Biodiesel van Oleon: ons ticket naar Kyoto?

Melanie De Vrieze Freelance

De regering wil dat tegen eind dit jaar 2 % van de motorbrandstoffen van plantaardige oorsprong is. Oleon plant de bouw van een biodieselfabriek, maar topman Chris Depreeuw betwijfelt of Kyoto daarmee geholpen is.

Bijna een jaar geleden maakte Chris Depreeuw de overstap van aluminium naar oleochemie. Voor de voormalige topman van Remi Claeys Aluminium was de verwerking van plantaardige oliën en dierlijke vetten een totaal nieuwe sector. Nu goochelt hij als een enthousiaste leraar chemie met termen als vetzuren, vetalcoholen en esters. “Vroeger was ik niet zo’n groene jongen,” zegt Depreeuw, maar dat is veranderd.

Oleon zet immers natuurlijke en hernieuwbare grondstoffen als rundvet, zonnebloem-, soja- en kokosolie om in voedingsartikelen, maar ook in biologisch afbreekbare producten zoals cosmetica, detergenten, kaarsen, papier, verf en zeep.

De firma bestaat nog niet zo lang, maar heeft toch al een bewogen geschiedenis achter de rug. Oleon werd begin 2001 verzelfstandigd via een management buy-out (MBO). Petrofina, waartoe het bedrijf behoorde, zag de verwerking van oliën en vetten niet meer als een kernactiviteit. Na de verzelfstandiging kende Oleon een snelle groei. Het bedrijf richtte acht buitenlandse verkoopkantoren op, bouwde een nieuwe hoofdzetel in Ertvelde en nam het Noorse Hydro Oleochemicals over. Oleon bouwde ook een nieuwe productie-eenheid in Oelegem en een raffinaderij in Ertvelde.

Het gevolg was wel dat de middelen heel snel opgeslokt werden. Midden 2003 trokken de aandeelhouders aan de alarmbel. Het MBO-team maakte plaats voor Chris Depreeuw, de strategie van snelle groei werd ingeruild voor een periode van consolidatie. Om meer klaarheid te scheppen, splitste Depreeuw het bedrijf op. Toeval of niet, maar enkele jaren voordien had hij hetzelfde gedaan bij Remi Claeys Aluminium.

Bouw van een biodieselfabriek

Het orderboekje van Oleon is goedgevuld, met Procter & Gamble en Akzo Nobel als de grootste klanten. Oleon staat met het huidige marktaandeel op de derde plaats in Europa. “Een Europese focus is veel relevanter dan wereldwijd actief te willen zijn, zoals in het verleden het geval was,” vindt Depreeuw. De Amerikaanse industrie is grotendeels verdwenen en verschoven naar Azië. “In het Verre Oosten zijn er nieuwe concurrenten en daar kunnen we niet tegenop. Ze behoren tot heel rijke groepen.”

In Zuidoost-Azië wordt massaal geïnvesteerd in nieuwe fabrieken, dicht bij hun natuurlijke grondstof: palmolie. “Als de fabrieken daar te maken zullen krijgen met overcapaciteit, is de kans groot dat ze Europa met goedkope producten overspoelen en daarna de overblijvers opkopen,” vreest Depreeuw. Maar zover is het nog niet.

Oleon wil in Ertvelde een eigen biodieselfabriek bouwen. “De industriële basis en de knowhow zijn aanwezig,” zegt Chris Depreeuw. “De fabriek zou zonder probleem in de Vlaamse behoefte kunnen voorzien.” Toch bekijkt de topman van Oleon de discussie over biobrandstof met gemengde gevoelens. De federale regering wil immers dat vanaf eind 2005 2 % van alle motorbrandstoffen van plantaardige oorsprong is. “De maatschappelijke trend van alles verbranden om energie op te wekken, vormt een grote bedreiging,” zegt Depreeuw. “Onder het mom van Kyoto wil de overheid natuurlijke grondstoffen verbranden, maar ze beseft niet dat álles wat verbrand wordt, CO2 oplevert. Of dat nu petroleum of plantaardige olie is, maakt niet veel uit. Het broeikaseffect wordt er niet beter van.”

Melanie De Vrieze

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content