Belgen te traag
De Palestijnse staat in wording wordt opgevrijd door regeringen en ondernemingen van over de hele wereld. Maar België schittert door zijn afwezigheid.
Gaza, Jeruzalem.
Te oordelen naar het aantal vooraanstaande West-Europese politici én ondernemers die dezer dagen in Gaza en Jeruzalem neerstrijken, is 1996 voor Palestina een “staat in wording” een cruciaal jaar. In 1994 en 1995 kreeg Yasser Arafat vanwege de zogenaamde club van donorlanden gecumuleerd 2,3 miljard VS-dollar aan hulp toegeschoven. De besteding van die gelden komt volop in een stroomversnelling. Dat de haven van Gaza letterlijk in de steigers staat, is meer dan alleen maar symbolisch. Tientallen andere projecten (zie kader) zitten in de pijplijn. Nederlandse, Franse, Scandinavische, Duitse, Spaanse, Italiaanse en Britse ondernemers zijn reeds met tientallen on the field aanwezig, maar de Vlaamse bedrijven laten het massaal afweten. “Ik ervoer weinig tot geen interesse voor Palestina,” zegt Edouard Renson, de Vlaamse economische vertegenwoordiger met standplaats in Tel Aviv. In zijn job is Renson ook verantwoordelijk voor de zogenoemde “bezette gebieden”. Gebieden die dus alvast niet op veel Vlaamse aanwezigheid moeten rekenen. “Spijtig,” zegt Renson, “voor vele Vlaamse ondernemingen is dit een gemiste kans. Aan Palestijnse kant ervaar ik immers ruime interesse voor ons aanbod.” Ook de uittredende topman van de Vlaamse Dienst voor Buitenlandse Handel (VDBH), Hans De Belder, zag na directe contacten met boegbeeld Yasser Arafat ruime opportuniteiten. “Maar,” zegt De Belder, “ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat onze ondernemingen niet bereid zijn om mee te investeren in het nieuwe Palestina. Er wordt hooguit gedacht aan wat handel voeren. Het is duidelijk dat wij hier een open kans laten liggen.” Alle goede bedoelingen ten spijt, slaagde de VDBH er al die jaren niet in om een zending naar het op economisch vlak veelbelovende Palestina te organizeren.
VREDESDIVIDEND.
Januari 1995. In de Palestijnse gebieden streek één van de vele Europese handelsmissies neer. Ditmaal deed de Belgian-Arab Chambre of Commerce Jeruzalem en de Gaza-strook aan. De contacten waren geprivilegieerd, maar het aantal meegereisde ondernemingen beperkte zich tot… twee. Vandaag wachten de Palestijnen nog steeds op een ernstig verlengstuk van die missie. De Gom Vlaams-Brabant meldde op 8 januari jongstleden dat het een initiatief nam richting Palestina omdat “het Israëlisch-Palestijns vredesproces op termijn nieuwe zakelijke opportuniteiten biedt in de Autonome Gebieden”. Bedoeling was om op 23 en 24 februari een Vlaamse deelname te organizeren aan Medinterprise Palestina in Bethlehem, the place to be voor wie zaken wil doen in het gebied, ongeacht de sector. Het initiatief van de Gom Vlaams-Brabant bleef echter dode letter. “Er was gewoon onvoldoende belangstelling vanwege de bedrijven,” zegt Hugo Van Bever namens de Gom. Op Medinterprise streken eind februari wél kmo’s neer uit alle windstreken van Europa (ook uit Wallonië), maar niet uit Vlaanderen.
De Belgische consul-generaal in Jeruzalem, Michael Goblet d’Alviella, meent alvast dat Palestina “meer dan de moeite waard is voor onze kmo’s. Al vrees ik dat het al te laat is om nu nog in te haken op de dossiers van de grote infrastructuurwerken. Er zullen vermoedelijk alleen nog kleinere contracten te versieren zijn.” Herman Thys, adviseur bij de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel (BDBH), reisde midden februari eigenmachtig naar Jeruzalem, om er op hoog niveau contact te nemen met de Palestijnse verantwoordelijken uit de onmiddellijke opgeving van Arafat. Thys overhandigde er een lijst van eventueel geïnteresseerde Belgische bedrijven. In zijn rapport schrijft hij, optimistischer dan de consul-generaal : “Hier is een totaal nieuwe markt die vraagt om investeringen, knowhow en technologie en die ook direct kansen biedt aan allerlei leveranciers van verbruiksartikelen in de bouw en aan leveranciers van diensten (onder meer inzake management). Ook op het vlak van de infrastructuur (haven, luchthaven, wegenwerken) is er heel wat te doen.”
PRIORITEIT ?
Als Vlaanderen en de Vlaamse kmo’s de Palestijnse trein aan het missen zijn, kan hetzelfde alvast niet gezegd worden van Nederland, Frankrijk, Noorwegen, Zweden, Italië, Duitsland, Engeland en Spanje. De officiële verzoening tussen Israël en Palestina was nog maar net een feit (najaar 1993) of de eerste West-Europese handelsmissies, meestal geruggesteund vanuit de politieke overheden, streken al neer in Gaza en Jeruzalem. In ons land komt Philippe Maystadt als minister voor Buitenlandse Handel voorlopig niet verder dan de bewering als zou Palestina absoluut geen prioritaire markt zijn voor de Belgische ondernemingen, en dit spijts zijn gunstige ligging (La Libre Belgique, 20 januari jl.). In Nederland wordt daar alvast anders over gedacht. Minister voor Ontwikkelingssamenwerking Jan Pronk toonde zich reeds bijzonder vrijgevig voor allerlei projecten in Palestina. Eerste minister Wim Kok en Buitenlandminister Hans Van Mierlo reisden zopas tot in Gaza, om de kansen van het Nederlandse bedrijfsleven “gaaf” te houden. Gaza wordt begiftigd met een spiksplinternieuwe zeehaven. De Nederlandse consultancy-groep Grabowski en Poort mocht al opdraven voor de feasability-studie, terwijl een Nederlands-Frans consortium, onder leiding van het Nederlandse Ballast Nedam, straks de haven effectief zal bouwen. Belgische bedrijven zoals Jan De Nul of Haecon hebben hoge verwachtingen, en deden een reeks demarches in Gaza, maar moeten lijdzaam toezien hoe de Belgische en de Vlaamse autoriteiten het grotendeels laten afweten. Insiders weten zelfs te vertellen dat er op de Palestijnse vraag naar een Belgische feasability-studie voor bepaalde infrastructuurwerken nooit enig antwoord is gekomen van Belgische zijde. Abos, het Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking, heeft 250 miljoen frank ingeboekt, maar dat geld blijft voorlopig ongebruikt in de boeken staan. De Belgische bedrijven weten zelfs van die (geringe) hefboom niets af.
LAAT.
Vlakbij de Damascus-poort in Jeruzalem, in de Nabloes Road, houdt Hanna Siniora kantoor. Siniora is één van de kopstukken van de Euro-Palestinian Chambre of Commerce (1989) en zit namens de organisatie op een hoopje “donorgeld”. Zegt Siniora : “Ons werk is het stimuleren van handelsrelaties tussen Palestijnse en Europese ondernemingen. We zijn verheugd dat hier volgende week in Bethlehem een missie neerstrijkt met Waalse kmo’s. Want daar is het de Palestijnen vooral om te doen : kleine en middelgrote ondernemingen. Voor hele grote bedrijven zoals het Duitse Daimler Benz bijvoorbeeld vinden we geen Palestijnse partners. Wij hadden graag ook Vlaamse kmo’s hier op bezoek gehad. Hun hoog aangeschreven knowhow is ons bekend.” Hanna Siniora overhandigt ons fier het Palestine Business Report, een vakkundig gemaakt zakenblad over Palestina. Daarin lezen we onder meer de mening van Harvard-prof Jeffrey Sachs, die de thesis hanteert als zou er een negatieve relatie bestaan tussen de natuurlijke rijkdommen van een land en zijn groeicapaciteiten. Volgens Sachs zouden landen met weinig natuurlijke rijkdom (zoals Palestina) dus de meest getalenteerde klimmers zijn. Op de vraag of 1997 (ten vroegste) niet rijkelijk laat is voor een Vlaamse handelsmissie, repliceert Siniora als een diplomaat : “Beter laat dan nooit, zeker ?”
KAREL CAMBIEN
YASSER ARAFAT Regeringen en investeerders van overal ter wereld zien opportuniteiten in de heropbouw van Palestina. Maar van Vlaamse zijde blijkt de interesse maar koeltjes.
DE PALESTIJNSE NODEN ZIJN GROOT De investeringsdossiers navenant : infrastructuurwerken, telecom, diepzeehaven, luchthaven,… Hanna Siniora (Euro-Palestinian Chamber of Commerce) : We zouden ook graag Vlaamse kmo’s op bezoek krijgen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier