Bont ondernemerschap
Onze steden kleuren bont. Ondernemers met verschillende roots gaan er aan de slag. Ze stutten het weefsel van de stedelijke economie, maar leveren ook sociaal zuurstof aan de stad.
Zondagmorgen, 8 uur. De Nationalestraat in Antwerpen ontwaakt. Een vroege vogel laat zijn hond uit, een groepje jongeren neemt de eerste tram, af en toe rijdt een auto voorbij. De aandacht wordt getrokken door twee kleurrijke banieren voor een gevel van wat vroeger een stoffenwinkel was. Vanmorgen staat een uitgebreid assortiment aan patisserie achter de winkelruit. Charif staat in sierlijke zwart-oranje letters op het raam gespeld. De tekening ernaast moet de Arabische vertaling zijn.
De wimpels doen hun werk en tronen nieuwsgierige klanten naar de bakkerij annex koffieroom. Die blijkt ook vandaag van zes ‘s morgens tot acht ‘s avonds open te zijn. Binnen heerst een zondagse gezelligheid en worden Franse baguettes en meergranenbroden, pistolets en koffiekoeken naast hun Marokkaanse varianten gesorteerd. De eigenaar van deze nieuwe zaak is duidelijk niet aan zijn proefstuk toe. Charif heet voluit Charif Omar en is een derdegeneratiemigrant. Achttien jaar geleden begon hij zijn carrière als bakkersgast. Vandaag opent hij de achtste vestiging van zijn eigen bakkerij-croissanterie, een concept dat duidelijk aanslaat.
Robert Kloosterman is professor economische geografie en planning aan de Universiteit van Amsterdam en bekleedt ook de Francqui Leerstoel 2012 rond etnisch ondernemerschap aan de Universiteit Hasselt. Volgens Kloosterman tonen ondernemers als Charif perfect welke rol migranten in de stedelijke economie kunnen vervullen. “Ze beschikken niet enkel over ondernemersvaardigheden, maar ook over een unieke combinatie van zogenaamd cultureel kapitaal. Ze kennen de gebruiken, codes en vocabulaires van verschillende sociale groepen en weten daardoor originele producten en diensten te creëren. Dat kan in de horeca en de retail, maar evengoed in de zakelijke dienstverlening of in meer creatieve sectoren zoals design of hightech. In de hedendaagse economie, die volop de kaart trekt van innovatie en creativiteit, stijgt de waarde van dat culturele kapitaal. Het biedt de ondernemer een concurrerend voordeel, maar draagt ook bij tot een grotere stedelijke dynamiek en competitiviteit.”
Sociale mobiliteit
Het verhaal van Charif steekt nochtans schril af tegen het beeld waarmee etnisch ondernemerschap in steden vandaag nog vaak wordt geassocieerd: minimarkets, kleine eettentjes, telefoon- en nachtshops, vaak geconcentreerd in bepaalde wijken. Robert Kloosterman knikt: “Eigenlijk duik je daar terug in de tijd. Die zaken illustreren het etnisch ondernemerschap zoals het vooral in de jaren tachtig en negentig bestond. Nieuwkomers, vaak zonder scholing of erkend diploma, vonden hier geen werk. Ze werden omzeggens in het ondernemerschap geduwd en startten bedrijfjes op die zich dikwijls aan de onderkant van de markt bevonden. Die markten zijn relatief gemakkelijk toegankelijk, draaien op kleinschalige, laaggeschoolde, arbeidsintensieve productie en hebben vaak geen of een beperkte groeipotentie. Maar zolang de uittocht van gevestigde ondernemers – autochtonen of eerder gearriveerde migranten – er groter is dan de krimp, kunnen zulke markten voor nieuwkomers kansen creëren en een hefboom vormen naar opwaartse sociale mobiliteit. Bovendien vullen etnische ondernemers er heel wat economische leemtes die doorgaans niet door autochtonen worden ingevuld.”
Zo hebben veel Aziaten, waaronder Bangladeshi en Pakistanen, het gat in de markt van de nachtwinkels gezien, weet Anton Van Assche van de Unizo-studiedienst. “Ze bedienen een lokaal publiek op een moment dat andere winkels het voor bekeken houden. Maar ook de Poolse voedingswinkel of de Marokkaanse meubelzaak speelt in op een markt die niet werd bediend. De overheid gaat daar soms nogal meewarig mee om. Ze gelooft niet dat je kan overleven door je enkel te richten op je ‘eigen’ publiek, of ze treedt zeer repressief op. Sommige gemeenten heffen torenhoge taksen die een regelrechte aanslag vormen op de rendabiliteit van de zaak. Andere nemen maatregelen tegen overlast, hoewel de uitbater daar doorgaans weinig aan kan doen.”
Ondersteuning
Van Assche vraagt zich hardop af of er geen doordacht ondersteuningbeleid kan worden opgezet dat die ondernemers in hun niche versterkt. “Veel van die zaken bevinden zich in een soort van overlevingseconomie, die we absoluut niet moeten stimuleren. Maar kwalitatief ondernemerschap, in welke sector ook, is voor de economie essentieel.”
Ook Erwin De Bruyn, directeur van Stebo, gelooft sterk in de kracht van etnisch ondernemerschap in de stad. Stebo is een Limburgse vzw die werkt rond samenlevingsopbouw en sociaaleconomische streekontwikkeling. Ze geeft ook advies en begeleiding aan kandidaat-ondernemers en biedt specifieke trajecten voor nieuwkomers en oudgedienden van de tweede, derde generatie. “Onze roots liggen in het buurtopbouwwerk. Handelaars dragen bij tot het welzijn van hun buurt. Ze zorgen voor ontmoetingskansen en sfeer en hebben doorgaans ook aandacht voor hun wijk. Verloedert de handel, dan gaat de buurt mee de dieperik in.”
Uit cijfers van zowel de OESO als Unizo blijkt dat België meer starters van allochtone dan autochtone afkomst kent. Tegelijk houden ze de zaak ook sneller voor bekeken. Anton Van Assche begrijpt hoe dat komt. “Voor bepaalde mensen is ondernemerschap een negatieve keuze: hun diploma wordt niet erkend, ze vinden geen werk op hun niveau en starten een eigen zaak omdat ze niet op de dop willen staan. Die groep stopt ook sneller als er zich andere kansen voordoen, bijvoorbeeld een werkaanbieding in dienstverband.”
Maar evengoed zie je volgens Van Assche het omgekeerde gebeuren. “In bepaalde culturen, zoals de Congolese, bestaat het werknemerschap omzeggens niet. Wie werk wil, zal dat zelf moeten creëren. Alleen verloopt de weg naar een eigen zaak in het land van herkomst vaak anders dan hier. In Congo begin je bijvoorbeeld en sprokkel je mettertijd je vergunningen bij elkaar. Bij ons heb je voor de start al je papieren nodig als je later geen problemen wil. We moeten beginnende ondernemers op die verschillen wijzen. Zo lanceerde Unizo al een traject voor Afrikaanse starters dat hun eigen visie op ondernemerschap als referentiepunt nam. Van daaruit werden de verschillen met België duidelijk en werd getoond hoe het hier allemaal werkt. Hetzelfde zouden we ook voor andere nationaliteiten kunnen doen.”
Kansenstructuur
Een kritische blik op de hindernissen voor migranten-ondernemers helpt volgens Van Assche het beleid in het algemeen vooruit. “De aanpassing van je dienstverlening aan bepaalde groepen geeft je de kans het ook voor alle andere beter te doen. Een duidelijke uitleg over concepten als vennootschap en btw is voor een autochtoon zonder economische achtergrond evengoed interessant.”
Robert Kloosterman knikt en verwijst naar de impact van de kansenstructuur. “Succesvol ondernemerschap hangt af van je ondernemerskwaliteiten, maar ook van de kansen die de sociaaleconomische, culturele en institutionele context biedt. Welke regels gelden er om een zaak te starten? Aan welke opleidings- en kapitaalseisen moet worden voldaan? Hoe ondersteunt het beleid zijn ondernemers? En laat de economie wel ruimte voor eigen initiatief? Die kansenstructuur kan drempels vormen door de eisen die ze stelt. Migrantenondernemers worden daar vaak als eerste mee geconfronteerd doordat zij vaak minder kunnen terugvallen op financieel en menselijk kapitaal. Maar de oplossing van hun problemen komt iedereen ten goede.”
GOELE GEERAERTS
“Etnische ondernemers beschikken over een unieke combinatie van cultureel kapitaal, een meerwaarde voor een economie die inzet op innovatie en creativiteit” Robert C. Kloosterman (Universiteit Amsterdam)
“Verloedert de handel, dan gaat de buurt mee de dieperik in” Erwin De Bruyn (Stebo)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier