Belgische bankiers onder druk gezet
Twee Belgische bankiers worden door de Zuid-Afrikaanse politie op de rooster gelegd. Een poging tot inzicht in een lobbyverhaal, waarin Delcredere en Belgolaise bank (Fortis) meespelen. Met minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel in een bijrolletje.
Een slag in het gezicht. Zo kwam het veto van de federale ministeries van Financiën en Buitenlandse Handel tegen een staatswaarborg van de Nationale Delcrederedienst (NDD) aan op de bovenste verdieping van Belgolaise bank in Brussel.
Zonder die borgstelling kon Belgolaise haar trouwste klant in Congo, George Forrest (zie Trends, 23 november 2000), geen banklening toestaan voor de nieuwe kobaltslagsmelter STL (Société de Traitement du terril de Lubumbashi) in Katanga. De afwijzing was er gekomen na een tête-à-tête tussen de kabinetschef van premier Guy Verhofstadt en Billy Rautenbach, de toenmalige topman van de Congolese mijngroep Gécamines. Dat was in juli 1999.
Maar in het voorjaar van 2000 gaf de Belgische regering dan toch – geruisloos – groen licht aan Delcredere. Nadat Rautenbach op 13 maart door de Congolese president Kabila gewipt werd, en Forrest zelf de leiding van Gécamines in handen kreeg. Het was dan ook met veel tamtam dat vorige week in Lubumbashi bij STL de lintjes werden doorgeknipt. Zoals in de nostalgische tijd van Union Minière du Haut Katanga schalden de fanfares en huppelden majorettes in het rond.
Wat heeft dit alles te maken met de Belgische bankier J.-C. P. (tot voor kort in Zuid-Afrika de vice-president corporate van ABN-Amro Bank), die enkele dagen eerder in Johannesburg op borg was vrijgelaten? J.-C. P. zat een nacht in de cel op beschuldiging van fraude en corruptie door the Investigative Directorate for Serious Economic Offences – een beduchte afdeling van de Zuid-Afrikaanse politie, die tactieken uit het apartheidsbewind niet schuwt.
Op het eerste gezicht lijkt de zaak J.-C. P. in Zuid-Afrika los te staan van het STL-kobaltproject in Congo. Maar de topman van ABN-Amro werkte samen met een andere Belg, W.D., die tot vorig jaar de vertegenwoordiger was van Belgolaise in Johannesburg. Deze twee bankiers werden door de Zuid-Afrikaanse politie gevraagd om op te treden als staatsgetuige tegen Billy Rautenbach, “in ruil voor immuniteit”.
W.D. was belast met de opvolging van Congo-dossiers, meer bepaald in de kobalt- en koperactiviteiten van Katanga waarin Belgolaise sinds jaar en dag een vinger in de pap heeft. Belgolaise is immers huisbankier van het staatsbedrijf Gécamines, van Forrest en zijn plaatselijke netwerk van privé-bedrijven (ondergebracht in Entreprise Générale Malta Forrest), maar ook van Billy Rautenbach en diens privé-activiteiten rond de groep Wheels of Africa.
Na de ineenstorting van Gécamines was Wheels op het eind van de jaren negentig opgeklommen tot de belangrijkste klant van Belgolaise in Centraal- en Zuidelijk-Afrika. De Afrika-dochter van Fortis Bank financierde Rautenbachs invoer en assemblage van Volvo-vrachtwagens en Hyundai-auto’s in Zuidelijk-Afrika en de aankoop van maïs voor Gécamines.
Billy Rautenbach werd echter een doorn in het oog van het Belgische establishment en de Zuid-Afrikaanse regering. In de Angelsaksische – en later ook in de Belgische – pers, werd hij afgeschilderd als een handlanger van de Zimbabwaanse president Robert Mugabe. Zimbabwe was Kabila ter hulp gesneld nadat Rwanda en Uganda medio 1998 Congo waren binnengevallen.
Tegelijk liepen bij Buitenlandse Zaken in Brussel tegen Rautenbach klachten binnen van de traditionele Belgische toeleveranciers aan Gécamines. Zij beschuldigden de Zimbabwaan ervan dat hij systematisch hun facturen terugstuurde en weigerde zijn fiat te geven voor betaling. Met de koppigheid van een Afrikaner-boer (hij komt uit Zuid-Afrika) wilde Rautenbach kappen met de praktijken van schandalige overfacturaties waarmee toeleveranciers en managers van Gécamines de mijngroep decennialang leegmolken. En dat was op z’n minst ‘onhandig’.
De Franstalige liberale lobby in Brussel rond Hervé Hasquin bewerkte minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel ( PRL). Maar ook in Pretoria keek de regionale grootmacht met lede ogen hoe Mugabe de leidersrol opeiste in Zuidelijk-Afrika, ten koste van Nelson Mandela. Bovendien weigerde een arrogante Rautenbach in te gaan op de avances van grote Zuid-Afrikaanse mijngroepen als Anglo American en Billiton om hun expertise te benutten.
Het oude liedje bij Gécamines
Na het vredesoffensief van Louis Michel tegenover Congo, nam Kabila de beslissing die iedereen goed uitkwam: de ouwe rot van Katanga, George Forrest, mocht het roer overnemen van Gécamines (en en passant in Lubumbashi een nieuwe presidentiële residentie bouwen). Exit Rautenbach.
Meteen, in maart 2000, kwam Delcredere dan toch over de brug met een staatswaarborg voor 20 miljoen dollar van Belgolaise. Mede omdat de Fins-Amerikaanse groep OMG bereid was borg te staan voor 10 miljoen dollar, in ruil voor een korting van 7,8 miljoen dollar op kobaltleveringen uit de mijn van Luiswishi (een 50%-50%-partnership tussen Forrest en Gécamines). Daartegen had Rautenbach zich als topman van Gécamines verzet, omdat de Congolese mijngroep in die deal eens te meer aan het kortste eind trok.
Alle middelen zijn goed?
In mei 1999 kon Rautenbachs Wheels-groep zijn bankschulden niet langer aflossen: de Aziatische crisis, een forse devaluatie van de Zuid-Afrikaanse rand, scherpe rentestijgingen, en een met 40% ingeklapte automobielmarkt zorgden voor aanslepende kastekorten bij Wheels. Tussen april en augustus 2000 werden zowat alle filialen van Wheels of Africa failliet verklaard. En dat op aandringen van de potentiële kopers – de gevestigde automerken die de succesvolle ‘piraat’ maar al te graag uit hun vaarwater zagen verdwijnen.
“Er was bij Wheels financieel mismanagement, maar een herstructurering was mogelijk geweest. De kredietkraan ging echter definitief dicht na de stroom negatieve berichten in de pers over ‘de man van Mugabe.’ De operatie beschadiging door de Zuid-Afrikaanse veiligheidsdiensten heeft gewerkt,” aldus een waarnemer in Zuid-Afrika.
Billy Rautenbach werd onder meer beschuldigd van moord op de Koreaanse baas van Daewoo, van kobalttrafiek uit Congo en van ivoorsmokkel.
Na J.-C. P. van ABN-Amro werd ook oud-Belgolaise-bankier W.D. gevorderd om staatsgetuige te zijn in het Rautenbach-dossier van de Zuid-Afrikaanse staat. Toen Belgolaise niet wilde meestappen in de financiering van montagefabrieken in Botswana, trad W.D. – met medeweten van Belgolaise in Brussel – op eigen houtje op als consulent voor Wheels. Samen met J.-C. P. werkte hij een financiering uit. ABN-Amro in Brussel was bereid om met FMO (de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden) een minderheidsbelang te nemen in de Botswaanse fabriek.
Totaal onverwacht beschuldigde ABN-Amro J.-C. P. later van corruptie, omdat hij een kredietbrief van 17 miljoen dollar verdisconteerd zou hebben en de betaling heeft aangewend voor ‘andere doeleinden’ – zonder verdere specificatie. Merkwaardig is dat ABN-Amro bijna twee jaar gewacht heeft om J.-C. P. ter verantwoording te roepen. Voor een dergelijke fout neemt een kredietcomité binnen de 24 uur maatregelen. Bovendien kreeg J.-C. P. van zijn werkgever een genereuze gouden handdruk.
Waarnemers sluiten niet uit dat beide getuigen onder druk worden gezet om bezwarende elementen tegen Rautenbach aan te dragen. De Belgische lobby haalde in elk geval zijn slag thuis. Ondertussen sukkelt de zaak-Rautenbach in Zuid-Afrika van de ene beschuldiging naar de andere. Na twee jaar onderzoek heeft Pretoria nog geen tastbaar resultaat in handen.
erik bruyland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier