Bloed aan Belgische handen?

Roeland Byl redacteur bij Trends

Lagen Belgische wetenschappers mee aan de oorsprong van aids? Volgende maand debatteert de kruim van aidsonderzoekers over de hypothese die de oorsprong van aids terugvoert op een experimenteel poliovaccin dat werd uitgetest in Belgisch Congo.

“Een wetenschappelijke blunder in Belgisch Congo blijkt dodelijker dan de gruweldaden van Stalin, Hitler en Pol Pot samen.”

Deze aangebrande uitspraak staat in het voorwoord van The River, de turf die de Britse journalist Edward Hooper een jaar geleden publiceerde over de oorsprong van aids. Aan het woord is de bioloog Bill Hamilton, een gereputeerd professor in Oxford. Vanzelfsprekend haalde hij zich door de uitspraak de woede van veel confraters op de hals. Onderwerp van de controverse is de hypothese die een verband legt tussen een experimenteel poliovaccin en de HIV-besmetting in Centraal-Afrika.

Intussen is Bill Hamilton dood. Gesneuveld op het slagveld van zijn laatste wetenschappelijke queeste. Hij trok naar Congo om uitwerpselen van chimpansees te verzamelen in de hoop zo de poliohypothese te bevestigen, maar bezweek er onverwacht aan malaria. Postuum meet Hooper hem in een postscript -toegevoegd in de nieuwe pocketuitgave – het pak van martelaar voor de wetenschap aan. “Hamilton vond zijn laatste missie wetenschappelijk zo belangrijk dat hij bereid was ervoor te sterven,” zo staat er.

Sedert de verschijning van Hoopers boek is de wetenschappelijke kaste meer dan ooit verdeeld. The River is een tour de force van 1100 bladzijden, een staal van acht jaar onderzoeksjournalistiek. Het is op vele plaatsen suggestiever dan een rechtgeaarde wetenschapper wenst, maar het weet als nooit tevoren de poliohypothese plausibel te maken. Of toch: de Belgische antropoloog Daniël Van Groeneweghe dwingt evenzeer bewondering af. Hij wijdde al in 1997 een gedetailleerd hoofdstuk aan de hypothese in zijn boek Aids in Afrika. De grootste verdienste van Hooper is dat de thesis openlijk bespreekbaar wordt en de druk toeneemt om verder te onderzoeken of het poliovaccin van Hilary Koprowski, dat tussen 1957 en 1960 klinisch werd getest op een miljoen Afrikanen, aan de basis ligt van de wereldwijde HIV-epidemie.

Het oudste beschikbare met HIV besmette bloedstaal stamt uit Kinshasa en dateert uit 1959. Oost-Congo, Rwanda en Burundi – de testgebieden van het poliovaccin van Koprowski – blijken achteraf ook de eerste brandhaarden te zijn van de HIV-epidemie (zie kaart: De eerste HIV-brandhaard). Toevallig of niet? In de jaren vijftig waren twee virologen verwikkeld in een race voor de ontwikkeling van een levend poliovaccin. Er bestond al een vaccin: het Salk-vaccin of het dode poliovaccin. Daarin wordt het poliovirus door een behandeling met formaldehyde uitgeschakeld, maar toch roept het nog immuunreflexen op. Om immuniteit te verzekeren moest het drie maal worden ingeënt. Het vaccin was nagenoeg volledig veilig, maar door de meervuldige inspuitingen duur en moeilijk toe te dienen in ontwikkelingslanden.

De oplossing voor dit probleem was het oraal toedienen van een levend poliovaccin. Zowel Albert Sabin als Hilary Koprowski waren bezig aan de ontwikkeling van een oraal levend poliovaccin (OPV). Uiteindelijk kreeg Sabin de zegen van de Wereldgezondheidsorganisatie ( WHO).

In de race deden beide onderzoekers talloze preklinische tests op mensapen alvorens over te gaan op klinische proeven bij mensen. Sabin deed dat laatste in de Sovjet-Unie. Koprowski vond een ideaal testgebied in Belgisch Congo.

Voor de aanmaak van het vaccin is het gebruikelijk om het virus te kweken en te verzwakken in apennieren. Volgens de aanhangers van de poliohyopthese heeft Koprowski – zonder het te weten – apennieren gebruikt die waren besmet met SIV. Dat is een virus dat in sommige apensoorten wordt aangetroffen en genetisch nauw verwant is met HIV. Het grote verschil is evenwel dat SIV niet virulent is, terwijl HIV het menselijke immuunsysteem dermate aantast dat de patiënt van gewone infecties sterft.

Theorieën over de oorsprong van aids zijn er bij de vleet. Een grabbel uit het samenzweringsvaatje: de Amerikaanse inlichtingendienst CIA ontwikkelde de ziekte als een biologisch wapen, de homobeweging misbruikt aids voor het werven van fondsen… De meeste specialisten zoeken de oorsprong van aids echter in een natuurlijke besmetting: bijvoorbeeld door het eten van apenvlees of een jager die besmet raakte bij het villen van een chimpansee. De seksuele overdraagbaarheid deed de rest. Hoopers hypothese schuift de epidemie in de schoenen van onzorgvuldige wetenschap. Hoe controversieel ook, het is deze laatste theorie die steeds meer aanhangers krijgt.

De founding father van de OPV/HIV-these is de geheimzinnige New Yorker Louis Pascal. Geheimzinnig omdat niemand hem ooit gezien heeft. Hij lanceerde de theorie per brief en correspondeerde erover met wetenschappers, sociologen en journalisten. Enkele jaren geleden kondigde hij aan zich terug te trekken uit vrees voor zijn leven.

Smeuïg en wellicht overdreven. In ieder geval reageren de betrokkenen en het wetenschappelijke establishment heftig op de stelling. Dat mocht ook de Amerikaanse journalist Tom Curtis ondervinden. Hij publiceerde al in 1992 in het muziektijdschrift Rolling Stone een artikel dat de hypothese uitwerkte. Hilary Koprowski, die aan de oorsprong lag van het vaccin in kwestie, voelde zich met de vinger gewezen en spande een proces in wegens laster en eerroof. Uiteindelijk kwamen Rolling Stone en Koprowski tot een minnelijke schikking waarbij Koprowski een recht van antwoord kreeg in het muziektijdschrift. Pikant detail: op dat ogenblik hadden Rolling Stone en Tom Curtis al 500.000 dollar aan advocatenrekeningen betaald.

Samen met twee andere aidsonderzoekers zette Oxford-bioloog Hamilton voor hij stierf een meeting op in de Londense Royal Society. Hamilton vond dat er dringend een open discussie nodig was.

Op 11 september 2000 kruisen voor- en tegenstanders de degens en debatteert de kruim van de aidsonderzoekers in Londen. Wellicht raken ze het ook nu weer niet eens. Het bewuste vaccin wordt immers al sedert 1962 niet meer gebruikt. Drie onafhankelijke laboratoria onderzoeken momenteel stalen van het oorspronkelijke poliovaccin, waarvan een minuscule hoeveelheid in diepvriezers bewaard is. Jarenlang weigerde het Wistar Institute, waar het vaccin destijds was aangemaakt, de stalen vrij te geven. Toen enkele maanden na publicatie van The River, de druk van de publieke opinie groeide, bood het instituut aan de analyses toch te laten uitvoeren. De resultaten blijven voorlopig uit, maar zullen in Londen wellicht een van de belangrijkste gespreksonderwerpen zijn.

Stel dat

de hypothese waar zou blijken, dan is dat een slag in het aangezicht van de wetenschap. Vaccinproducenten zoals SmithKline Beecham en Lederle (nu American Home Products) zouden reusachtige schadeclaims te vrezen hebben. Bovendien dreigt het grote publiek zich misschien van vaccinaties – in essentie prachtige instrumenten voor volksgezondheid – af te keren. Dat mag in ieder geval niet, net nu de WHO hoopt tegen 2005 dankzij een intensief inentingsprogramma polio wereldwijd te kunnen uitroeien. Stel dat het waar zou zijn, hoeveel moeite zou het kosten om uit te leggen dat het vaccin dat vandaag wordt gebruikt niets van doen heeft met het Koprowski-type?

Uiteraard pleiten verzachtende omstandigheden voor Koprowski en zijn team van het Wistar Instituut. De stand van de virologische kennis was nu eenmaal veel geringer in de jaren vijftig. Toch diept Hooper de notulen van een virologencongres in Washington in 1959 een merkwaardig citaat op. Albert Sabin poneerde daar dat hij in het vaccin van Koprowski een onbekend apenvirus had ontdekt. Later – bij controletests – kon dat niet worden bevestigd. Hieruit besluiten de OPV-aanhangers (oraal levend poliovaccin) dat slechts één lot van het vaccin besmet moet zijn geweest. Tegenstanders beweren echter dat met hetzelfde lot enkele duizende kinderen in Polen ook zijn gevaccineerd en dat daar geen sprake is van een vroege aids-epidemie.

Essentieel element

in de hele theorie is het moment waarop het apenvirus SIV de sprong naar de mensensoort heeft gemaakt en zich door DNA-recombinatie ontwikkelde tot het dodelijke HIV. De vraag luidt: was dat voor de start van de Koprowski-tests in 1957?

Enkele maanden geleden gingen wetenschappers onder leiding van Bette Korber via DNA-analyse op zoek naar de gemeenschappelijke voorvader van de verschillende HIV-virussen (HIV-1 groep M, HIV-1 groep O en HIV-2) die vandaag bekend zijn. Zij berekenden dat de gemeenschappelijke voorouder zich moet situeren tussen 1930 en 1940. Daarna groeiden de virussen uit elkaar. Dat betekent dat de sprong van het SIV naar de mens dateert uit die tijd. Is daarmee de poliotheorie ontkracht?

Critici wijzen op de nauwkeurigheidsgraad van de test. De moleculaire klok heeft een precisie van 20 jaar. Met andere woorden de crossover kan ten vroegste na 1910 hebben plaatsgevonden en dateert zeker van voor 1960. De OPV/HIV-hypothese blijft theoretisch dus overeind. Zegt Daniël Van Groeneweghe: “Ik sta open voor elk bewijs dat de hypothese ontkracht. Maar de overeenkomst van tijd en plaats tussen de vroegste epidemies en het vaccinatieprogramma is zo opvallend dat de poliohypothese nader onderzoek verdient. Precies daartegen schijnen vele wetenschappers zich te verzetten.”

roeland byl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content