België, ooit een land van melk en honing

Daniëlle Vanwesenbeeck

De bakker in mijn dorp zet zijn koeltoog nog maar drie dagen per week aan. Op die dagen kunnen de dorpsgenoten gebak met room bestellen, op andere dagen niet. Twee jaar geleden moesten onze kinderen in kringen op de speelplaats zitten, moesten wij bubbels tellen, mochten sommige familieleden niet naar het kerstfeest komen. Dit jaar moeten de mensen in Lubbeek inplannen wanneer ze een slagroomtaart eten. Het zal je verjaardag maar zijn, op zo’n slagroomloze dag.

Terwijl ondernemers tijdens corona commercieel nog creatief uit de hoek konden komen, moeten ze nu creatief zijn aan de kostenzijde. Ik kon nog nieuwe investeringen doen om minder energie te verbruiken. Maar voor sommige grote energieverbruikers zit er niet meer op dan hun productie te halveren of enkele dagen te sluiten. Tot zover de creativiteit aan de kostenzijde. Als een bakker zijn taarten niet meer kan aanbieden, doet dat beseffen dat we de jongste jaren in een land van melk en honing hebben geleefd. Dat alles beschikbaar is, vonden we vanzelfsprekend. Dat alles zijn energiekostprijs heeft, daar stonden we te weinig bij stil.

De overheid vermindert de loonkostenfactuur van 32 miljard euro met 1 miljard. Dat is een druppel op een heel erg hete plaat.

Maar dat keerde snel. De melk en de honing werden vervangen door onbetaalbare energie en arbeid. De onbetaalbare arbeid wordt opnieuw een bedreiging voor de competitiviteit van dit land. Volgens de huidige vooruitzichten zullen de loonkosten in de periode 2022-2024 gemiddeld met 21 procent toenemen. Voor alle Belgische bedrijven samen komt dat neer op een extra jaarlijkse loonfactuur van 32 miljard euro. In de buurlanden stijgen de loonkosten maar met de helft daarvan.

De snel stijgende loonkosten zijn een heel groot probleem voor de Vlaamse ondernemingen. Ze worden opgezadeld met veel sterkere loonstijgingen dan hun buitenlandse concurrenten. Dat heeft op termijn onvermijdelijk gevolgen voor de investeringen en de werkgelegenheid. Eindelijk lijkt het gevaar van de oplopende loonkostenhandicap ook tot de federale regering door te dringen.

Het resultaat van het federale begrotingsoverleg is dat een deel van de werkgeversbijdragen (7,07% van de patronale RSZ-bijdragen) wordt kwijtgescholden in de eerste twee kwartalen van 2023. Die maatregel zou alle bedrijven samen tijdelijk een ademruimte van 1 miljard euro bieden. In de tweede jaarhelft mogen ondernemingen die betaling uitstellen tot 2025. De maatregel is goedbedoeld, maar lijkt eerder symbolisch. De overheid vermindert de loonkostenfactuur van 32 miljard euro met 1 miljard. Dat is een druppel op een heel erg hete plaat. Nochtans hoeft de overheid niet altijd het feestje te betalen. Iedereen weet dat de ondernemingen en de burgers uiteindelijk betalen. We zitten aan een overheidsschuld van 33 miljard euro. Als de zak leeg is, valt er niets meer uit te delen.

Er kunnen nog andere maatregelen worden genomen. Waarom houden we vast aan de automatische loonindexering? Drie landen in Europa passen die nog toe: Luxemburg, Malta en België. De automatische loonindexering kost ook de overheid handenvol geld. Het is jammer dat geen enkele politicus zijn nek daarvoor durft uit te steken. Het is het pijnlijke gevolg van het denken in het ritme van de verkiezingen. De automatische indexering afschaffen zou wellicht te veel stemmen kosten.

Nochtans zijn we een economie met een grote focus op export. De automatische loonindexering maakt ons kwetsbaar. Het is van cruciaal belang dat onze bedrijven competitief blijven ten opzichte van het buitenland. Als we niet oppassen, wordt België het kneusje van Europa, terwijl we een land van melk en honing moeten zijn. Waar bubbels uit champagneflessen komen en slagroomtaarten zeven dagen per week beschikbaar zijn, waar energie betaalbaar blijft en mensen graag aan het werk zijn. En vooral: waar werken betaalbaar blijft.

De auteur is general manager Mastermail en voorzitter van Voka Vlaams-Brabant

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content