BIG BEN LUIDT DE RENTEKLOKKEN
De langetermijnrente in euroland is sinds begin dit jaar gestegen van 3,2 % tot 3,6 %. Moeten we vrezen dat dit het begin is van een lange klim? En hoe komt het dat de langetermijnrente in de VS laag blijft?
Albert Einstein had een genialiteit die de wetenschap ver overstijgt. Zijn goede raad is zelfs bepalend voor het schrijven van deze column. “Maak alles zo eenvoudig mogelijk, maar niet eenvoudiger” was zijn leidmotief.
Ik ben er in de jaren van overtuigd dat het eenvoudiger is om de dingen moeilijk voor te stellen. Een tweede gids voor deze column is de Duitse schrijver von Goethe. Tijdens mijn humaniora bij de jezuïeten werd het mij continu ingepompt: ” In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister” (1). Geloof me, het is moeilijker om een A4’tje te schrijven dan een half boek.
En dus worstel ik soms met deze ene bladzijde. Hoe kan ik bijvoorbeeld een complex probleem als de evolutie van de rente in 5000 tekens uitleggen?
Het is een beperking waar Ben Bernanke, de kersverse opvolger van Alan Greenspan als voorzitter van de Amerikaanse centrale bank, geen rekening mee houdt. In een speech van zeven volle bladzijden gaf hij zijn visie op het renteprobleem. En, eerlijk gezegd, ben ik er niet zoveel wijzer van geworden.
Volgens BB is de langetermijnrente laag gebleven wegens te veel sparen. Dit lijkt een ietwat eigenaardige vaststelling van iemand in een land met allerlei spaartekorten. Voor Bernanke vormt de huidige, lage langetermijnrente geen reden om de kortetermijnrente niet verder te verhogen.
Gevoelseconomie. Het probleem met de huidige rente is dat men het gevoel heeft dat ze laag is. In een historisch perspectief is dat niet juist. De rente in Europa fluctueerde in de afgelopen 500 jaar tussen 2,5 % en 5,5 %. Vandaag zitten we met 3,7 % dus net in het midden. De rente wordt grotendeels bepaald door de inflatie. Die blijft erg laag, ondanks de sterke stijging van de olieprijzen.
Gedeeltelijk wringt daar het schoentje. De gevoelsinflatie ligt hoger dan de gemeten inflatie. Vergelijk het met de temperatuur: een strakke noordenwind brengt in de winter de gevoelstemperatuur ver onder de reële buitentemperatuur.
In euroland is het verschil tussen de echte inflatie en de gevoelsinflatie nog vrij beperkt. Dat een pintje duurder is geworden door de euro, heeft een grotere impact gehad op de aangevoelde inflatie dan de realiteit dat communicatie en elektronica fors goedkoper zijn geworden.
In de VS kan het verschil tussen de aangevoelde inflatie en de echte inflatie natuurlijk niet door het invoeren van de euro worden verklaard. Ik vermoed sterk dat het daar meer heeft te maken met het aanpassen van de inflatieberekeningen zelf. Als je de buitentemperatuur meet naast een verwarmingsketel kan er ook een kleine verstoring optreden, niet?
Zo hebben ze in de States de zogenaamd ‘hedonistische’ berekening van de prijzen ingevoerd. Het komt erop neer dat men ook de kwaliteit van de producten in rekening neemt. Als een pc twee keer sneller is geworden terwijl de prijs gelijk bleef, dan is de prijs eigenlijk gehalveerd… Statistici schatten die verbetering in voor een heel breed gamma producten, zoals elektronica, auto’s en diensten (opleidingen…). Statistieken laten afhangen van kwalitatieve inschattingen ( hèdonè in het Grieks betekent genot) in plaats van objectief gemeten prijzen is echter een glibberig pad. Vooral omdat alle producten continu verbeteren. Zelfs textiel is kwalitatief ongelooflijk verbeterd, en bijna hightech geworden. Trouwens, onze tomaten zijn er kwalitatief ook op vooruitgegaan. Moet hun prijs in de index dan ook worden verlaagd?
Eigenlijk worden zo de technologische vooruitgang en de productiviteitsverbeteringen afgetrokken van de prijsevolutie. Dat is nonsens. De technologische vooruitgang op het einde van de negentiende eeuw of na de Tweede Wereldoorlog was minstens even spectaculair als vandaag. Maar dat vormde toen nog geen reden om de inflatiecijfers te corrigeren – lees: manipuleren.
In de States is de cijfermanipulatie veel verder geëvolueerd dan in Europa. Groeicijfers worden al langer getuned om een grotere bijdrage van technologie te tonen, en sinds 23 maart worden ook belangrijke geldgroeicijfers plots niet meer gepubliceerd. Het is alsof je beweert dat je de buitentemperatuur kunt inschatten door uit het raam te kijken van een airconditioned kantoor.
Europese rente geen raadsel, Amerikaanse wel. Als Bernanke en Greenspan de rente dus een conundrum (een raadsel) vinden, komt dat misschien omdat hun cijfers de voeling met de realiteit beginnen te missen. Dat lijkt me een eenvoudiger verklaring dan het academische mistgordijn van Bernanke.
Een goede vuistregel is dat de langetermijnrente de nominale groei van de economie zou moeten weerspiegelen. Zoals de grafiek toont, klopt dat min of meer in euroland en Japan. Alleen in de VS is er een grote kloof.
In de VS zou de langetermijnrente vandaag dus eerder rond 6 % moeten liggen, maar 3 à 4 % is normaal in onze contreien. Als Big Ben Bernanke dus de renteklokken luidt, moet hij voorzichtig zijn dat hij de beleggers in Amerikaanse obligaties niet wakker maakt.
De auteur is hoofdeconoom van Petercam Vermogensbeheer. Reacties: visienoels@trends.be
(1) De echte meester toont zich in de beperking.
Geert Noels
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier