Big Oil staat voor de Big Shift: ‘Ze móéten zichzelf transformeren. Het is dat of doodgaan’
De grote olie- en gasbedrijven moeten in ijltempo vergroenen. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan.
En plotseling is Shell geen oliebedrijf meer. Al in 1890 pompte de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch-Indië, de voorloper van Royal Dutch Shell, olie uit de grond. Voor de coronapandemie produceerde het dagelijks 2,7 miljoen vaten olie. Daarmee is het het nummer twee van Big Oil, het koosnaampje voor de grootste niet-overheidsgecontroleerde olie- en gasbedrijven (lees kader Wie is Big Oil?).
In een interview met Bloomberg Green vond CEO Ben van Beurden de term ‘oliebedrijf’ “symptomatisch voor de problemen waar we voor staan. We zijn een veel meer gesofisticeerde en geïntegreerde energiespeler en we proberen ons niet-oliedeel veel sneller te doen groeien dan het oliedeel.”
Shell kreeg op 26 mei van een Nederlandse rechtbank te horen dat het zijn klimaatinspanningen moet opdrijven. Het concern moet zijn CO2-uitstoot tegen 2030 met 45 procent inkrimpen. De olie- en gasreus had in februari een milieuplan aangekondigd met lagere doelstellingen: 20 procent minder tegen 2030, 45 procent minder tegen 2035 en tegen 2050 of eerder: klimaatneutraliteit. De rechter veegde dat van tafel en oordeelde dat een bedrijf een eigen verantwoordelijkheid heeft, los van wat overheden doen. Het vonnis joeg een schokgolf door een flink deel van de industrie. Het zet de deur open voor rechtszaken, niet alleen tegen de olie- en gassector, maar tegen alle grote vervuilende bedrijven, bijvoorbeeld uit de chemie, de cementsector en de voedingsnijverheid.
Wie is Big Oil?
De geschiedenis van de supermajors gaat terug tot de Seven Sisters, de zeven oliebedrijven die na de Tweede Wereldoorlog tot midden jaren zeventig de wereldwijde olie-industrie domineerden. Dat waren Anglo-Persian Oil Company (nu BP); Gulf Oil, Socal en Texaco, die opgingen in Chevron; Royal Dutch Shell, en Esso en Socony, opgeslorpt door ExxonMobil. Anno 2021 worden naast BP, Chevron, Shell en ExxonMobil ook TotalEnergies, Eni het Amerikaanse ConocoPhilips tot de Big Oil gerekend.
Het aandeel van Big Oil in de bewezen olie- en gasvoorraden is sindsdien zo geslonken, dat de Financial Times onlangs refereerde aan ‘de nieuwe Zeven Zusters’. Daarmee verwees de krant naar de belangrijkste niet-westerse zeven nationale olie- en gasmaatschappijen. Dat zijn het Chinese CNPC, het Russische Gazprom, Petrobras uit Brazilië, het Iraanse NIOC, PDVSA uit Venezuela, Petronas uit Maleisië en Saudi Aramco.
“De sector werkt aan een diepgaande transformatie”, weet Jean-Benoît Schrans, woordvoerder van de sectorvereniging Belgische Petroleum Federatie (BPF). “De grote olie- en gasbedrijven zijn niet meer dezelfde ondernemingen als twintig jaar geleden. Het worden multi-energiespelers die hun rol in de energietransitie goed hebben begrepen. De brandstoffen in de voertuigen van morgen zijn anders dan die van vandaag en gisteren.”
Toch is er nog gigantisch veel werk aan de winkel. Het Internationaal Energieagentschap (IEA) berekende in zijn recentste World Energy Investment-rapport dat ongeveer 4,5 procent van het investeringsbudget van Big Oil naar schone energie gaat. Vorig jaar was dat 3,6 procent, in 2019 slechts 2,7 procent en in 2015 amper 1,6 procent. Met als kanttekening dat ook CCS, het afvangen en opslaan van broeikasgassen, wordt meegerekend. Die techniek staat technologisch nog in de kinderschoenen en komt volgens critici vooral neer op een manier om de olie- en gaswinning te kunnen voortzetten.
“Big Oil staat voor een enorme uitdaging, omdat het drie zaken tegelijk moet doen”, analyseert Thijs Van de Graaf, professor energie en internationale politiek aan de UGent. “De bedrijven moeten blijven investeren in hun klassieke activiteiten, want die zijn hun kaskoe. Ze moeten geld pompen in nieuwe activiteiten, zoals laadinfrastructuur voor elektrische wagens en offshorewind. En ze moeten royale dividenden blijven uitkeren, om niet helemaal uit de gunst van de beleggers te vallen. Dat is een onmogelijke driehoek.”
1 Kunnen de oliemajors zichzelf transformeren?
De transformatie wordt niet gemakkelijk. Met uitzondering van het Italiaanse Eni gaan alle oliemajors ervan uit dat ze tegen 2030 meer olie zullen oppompen. Het Britse concern BP bijvoorbeeld beloofde zijn olieproductie met 40 procent te verminderen tegen 2030. Omdat die belofte niet geldt voor zijn belang in het Russische Rosneft, zal het wellicht uitkomen op een stijging met 8 procent.
De absolute diehard is het Amerikaanse ExxonMobil. Dat verwacht tegen 2025 zijn olieproductie op te trekken van 4 naar 5 miljoen vaten per dag. Maar het valt nog te bezien in welke mate die plannen compatibel zijn met de beloftes van de Amerikaanse president Joe Biden, die de Verenigde Staten opnieuw wil aansluiten bij het akkoord van Parijs en streeft naar klimaatneutraliteit tegen 2050.
“Toch is de klimaatommekeer al gestart”, vindt Schrans. “Kijk naar de tankstations, waar steeds meer elektrische laadpalen te vinden zijn. Uiteraard gaan we fossiele brandstoffen nog enkele jaren nodig hebben. De Vlaamse overheid wil bijvoorbeeld dat 50 procent van alle nieuwe wagens in 2030 koolstofvrij zal zijn. Dat impliceert dat er daarnaast nog altijd veel thermische wagens rijden.” Bovendien stijgt het verbruik van fossiele brandstoffen nog in ontwikkelingslanden, maar ook in grote economieën als China en India. Dat hoeft geen ramp te zijn voor het klimaat, weet Schrans. “Fossiele brandstoffen zullen worden gemengd met milieuvriendelijke alternatieven, die hen uiteindelijk zullen vervangen.”
‘Ze móéten zichzelf transformeren. Het is dat of doodgaan’
“Ze móéten zichzelf transformeren. Het is dat of doodgaan”, stelt energie-expert Johan Braem. “De ommekeer naar groene energie en de afbouw van fossiele brandstoffen is definitief ingezet. Maar zo’n proces vergt tijd. De grote jongens hebben het nu wel ingezien. Alleen zijn ze veel te laat begonnen aan de afbouw van hun fossiele brandstoffen.”
Het Deense staatsbedrijf Ørsted wordt vaak genoemd al voorbeeld van een geslaagde transformatie. Het bedrijf, dat tot 2017 als Dong (Dansk Olie og Naturgas) door het leven ging, besliste eind 2016 alle olie- en gasvelden van de hand te doen. Het concentreert zich sindsdien op de productie van hernieuwbare energie en de verkoop van elektriciteit en gas. De beurskoers van Ørsted is de jongste drie jaar meer dan verdubbeld. Die van de grote oliemajors is gedaald.
Kan Big Oil de aanpak van Ørsted kopiëren? Met hun zware investeringsbudgetten hebben ze in principe de financiële ruimte. Hun ketens van tankstations bieden steeds meer laadpalen voor elektrische wagens. Bovendien hebben ze de technische kennis. Wie naar olie en gas kan boren, kan die kennis evengoed gebruiken voor warmtepompen of geothermie. Wanneer je een boorplatform kunt installeren en uitbaten, kun je ook lege olie- en gasvelden gebruiken om CO2 op te slaan, of een offshorewindpark bouwen. De tradingdesks voor olie en gas kunnen ook hernieuwbare energie kopen en verkopen.
Als dat lukt, zullen de bedrijven een pak kleiner worden. Bij Ørsted werken 6179 mensen, goed voor een omzet van 7 miljard euro en een winst van 2,25 miljard euro. ExxonMobil heeft 75.000 medewerkers en 149,5 miljard euro omzet. Met uitzondering van het rampjaar 2020 boekte het Amerikaanse concern de jongste tien jaar een winst tussen 6,46 miljard en 36,96 miljard euro.
“Het wordt heel moeilijk”, oordeelt Van de Graaf. “In de geschiedenis van het kapitalisme zijn er nog grote bedrijven geweest die onoverwinnelijk leken, maar uiteindelijk ten onder gingen. Denk maar aan Kodak of Blackberry.”
2 Hoe lang heeft Big Oil nog?
“Het gouden tijdperk van olie ligt achter ons”, zegt Thijs Van de Graaf. “Er wordt gediscussieerd of we, zoals BP zegt, de piekvraag naar olie al hebben bereikt in 2019, of dat die nog volgt in 2026 of 2027, zoals het IEA stelt. Maar op de iets langere termijn zit er geen groei meer in.”
De oliebedrijven beseffen dat het een race tegen de tijd wordt. Dat vertaalt zich in hun ambitie, die vaak 2030 als eerste ijkpunt neemt. BP zal dan 40 procent minder olie oppompen. Het Franse Total, dat sinds vorige maand TotalEnergies heet, wil dat het aandeel van olieproducten in zijn omzet tegen dan daalt van 55 naar 30 procent. Shell wil op dat moment de grootste stroomleverancier ter wereld zijn.
“Voor Big Oil is 2030 morgenochtend”, kadert Johan Braem. “De ommekeer van fossiele brandstoffen naar groene energie voltooi je niet in twee jaar.” Het wordt ook uitkijken of de Amerikaanse multinationals het roer omgooien. Onder Donald Trump leken ze de handen vrij te hebben, maar Joe Biden wil de klimaatambitie aanscherpen. “Big Oil volgt in Europa de Europese regels, maar daarbuiten respecteren ze de daar geldende normen”, legt Schrans uit. Dat blijkt ook. TotalEnergies heeft een doelstelling voor nettoklimaatneutraliteit, maar die geldt alleen voor Europa, niet voor de rest van de wereld.
‘Voor Big Oil is 2030 morgenochtend. De ommekeer van fossiele brandstoffen naar groene energie voltooi je niet in twee jaar’
Toch zijn er tekenen aan de wand. Op dezelfde dag dat het Shell-arrest werd bekendgemaakt, keurden de aandeelhouders van het Amerikaanse Chevron een voorstel goed dat het bedrijf verplicht de vervuiling door zijn klanten te verminderen. Bij ExxonMobil overtuigde het relatief kleine hedgefonds Engine No. 1, dat amper 0,02 procent van de aandelen bezit, andere aandeelhouders om twee milieubewuste bestuurders te laten verkiezen. De twee werden door ExxonMobil-topman Darren Woods nog “ongekwalificeerd” genoemd.
“Dit is geen staatsgreep van een stel fundamentalisten”, stelt Van de Graaf. “De licence to operate van het bedrijf staat onder druk, en bijna alle grote aandeelhouders zijn bevreesd voor het toekomstige rendement.” Hij verwijst naar de personeelsinkrimpingen en de zware afschrijvingen die de oliemajors vorig jaar deden tijdens de coronapandemie. Met als toetje: negatieve prijzen. In april vorig jaar daalde de prijs voor een vat WTI-olie, de referentieprijs voor de Amerikaanse olie, tot -37 dollar per vat. Van de Graaf: “De Shell-uitspraak maakt nog een ander gevaar levensgroot. De rechter verplicht hen minder olie en gas te produceren, waardoor ze met stranded assets dreigen te worden opgescheept: activa als olie- en gasvoorraden die voor veel geld in de boeken stonden, maar niets meer waard zijn.”
3 Te groot is ook niet goed
Schaalgrootte wordt meestal als een voordeel gezien. Het kan helpen om kosten te reduceren en winsten te maximaliseren. Big Oil dreigt echter met schaalnadelen te kampen. “Ze torsen enorme schulden op hun balansen, terwijl de winsten uit groene energie nog niet eens apart worden vermeld in de jaarverslagen”, merkt Braem op. “Ze hebben de jongste twintig jaar miljarden besteed aan het uitkeren van dividenden en het inkopen van eigen aandelen, terwijl ze dat geld beter verstandig hadden geïnvesteerd.”
“De oliemajors moeten zichzelf disciplineren om lagere dividenden uit te keren en hun schulden af te bouwen”, weet Braem. “Eigenlijk moeten ze leren van de farma, waar de grote jongens beloftevolle biofarmabedrijven opkopen. De oliemaatschappijen zijn te laat om zelf nog van nul te begonnen, dus moeten ze kopen. Maar dat betekent nog meer schulden aangaan. Als de rente stijgt, staan ze op de eerste rij om in de klappen te delen.”
‘Ze hebben de jongste twintig jaar miljarden besteed aan het uitkeren van dividenden en het inkopen van eigen aandelen, terwijl ze dat geld beter verstandig hadden geïnvesteerd’
Big Oil is bovendien nog lang niet Big Green. Samengeteld hebben de zes grootste Europese oliebedrijven – Shell, BP, TotalEnergies, Eni, het Noorse Equinor en Repsol uit Spanje – tot 2025 groene investeringsplannen voor zowat 70 miljard euro. Dat is minder dan de 80 miljard euro die het Spaanse Iberdrola alleen al in diezelfde periode zal investeren, becijferde Van de Graaf.
Bovendien dreigen al die investeringen te leiden tot een oververhitting van de groene markt. Patrick Pouyanné, de topman van TotalEnergies, klaagde onlangs over de “waanzinnige waarderingen” voor de rechten op mogelijke concessies voor een aantal Britse windparken. “Die dreigen tot een bubbel te leiden.”
Daarnaast zijn de oliemajors gewend aan een extreem grote kapitaalsinvestering om een olie- of gasveld aan te boren. Als die achter de rug is, hangt hun winst af van het verschil tussen hun operationele kosten en de wereldmarktprijs. Is die hoog, dan stroomt het geld binnen. Dat soort windfall profits heb je niet bij hernieuwbare energie. Het is veel moeilijker om uit te vissen hoe je daar geld aan kunt verdienen. Big Oil investeert nu massaal in laadinfrastructuur voor elektrische wagens, maar de kans is klein dat ze daar even groot mee kunnen blijven als nu.
De oliemajors komen in een heel andere wereld terecht, weet Van de Graaf. “Als de lucratieve ontginning van olie en gas wegvalt, zullen de giganten kleiner worden en moeten ze concurreren met ervaren mastodonten als het Spaanse Iberdrola, het Franse Engie of het Italiaanse Enel. Die hebben al lang geleerd geen extravagante dividenden uit te keren. Wanneer je kijkt naar de return on investment, scoort Big Oil structureel slechter dan veel van hun toekomstige concurrenten.”
En de winnaar is: Saudi Aramco
“Wat is de klimaatwinst als spelers de activiteiten overnemen van andere spelers die een strengere klimaatstrategie volgen, omdat ze werken in het kader van de Europese Green Deal?” Jean-Benoît Schrans van de Belgische Petroleum Federatie staat niet alleen met zijn verzuchting. Het was ook een hoofdargument in de verdediging van Shell tijdens de rechtszaak over zijn klimaatuitstoot.
“We plaveien de weg voor de oliemaatschappijen van Koeweit en Saudi-Arabië”, weet Thijs Van de Graaf. “Het vonnis over Shell kwam er op basis van mensenrechten. Dan denk je niet spontaan aan die bedrijven als modelleerlingen. Anderzijds moeten we niet rekenen op rechters om de energietransitie te implementeren. Daarvoor moet de vraag naar olie dalen.”
De wereldwijde vraag naar olie bedroeg in 2019 zowat 100 miljoen vaten per dag. Of de piek daarmee is bereikt, is niet zeker. Wél dat er in pakweg 2050 flink wat minder olie zal worden verbruikt. Even duidelijk is dat het Saudische staatsoliebedrijf Saudi Aramco een van de last men standing zal zijn. Met geschatte productiekosten van 5 tot 10 dollar per vat heeft Saudi-Arabië veruit de goedkoopst te ontginnen olie. Het heeft echter baat bij een veel hogere olieprijs, omdat het daarmee zijn sociale zekerheid financiert.
Als de vraag naar olie daalt, verdwijnen ook de superwinsten. Daarom zetten de landen in het Midden-Oosten stevig in op de vergroening van hun energiebevoorrading. Zij hopen op termijn waterstof of andere groene moleculen te kunnen exporteren. “Zeker in Noordwest-Europa, met zijn zware industrie en beperkte potentieel voor hernieuwbare energie, zullen we blijven importeren. Maar in plaats van uit Rusland, Noorwegen of Qatar, zal het misschien uit Spanje, Litouwen en Oman zijn.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier