BINGO IN CONGO

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

De grote mijngroepen lieten zich in het nieuwe Congo een neus zetten door avontuurlijke nieuwkomers. Of zijn het “ondernemende durvers,” zoals ze zichzelf graag promoten, die “de gevestigde mijnbouw-bureaucratieën” eens heftig door elkaar schudden ? De 46-jarige Jean-Raymond Boulle is zo iemand waarvoor respectabele mijnbouwhuizen een pruimenmondje opzetten. Boulle kaapte miljardencontracten weg vóór de neus van zijn vroegere werkgevers en bondgenoten : de Zuid-Afrikaanse mijngiganten De Beers en Anglo American. Hij tekende midden april ’97 met toen nog rebellenleider Laurent Kabila een overeenkomst van 1 miljard VS-dollar voor 51 % in de zinkmijn van Kipushi, kobaltwinning in Kolwezi, en de rechten voor 6000 km² mijnexploratie in Katanga.

Jean Boulle, cosmopoliet bij uitstek Brits staatsburger, geboren op het Oost-Afrikaanse eiland Mauritius en wonend in Monaco was in de jaren ’70 De Beers’ jongste general manager en actief als diamantopkoper, eerst in Sierra Leone, later in Kasaï (met de Miba-diamant). Hij werkte ook een tijdje op het Londense hoofdkwartier van de CSO, De Beers’ centrale aankooporganisatie.

Maar de ambitieuze jongeling vindt het daar te benauwd en slaat in ’89 de deur dicht. Voor eigen rekening start hij diamantprojecten in Sierra Leone en Zuidelijk Afrika, richt in ’92 de Canadese vennootschap Diamond Field Resources (DFR) op en gaat scheep met de Amerikaan Robert Friedland die beleggers vertrouwen inboezemt voor het in ’93 op de beurs van Toronto genoteerde DFR. Een jaar later ontdekken de DFR-geologen in het Canadese hoge noorden ‘s werelds grootste nikkelreserves. Ze doen een eerste keer de jackpot rinkelen : als de Canadese gigant Inco, ‘s werelds belangrijkste nikkelproducent in een opbod met rivaal Falcon Bridge DFR voor meer dan 4 miljard Canadese dollar koopt, krijgt Jean Boulle van Inco voor 10 miljard Belgische frank aandelen en een bestuurderszetel.

In ’95 richt Jean Boulle American Mineral Fields (AMF) op. Hij doet dat in het stadje Hope, Arkansas, het enige diamantwinningsgebied in de VS. In zijn kielzog neemt Boulle geologen mee van DFR ; tegelijk lokt hij werknemers van bij andere mijngiganten zoals RTZ-CRA, De Beers en Anglo American. Sindsdien verwierf Boulle twee diamantconcessies in Brazilië, sloot AMF een 50/50-joint venture met Idas Resources voor diamantontginning in Angola en kocht Jean-Raymond Boulle onlangs via JRB Holdings I, geregistreerd op de Caymaneilanden, 5,3 % in de Indonesische goudmijn Indomin Resources.

AMF staat pas goed overeind als Jean Boulle hoort van privatiseringsplannen in Zaïre. De rehabilitatie van de zinkmijn van Kipushi lijkt hem wel wat, omdat AMF al aan de andere kant van de grens in Zambia de hand kon leggen op een zinkmijn. Hij raamt de kosten op 50 miljoen VS-dollar om er jaarlijks 160.000 ton zink en 30.000 ton koper uit te halen. AMF begint een paringsdans met de toenmalige regering- Kengo onder het welwillende oog van Anglo American. Het komt tot een eerste overeenkomst in mei ’96 en een herziene versie in september van vorig jaar mondt uit in een 50/50-joint venture met Anglo American voor gezamenlijke ertsontginningen : de Zuid-Afrikanen zouden de eerste 100 miljoen dollar neertellen voor elk project dat Boulle voor zijn jonge bedrijfje kon lospeuteren bij de Zaïrese regering deftige mijnhuizen dachten vanop veilige afstand de touwtjes in handen te kunnen houden terwijl Canadese juniors “het terrein effenden.” Maar toen aan Mobutu-kant afspraken voor de zoveelste keer in vraag werden gesteld, vlogen de concessiejagers naar de andere kant van Zaïre waar de Kabila-opmars inmiddels meer bleek dan plaatselijk gerommel rond de Hutu-vluchtelingenkampen.

Koploper in die herpositionering was Jean-Raymond Boulle die resoluut voor Kabila koos. Uit overlevingsdrang want de Kipushi-mijn was de beleggers voorgespiegeld als het kroonjuweel in de AMF-portefeuille. En dat verlies zou dus een catastrofe betekenen.

Mister Jackpot” zag bovendien zijn gedroomde kans om Anglo van zich af te schudden en schoof Laurent Kabila (na bemiddeling door de Belgische generaal-op-rust Willy Mallants, oud-Mobutu-vriend en zelf concessiehouder in Kivu) de eerdere akkoorden van Kinshasa onder de neus maar nu zónder de Zuid-Afrikanen erin te betrekken. Het miljardencontract voor rehabilitatie van de Kipushi-mijn en exploitatie van tailings in Kolwezi, zal verzilverd worden nádat haalbaarheidsstudies uitsluitsel hebben gegeven over de verhoopte ertsschatten. Maar als tegengebaar manifesteerde Jean Boulle zich alvast openlijk als één van de financiers van de rebellenbeweging : met diamantaankopen in Kisangani door zijn aankoopfirma American Diamant Buyers begon broer Max Boulle Kabila’s oorlogskas te spijzen, terwijl Jean-Raymond zijn privé- Lear-jet ter beschikking stelde van de leider van de Alliantie voor de Bevrijding van Congo.

Westerse zakenlui die na de verovering van Lubumbashi door de Kabila-troepen hun opwachting maakten en de toekomstige machthebbers er meesmuilend op wezen dat het toekennen van mijnconcessies in juridische mist en achter gesloten deuren vragen doet rijzen, kregen te horen dat “Jean Boulle risico’s had durven nemen en dat het nieuwe Congo precies dit soort investeerders nodig heeft.”

Toch is het risico van dit “nieuwe soort investeerders” betrekkelijk : voor zowel Jean Boulle als die andere snelle concessiejager, de Zweed Adolf Lundin die de rijke koper- en kobaltconcessies van Tenke-Fungurume in de wacht sleepte, is het nu al Bingo ! Wat er ook gebeure met de toekomstige evolutie van de kobalt- en koperprijs of met de rendabiliteit van de toekomstige mijnexploitaties (die pas over enkele jaren operationeel kunnen worden), beide financiers houden er nu al een flinke stuiver aan over : de in persoonlijke naam verworven mijnconcessies verkochten ze aan jonge beursgenoteerde vennootschappen, respectievelijk American Mineral Fields International ( AMFI) en Tenke Mining Corporation. “Twee lege dozen, zonder technologie en expertise.” Waarop Jean Boulle antwoordt dat hij die knowhow op de wereldmarkt kan kopen. Maar de hoogoplopende investeringskapitalen zullen beursbeleggers in Vancouver en Toronto moeten aandragen.

In Kinshasa klinkt het officieel dat buitenlandse investeerders welkom zijn, “maar zonder de excessen van president Mobutu.”

Dat laatste zou een vrome wens kunnen worden als president Kabila de overeenkomsten van rebellenleider Kabila de facto erkent. Voorlopig ziet het ernaar uit dat het nieuwe bewind de interessantste brokken van de staatsonderneming Gécamines voor een bord linzen heeft verkocht.

ERIK BRUYLAND

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content