boeken.
Een zekere mate van concurrentie is echter ook in de beurswereld wenselijk. Naast een Europese superbeurs voor de ‘blue chips’ zal er de komende jaren nog plaats zijn voor nichebeurzen, zoals een pan-Europese groeibeurs bijvoorbeeld. Hoe kan een hele resem small- of midcaps anders de aandacht van de beleggers trekken? Heel wat van deze aandelen moeten het trouwens van nationale investeerders hebben. Voor deze bedrijven is een notering op de thuismarkt van groot belang. Euronext Brussel als nationaal loket van een groter beursgeheel blijft dus zin hebben, ook in 2001.
Daan Killemaes is redacteur bij Trends.
daan killemaes
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier