BONUS VOOR ARTS?

Roeland Byl redacteur bij Trends

Begin september trok de vereniging van de geneesmiddelenproducenten AVGI aan de alarmbel. De farmaceutische producenten voelen zich geviseerd omdat bijkomende besparingen in de ziekteverzekering nodig zijn. Nochtans trok het paarse regeerakkoord de jaarlijks toegelaten stijging van 1,5 % op tot 2,5 %. Ruim onvoldoende, beweert AVGI wier leden in geen enkel beslissingsorgaan van de ziekteverzekering aanwezig zijn. De nieuwe Minister voor Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (SP) legde in een interview met De Standaard andere accenten. Om overconsumptie tegen te gaan, is hij voorstander van een stelsel dat de artsen een bonus toekent als ze minder voorschrijven. Marc Justaert, voorzitter van de Christelijke Mutualiteiten (CM): “Ik denk dat er geen maatregel bestaat die de budgettaire discussie vóór het volgende decennium uit de wereld helpt. Het zal de komende jaren steevast de vraag zijn hoeveel middelen er beschikbaar zijn om de ziekteverzekering betaalbaar te houden voor iedereen.”

TRENDS. De AVGI vraagt vóór 2000 een realistisch budget voor de ziekteverzekering. Waren de prognoses van het Riziv voordien dan zo onrealistisch?

MARC JUSTAERT (CM). Gedeeltelijk wel. Jaarlijks is er een stijging van het geneesmiddelenbudget, ondanks de besparingen die steeds weer worden aangekondigd. Tegelijk is er de paradox dat er geen budgettaire ruimte is voor de terugbetaling van nieuwe geneesmiddelen. Daarom zijn we ook voorstander van een aparte enveloppe voor de goedkeuring van nieuwe geneesmiddelen.

Het internationale onderzoeksbureau IMS Health wijst er in een recente studie op dat in België vaak onoordeelkundig antibiotica worden voorgeschreven. Er is duidelijk een volumeprobleem dat door de hoge kost de terugbetaling van nieuwe geneesmiddelen in de weg staat.

Welke factoren liggen aan de basis van het volumeprobleem?

Er is een gebrek aan objectieve informatie. De geneesmiddelenindustrie is zélf de belangrijkste informatiebron voor een bepaald product. Zij voorzien de artsen via hun verkoopsteam van informatie over de prijs en de aard van hun product maar zwijgen over eventuele alternatieven in de markt. Ik verwijt hun dat niet. Dat is logisch. Wij zien een rol voor de overheid om het medisch corps te voorzien van objectieve informatie over alternatieve producten.

Daarnaast zou méér informatie beschikbaar moeten zijn over wát waarvóór aan wie voorgeschreven wordt. Het zogenaamde Pharmanet – een systeem dat het geneesmiddelenverbruik in België in kaart brengt – moet die functie al enkele jaren invullen. Artsen kunnen dan hun eigen attitude vergelijken met de algemene gegevens en zich aanpassen.

Is de zogenaamde overconsumptie niet het logisch gevolg van een overschot aan artsen die hun patiënten nooit met lege handen naar huis kunnen of durven sturen?

Inderdaad, dat is een tere plek. Daarin zal verandering komen, aangezien nu al twee jaar het aantal aankomende artsen wordt beperkt door de toelatingsproef voor geneeskunde. Natuurlijk gaan er nu stemmen op dat deze maatregel veel te laat is gekomen. Maar vergeet niet dat enkele jaren geleden het klimaat nog anders was en iedereen een numerus clausus zag als een aanslag op democratisch onderwijs.

Vandenbroucke lanceerde het idee om artsen op basis van hun voorschrijfgedrag een bonus toe te kennen. Hoe realistisch is een dergelijke maatregel en kan het Duitse systeem, waar artsen beschikken over een vast voorschrijfbudget, tot voorbeeld dienen?

Een individuele bonus zien we niet zitten. Wij geloven meer in een collectieve aanpak. Een vermindering van de uitgaven in geneesmiddelen zou de artsenhonoraria ten goede moeten komen. Het is natuurlijk nog te vroeg om te reageren op het idee van de minister, maar een constructief gesprek is zinvol. Het is niet mogelijk om iedereen over dezelfde kam te scheren, want niet elke arts heeft hetzelfde patiëntenbestand. Een eerlijk systeem houdt daar rekening mee, sommige artsen hebben meer oudere patiënten of leven in een toxisch gevoelige regio. Dat vertaalt zich in het voorschrijfgedrag.

Voormalig minister van Volksgezondheid Marcel Colla blies de discussie rond substitutie – een goedkoper alternatief middel – in mei ’99 nog nieuw leven in. Is dát niet een manier om de uitgaven te drukken?

De ziekenfondsen zijn in principe niet tegen substitutie, maar eigenlijk zijn artsen en geneesmiddelenindustrie tégen. Apothekers zijn – onder impuls van hun buitenlandse collega’s – stilaan meer voorstander. Wanneer een arts een bepaald middel voorschrijft en de apotheker kan beslissen om een goedkoper generiek middel te geven, kan dat uiteraard een goede zaak zijn voor het gezondheidsbudget, maar er moeten wel goed vastgelegde protocollen zijn die de verantwoordelijkheid afbakenen.

We geloven dat we, naar het Nederlandse voorbeeld, zouden kunnen beginnen met een experiment dat artsen toelaat vrijwillig bepaalde middelen voor te schrijven onder hun stofnaam. Die aanpak maakt een geleidelijke evolutie mogelijk voor de medicijnen die zich lenen tot vervanging door generieken. Toch mogen we niet uit het oog verliezen dat in de discussie het volumeprobleem het belangrijkste element is.

En hoe groot is het gat nu in de begroting van 2000?

We zijn net met het comité van ziekenfondsen samengekomen en naast de 2,5 % stijging in de kosten van de gezondheidsuitgaven – die zijn voorzien in het regeerakkoord – hebben we enkele bijkomende suggesties voor verhoging van het budget. Wij vragen een begroting van 506 miljard frank, terwijl het Riziv slechts 496 miljard voorziet. Zo zijn er elk jaar een aantal besparingen die nooit zijn uitgevoerd – bijvoorbeeld Pharmanet, goed voor 2 miljard frank – maar waarmee telkens wél rekening is gehouden. En daarnaast zijn er ook een aantal recente maatregelen, zoals de financiële tegemoetkoming voor palliatieve zorgen, die hun impact op het budget hebben, maar waarmee de normbedragen van het Riziv nog geen rekening hebben gehouden.

ROELAND BYL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content