BELGISCH BLOK
LAAGSTE GROENE FRANK.
“Het eerste Europese offshore windmolenpark avant-la-lettre staat in Vlaanderen,” zegt Wilfried Van Melckebeke, directeur van Turbowinds. Sinds ’86 exploiteert deze ex-hoofdingenieur van Windmaster – nu in handen van de Treco Group (zie Trends van 25 april ’96) – het windmolenpark op de pier van Zeebrugge, 3 km in zee.
Van Melckebeke: “In ’80 startte het metaalverwerkend bedrijf HMZ van de gebroeders Hayen met de productie van windturbines. Vandaag staan onze machines over heel de wereld. In tegenstelling tot andere landen hebben wij na Zeebrugge geen grote opdrachten van de Belgische staat meer gekregen. Alleen het Limburgse Interelectra investeert nog in hernieuwbare energie. Zo hebben wij in Gotsheide (Hasselt) een nieuwe windmolen van 480.000 kWh geplaatst. Kostprijs: 15 miljoen frank. Ook won Turbowinds vorig jaar het contract voor vijf stuks met een vermogen van 400 kW voor de mijnterrils van Heusden-Zolder. Maar de nodige bouw- en milieuvergunningen zijn nog altijd niet verstrekt.”
“Nochtans is ons land wel degelijk geschikt voor de uitbouw van windenergie op zee,” bevestigt ingenieur Luc Dewilde, wetenschappelijk medewerker aan de VUB: “De totale oppervlakte van onze territoriale wateren bedraagt meer dan 2000 km². Naar schatting kan men op de zandbanken – goed voor zo’n 328 km² – een elektrisch vermogen van 3500 MW installeren. Op termijn zullen we wel naar zee moeten gaan, want door de dichte bevolking is er aan land te weinig plaats. Bovendien beschikt België over de maritieme knowhow terzake. Denk maar aan de staalconstructie, scheepsbouw, funderingstechnieken, baggerwerken en takelkranen. Als je al deze ondernemingen samen zou brengen, sta je zeer sterk.”
Maar of dit potentieel in de toekomst daadwerkelijk gerealiseerd zal worden hangt af van het politiek beleid terzake. Wim De Groote, onafhankelijk energieconsulent: “Zo vormt de tarifering voor elektriciteitsproducenten buiten Electrabel/SPE de voornaamste belemmering voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie in Vlaanderen. Ervaring in Californië, Denemarken en Duitsland leert dat onafhankelijke producenten (gezinnen, fondsen en privé-investeerders) voor de nodige dynamiek kunnen zorgen. Bij eerlijke concurrentie hangt de elektriciteitsprijs af van tijdstip én plaats van de levering. Gezien de specifieke kenmerken van de markt (de verkoop kan enkel gebeuren via een netwerk, dat over een monopolie beschikt) zouden de transporttarieven moeten worden vastgelegd door een onafhankelijk toezichtsorgaan.”
Maar experts, zoals het Internationaal Energie Agentschap, plaatsen vraagtekens bij de autonomie van het Belgisch Controlecomité voor Elektriciteit en Gas (CCEG), dat in de lokalen van Tractebel zetelt. Zijn macht en middelen zijn beperkt. Bovendien wordt het personeel betaald door Electrabel, volgens de Organisatie voor Economische en Sociale Ontwikkeling één der machtigste elektriciteitsbedrijven ter wereld. Na Ierland betaalt België de laagste prijs aan onafhankelijke energieproducenten in Europa, de zogenaamde groene frank: 2,08 frank per kWh versus 3 frank in Nederland en zelfs 3,5 frank in Duitsland of Italië. Terwijl Denemarken en Griekenland respectievelijk 85 en 90% van het klein gebruikerstarief terugbetalen verplicht het CCEG derden om alle elektriciteit die ze aanmaken, aan het net te verkopen en dan voor eigen verbruik terug te kopen tegen een bedrag dat twee- tot viermaal hoger ligt. Ook ontbreekt in ons land een duidelijke reglementering inzake technische aansluitingsvoorwaarden en vergunningen. Tenslotte hebben de intercommunales er volgens het huidige mechanisme geen baat bij hernieuwbare energie te stimuleren, omdat dit alternatief hun omzet en hun winsten doet dalen. Dat is echter de wereld op zijn kop zetten.
ERIC POMPEN
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier