Bloed aan uw gsm?
Financieren Belgische bedrijven de oorlog in Congo door mineralen voor de elektronica-industrie op te kopen? Een VN-rapport over de “economische plundering” van Congo noemt Belgische bedrijven. Trends sprak met de grondstoffenhandelaars die in het rapport aan de Veiligheidsraad worden genoemd.
Op de luchthaven van Oostende dropten tot enkele weken geleden vliegtuigen van African International regelmatig vaten met zwart steengruis. Veertig ton per lading, afkomstig uit Ruanda. Per vracht telkens zo’n 200 miljoen Belgische frank waard. Op weg naar Duitse en Amerikaanse verwerkers van coltanerts.
Coltan zegt u niets? Toch hebt u dagelijks een paar gram in handen: uw gsm, uw computer, auto en de PlayStation-spelletjes van uw kinderen bevatten allemaal het metaal dat vorig jaar in Oost-Congo een ware goudkoorts ontketende.
Jacques Van Den Abeele, de bestemmeling van de coltanleveringen in Oostende, bevestigt dat zijn tradingbedrijf, Cogecom uit Brussel, al tien jaar in de coltanhandel met Kivu zit. Cogecom werd genoemd als een van de joint-venturepartners in Somigl (Société minière des Grands Lacs), een vennootschap die in november van vorig jaar door de rebellenbeweging Rassemblement Congolais pour la Démocratie ( RCD) in Oost-Congo werd opgericht om de coltanhandel te monopoliseren.
Coltan of colombo-tantaliet is tegenwoordig bij de boeren in Kivu meer gegeerd dan goud. Landbouw en veeteelt zijn al langer ingeruild voor het graven naar mineralen. Maar ineens leek er alleen vraag naar het zwarte steengruis. Na jarenlange stabiliteit in de prijzen, schoot in april 2000 de prijs van tantaliet pijlsnel omhoog: van gemiddeld 30 dollar per pond (500 gram) tot 250 dollar en meer tegen de jaarwisseling. En daar wilde Somigl van profiteren.
Jacques Van Den Abeele ontkent met klem dat hij met Somigl ook maar iets te maken heeft. Behalve dat hij coltan opkoopt bij Congolese exporteurs die zich plooien naar de ‘wettelijke’ bepalingen van Somigl: “Wij kopen aan bij erkende comptoirs, lokale opkopers die voor hun vergunning hebben betaald en voldoen aan de belasting die Somigl, dus de RCD, oplegt. Wat is daar verkeerd mee? De rebellenbeweging RCD is door de internationale gemeenschap diplomatiek erkend als een van de partijen die het vredesakkoord van Lusaka hebben ondertekend. RCD-vertegenwoordigers worden officieel ontvangen in Washington, Brussel en Parijs. Waarom dan ondernemers met een beschuldigende vinger nawijzen?”
Werken er in de mijnen van Punia en Kalehe dan geen gevangenen onder strenge bewaking van Ruandese soldaten in de Kivu-provincie? En er vliegen Ruandese helikopters af en aan tussen de heuvels om gammele Russische vliegtuigen op stoffige pistes in de brousse te bevoorraden. Volgestauwd met coltan.
Coltan is, naast diamant, kobalt, goud, koffie, een van de bodemschatten waar het de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ( VN) om te doen is. De rapporteur van het VN-verslag dat de economische plundering van Congo in kaart tracht te brengen, Henri Maire, bevestigde vorige week tegenover Trends dat ook Belgische bedrijven worden genoemd. Daarom vrezen de Belgische grondstoffenhandelaars in Oost-Congo, Ruanda en Burundi dat ze worden vereenzelvigd met dubieuze coltanhandelaars, waarover in Kivu de wildste geruchten de ronde doen. Ze lachen groen met krantenkoppen als ‘ Gsm’en en computeren dankzij de oorlog in Congo‘ of ‘ Handel in lichaamsdelen en wapenleveringen in ruil voor toegang tot waardevolle mijnen‘.
De keten van het ‘zwarte goud’
Er is in het gebied van de Grote Meren een handvol Belgische traders actief: enkele koffiekwekers die ook op goud en coltan zijn gesprongen, naast ingeburgerde traders als Sogem van Union Minière, Trademet en Cogecom, en de in Kivu verankerde Indiase handelaar Ketan Kotecha. Minstens tien jaar en voor sommigen zelfs dubbel zolang controleren zij de ertsenhandel met Oost-Congo. Coltan was daarbij altijd marginaal: tegen het einde van de jaren negentig hooguit 300 ton per jaar voor de drie landen samen.
Maar geleidelijk steeg de vraag, naarmate de miniaturisatie van elektronische apparatuur, de snelheid en de opslagcapaciteit van informatie in geheugenchips toenam. Sony, Siemens, Nokia, Motorola, General Electric, Hitachi, NEC, dit type producenten van consumentenelektronica zijn de eindverbruikers van tantaliet, het mineraal dat traders aankopen bij de zogenaamde comptoirs van lokale ertsopkopers bij de kleine individuele delvers (zie schema: De coltanketen).
Traders verschepen het coltan naar Rotterdam of doen een beroep op de vele luchtvaartmaatschappijtjes die in Afrika meestal goedkopere Russische vliegtuigen inschakelen om het naar Europa, de Verenigde Staten of Azië te versassen. Er zijn in de wereld twee gespecialiseerde laboratoria ( AH Knight en Alex Stewart) die het kwaliteitsgehalte bepalen. De trader zorgt voorts nog voor de verpakking en verzending naar een van het twintigtal metallurgische bedrijven die er tantalummetaal van maken voor de industrie. Slechts vier bedrijven gaan nog een stap verder. Het Duitse HC Starck (Bayer), het Amerikaanse Cabot Inc., Ningxia in China en Shoa-Cabot in Japan beheersen de poedertechnologie voor elektronische condensatoren. Samen controleren HC Starck en Cabot drie vierde van die niche. In de hele coltanketen draaien wereldwijd een zestigtal bedrijven mee.
Helemaal onderaan de keten wroeten de delvers in Kivu als mollen naar het zwarte goud. En naarmate de ‘westerse’ economie in de regio in elkaar stortte, werd coltan de belangrijkste inkomstenbron voor de bevolking: 10 dollar per kilogram steengruis. Het mineraal is een bijproduct van tin en wordt in Afrika meestal gevonden in combinatie met columbium of niobium. De ontginning van coltan in Congo dateert echter al van de jaren twintig. Het was zelfs het eerste erts dat door Union Minière du Haut Katanga (de voorloper van Union Minière en van de Congolese mijnbouwmaatschappij Gécamines) werd gedolven.
De drukte van vorig jaar rond coltan zet nu zelfs in Katanga Congolese stumperds aan het graven. Maar de tantalietkoorts sloeg ook toe in oude tinmijnen van Maleisië en elders in de wereld. De totale wereldproductie draait vandaag rond 3600 ton, waarvan ongeveer 25% in Afrika. Ook Australië, China, Zuidoost-Azië, Canada en Brazilië zijn belangrijke spelers. De kwaliteit van het tantaliet uit Kivu is niet uitzonderlijk: gemiddeld 18% tot 22%, tegenover 40% voor Nigeria en zelfs 60% in Ethiopië.
De wereldvraag explodeerde begin vorig jaar toen de Sony’s en de Motorola’s – dromend van succesvolle mobilofoons van de derde generatie, spoedige breedbandapplicaties en mobiel internetten – hun progonoses al te optimistisch inkleurden en de coltantraders waarschuwden voor nijpende tekorten. Dat was vóór de economische terugval in de Verenigde Staten, maar ondertussen zijn nieuwkomers in de dans gesprongen.
In enkele maanden klom het tonnage tantaliet uit de regio van de Grote Meren tot 1000 ton of 15% van de totale jaarlijkse wereldproductie. De gevolgen op het terrein in Kivu waren ingrijpend voor de traditionele Belgische opkopers: ze werden niet alleen geconfronteerd met het Somigl-monopolie van de RCD-rebellen, maar ook met agressieve speculanten.
Zelfstandigen kelderen monopolie
Aan het hoofd van de Somigl werd Aziza Kulsum, alias madame Gulamali, geparachuteerd. Een waarnemer, laconiek: “Ah, Gulamali heeft weer haar kans gezien. Maar ook de RCD en zijn Ruandese peetvaders varen wel bij haar ondernemerschap.” Gulamali, een Burundese, is een van die Afrikaanse zakenvrouwen met pit: meer dan twintig jaar zit ze in de tinhandel met een eigen fabriek in Bukavu, waar ze ook de sigarettenproductie Uzabuco bezit. Maar die bedrijven werden geplunderd. Geruchten doen de ronde dat Gulamali in de regio de spil is van allerlei smokkelactiviteiten. Ze financierde de Hutu-rebellen in Burundi, maar staat nu aan de kant van de machthebbers in Ruanda, overwegend Tutsi. Gulamali werd aangesteld als manager van de Somigl om de RCD aan de nodige financiële middelen te helpen.
“Diamant brengt ons maandelijks een kleine 200.000 dollar op, maar coltan nagenoeg 1 miljoen dollar. Die hebben we nodig om een administratie op te zetten en onze soldaten te betalen,” zegt RCD-leider Adolphe Onusumba. Maar Somigl zou, gebruik makend van zijn monopolie, in vier maanden toch ruim 200 ton, goed voor 1 miljard frank, naar Oostende hebben versast.
Begin deze maand moest Somigl echter het geweer van schouder veranderen onder druk van de coltandelvers en lokale opkopers die het monopolie boycotten en omzeilden. “Je weet hoe dat gaat in Afrika,” lacht een Congolese coltanhandelaar, verwijzend naar de liberalisering van de coltanhandel in 1983. “Sindsdien hebben tal van ertsdelvers en -handelaars zich als zelfstandige ondernemers opgewerkt en dat laten we niet terugschroeven. Als het niet anders kon, werd er meegewerkt met de Somigl, maar de meesten van ons trekken met hun coltan stiekem de grens over naar Kigali om te ontsnappen aan het RCD-dirigisme.”
Bijgevolg werd Somigl onlangs opgedoekt. Comptoirs moeten nu aan de RCD-Goma voor hun vergunning 40.000 dollar per jaar neertellen en een belasting op de coltanuitvoer van 6 dollar per kilo. Wat de opkopers niet bereidwilliger maakt om zich te schikken in een door de RCD opgelegd keurslijf. Verwacht wordt dat de parallelle handel naar Kigali doorgaat.
Kazachse spelbrekers
Het wegzuigen van coltan uit Kivu werd ook in de hand gewerkt door een pientere Zwitser, Chris Huber, die twee jaar geleden met Russische expertise in de Ruandese hoofdstad het eerste laboratorium voor monsteranalyses neerpootte voor de hele regio. De coltanopkopers uit Congo en Burundi trokken gezwind naar Hubers bedrijf, Finmining Ltd. (een offshore geregistreerd op het Caraïbische eiland Saint Kitts), omdat ze er meteen geld voor hun waar kregen. Bij andere traders moet er maanden worden gewacht op testresultaten uit Europese labs om het coltangehalte in het aangeboden erts te kunnen bepalen. “Met hun concurrentiële voordeel gaven de Russen de westerlingen, die zich beperkten tot voorfinanciering van een rudimentaire mijnuitrusting, een lesje in vrijemarktwerking,” zegt een Belgische trader. Zo kon Finmining zich in snel tempo opwerken tot de belangrijkste grondstoffenhandelaar in de regio. Dat ging ten koste van de traditionele Belgische traders en vooral van Sogem (Union Minière), jarenlang dé trader in het gebied.
Maar er is meer. Chris Huber heeft goede politieke connecties in Kazachstan en Finmining werkt intens samen met Ruandametals, het mijnbedrijf van de heersende FPR-partij in Kigali. En er is nog een reukje aan Finmining, omdat het de opvolger is van Fincocord. Dat Kazachse bedrijf ging failliet na een fiscale fraude in Kazachstan toen het nog in handen was van de vroegere Kazachse vice-premier Vitalij Mette. Mette was ook een tijdje manager van het metallurgische bedrijf Ulba Metals in Kazachstan. Ulba is het meest performante metallurgische bedrijf van de voormalige Sovjet-Unie, maar kampt met een chronisch tekort aan tantaliet.
De Britse trader Anthony Lipmann koopt uitsluitend coltan in Brazilië, niet in Afrika, maar werkt samen met Russische tussenpersonen en Ulba. “Westerse verwerkers van tantalumpoeders bevoorraden Ulba via offshores en kopen tantulummetaal op van Ulba, omdat het een van de weinige fabrieken is die aan de stijgende vraag van de westerse industrie kan voldoen,” weet Lipmann. Hij betwijfelt dat de Russische maffia zich in deze business mengt: “De marges voor de traders zijn relatief klein en de risico’s groot. Maffiosi kunnen sneller en beter een slag slaan in een minder complexe business dan de coltanhandel.”
Lipmann verwacht dat de speculatieve nieuwkomers die zich gretig op de tijdelijke prijsstijging hebben gestort, zonder met de business vertrouwd te zijn, er hun broek aan scheuren. “De toegevoegde waarde van coltan ligt immers bij de verwerkers van poeders en metalen in superlegeringen voor automobiel en luchtvaart of condensators voor de elektronica,” zegt hij.
Na de hausse, de valIntussen nestelden nieuwkomers, tradingbedrijfjes uit Nederland (Eagle Wings), Zuid-Afrika (Euromet), maar ook Duitse, Britse en Libanese ‘avonturiers’, zich in de regio. De clevere Nederlanders van Eagle Wings volgden het voorbeeld van Finmining en doen nu ter plekke, in samenwerking met het lab van Alex Stewart, ook monsteranalyses. Door hun onderlinge opbod jaagden de nieuwkomers de prijzen verder omhoog, tot zelfs Finmining ervan in ademnood raakte. De traditionele coltanopkopers – naast de Belgen – Metallurg en A&M Minerals and Metals uit de VS en het Duitse Masingero wierpen, gebonden aan de termijncontracten met hun afnemers, begin dit jaar al de handdoek in de ring. Vandaar dat de aanvoer in Oostende in januari stilviel. Het prijsrecord voor tantaliet werd in november vorig jaar gebroken bij een veiling van 250.000 pond uit de Amerikaanse DLA-voorraden (Defence Logistic Administration). Dat bod werd toen voor de waanzinnige prijs van 363 dollar per pond gewonnen door een illustere onbekende, Kamco Metal Inc.. Maar vanaf toen viel ook de coltanprijs even snel terug als hij was opgeflakkerd. Tot minder dan 100 dollar – wat toch nog meer dan dubbel zoveel als begin 2000 is. Lipmann verwacht een stabilisatie rond 80 dollar per pond, hoewel de vraag van de elektronica-industrie naar tantaliet zal blijven toenemen met minstens 10% per jaar en ook het onderzoek naar goedkopere alternatieven niet stilstaat. “Bovendien zullen kopers op de wereldmarkt liever handelen met een gereglementeerde structuur als Sons of Gwalia dan zich in het Congolese wespennest te storten,” zegt Lipmann. Anticiperend op een stijgende vraag van de westerse industrie naar tantaliet breidt de grootste niet-artisanale tantalietontginner ter wereld, Sons of Gwalia, de jaarcapaciteit van zijn Australische mijnen uit van 1800 ton in 2000 tot 3600 ton in 2002. De tragiek voor Kivu is dat er tot midden de jaren negentig in de regio zo’n ‘gereglementeerde structuur’ als Gwalia bestond, met name het Belgische Sominki. Maar Sominki werd de speelbal van speculatieve mijngroepen voor en na de invasie van Laurent-Désiré Kabila. Sindsdien is er in de chaos van het gebied van de Grote Meren alleen nog een artisanale winning van coltan. En dat er zich in een context van voortdurende politieke en maatschappelijke verwarring een minder eerbare handel ent op een activiteit die decennialang volstrekt respectabel was, hoeft niet te verbazen. De Belgische traders hopen dat men het onderscheid zal maken tussen hun activiteiten en marginale dubieuze praktijken of politiek gekleurde transacties. De bal ligt in het kamp van de VN-rapporteurs.
Erik Bruyland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier