Belastbaar of niet ?
Er bestaat heel wat onduidelijkheid over het fiscaal statuut van gemeenrechtelijke schadevergoedingen die bijvoorbeeld naar aanleiding van een verkeersongeval in het privé-leven worden uitgekeerd. Zijn die schadevergoedingen nu belastbaar of niet ?
Over het fiscaal statuut van vergoedingen die worden uitgekeerd wanneer men bijvoorbeeld bij een ongeval een blijvend letsel oploopt, wordt al lang gediscussieerd. De oorzaak daarvan ligt bij de wettekst zelf, die op dit punt helemaal niet duidelijk is.
Bij de inkomsten die als pensioenen belastbaar zijn, rekent de wet niet alleen de eigenlijke pensioenen, maar ook de als zodanig geldende toelagen. In de wet wordt vervolgens een onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van belastbare vergoedingen. Om te beginnen de vergoedingen die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op een beroepswerkzaamheid. En daarnaast de vergoedingen die het hele of gedeeltelijke herstel van een bestendige derving van beroepsinkomsten uitmaken.
ARBEIDSONGEVAL.
Vraag is dan tot welke categorie een bepaalde vergoeding moet worden gerekend. Inzake de vergoedingen die men verkrijgt wanneer men bijvoorbeeld bij een arbeidsongeval een blijvende ongeschiktheid oploopt, bestaat daarover nog nauwelijks discussie. Zij horen thuis in de eerste categorie. Hetzelfde geldt voor de vergoedingen wegens permanente ongeschiktheid die het gevolg is van een beroepsziekte. Die vergoedingen worden inderdaad geacht rechtstreeks, of minstens onrechtstreeks betrekking te hebben op een beroepswerkzaamheid. Dat klinkt logisch.
PRIVE.
Moeilijker wordt het wanneer men te doen heeft met gemeenrechtelijke schadevergoedingen die bijvoorbeeld naar aanleiding van een verkeersongeval in het privé-leven worden uitgekeerd. Bij dat verkeersongeval is men bijvoorbeeld gewond geraakt, met een blijvend letsel tot gevolg. Men krijgt daarvoor één miljoen frank toegewezen. Is die vergoeding belastbaar ?
Dat hangt ervan af tot welke categorie men die vergoeding rekent. Als men volhoudt dat deze vergoeding ook rechtstreeks of onrechtstreeks te maken heeft met het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid (en zij dus tot de eerste categorie behoort), dan is zij alleszins (zoals een pensioen) belastbaar.
DERVING.
Gaat men er daarentegen van uit dat zij tot de tweede categorie behoort, dan is de belastbaarheid geen evidentie. In de tweede categorie vallen immers alleen de vergoedingen die een bestendige derving van beroepsinkomsten uitmaken. Men moet in dit geval bijgevolg nagaan of er wel zo’n bestendige derving van inkomsten is. Zo ja, dan is de vergoeding belastbaar, zo niet, dan is zij niet belastbaar.
Een en ander maakt het bijgevolg noodzakelijk om in elk dossier opnieuw te onderzoeken waarvoor de vergoeding concreet werd toegekend. Soms zijn de zaken zeer duidelijk.
Neem bijvoorbeeld een ongeval van het privé-leven waarbij iemand volledig en blijvend arbeidsongeschikt geraakt. Hij kan eenvoudig niet meer werken. De rechtbank veroordeelt de persoon die het ongeval heeft veroorzaakt, of diens verzekeraar, specifiek daarvoor tot het betalen van een schadevergoeding. En zegt ook uitdrukkelijk dat die dient om het verlies aan beroepsinkomsten te herstellen.
Het is dan zonneklaar dat deze vergoeding belastbaar is (zoals een pensioen). Het gaat immers uitdrukkelijk om een vergoeding die bedoeld is om (en ook werkelijk dient om) een blijvend verlies aan beroepsinkomsten te dekken. Zij behoort overduidelijk tot de hogervermelde tweede categorie van belastbare vergoedingen.
MINDER.
In veel gevallen liggen de zaken evenwel veel minder duidelijk. Neem bijvoorbeeld iemand die het slachtoffer is van een verkeersongeval in het privé-leven, en daarbij een ernstig (en blijvend) letsel oploopt aan zijn been. Is hij blijvend arbeidsongeschikt ? Hij kan nog werken. Maar gezien zijn letsel kan hij niet meer om het even welk beroep uitoefenen. Misschien kan hij zijn huidig beroep nog voortzetten ; misschien ook niet. In ieder geval zal het werken hem zwaarder vallen. De rechtbank kent hem daarom een schadevergoeding toe. Niet expliciet om een inkomensverlies, maar wel om een economisch waardeverlies te dekken.
Is zo’n vergoeding ook belastbaar ? Alles hangt weer af van de categorie waarin men deze vergoeding situeert. Indien zij behoort tot de eerste categorie (vergoedingen die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid), dan is zij alleszins belastbaar. Behoort zij tot de tweede categorie, dan kan zij alleen belastbaar zijn, als zij een inkomensverlies dekt.
WAARDEVERLIES.
Over die problemen is veel gediscussieerd en geprocedeerd. De administratie heeft bijvoorbeeld lange tijd gevonden dat vergoedingen die bedoeld zijn om een economisch waardeverlies te dekken, wel degelijk onrechtstreeks betrekking hebben op het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid ; en dat zij bijgevolg zouden vallen onder de eerste categorie. Waardoor zij in ieder geval belastbaar zouden zijn. Maar die oplossing werd fel bekritiseerd en betwist.
Uiteindelijk besliste de minister van Financiën begin vorig jaar een punt achter de discussie te zetten. En liet hij weten dat gemeenrechtelijke schadevergoedingen die toegekend worden wegens een blijvende ongeschiktheid, niet langer aan de belasting onderworpen zouden worden, op voorwaarde dat zij niet het herstel van een verlies van beroepsinkomsten vertegenwoordigen.
Tegelijk kondigde de minister aan dat dit nieuwe standpunt binnen de kortste keren aan de belastingambtenaren zou worden meegedeeld in een administratieve circulaire.
CIRCULAIRE.
Maar daarna werd het lange tijd stil. Uiteindelijk heeft het tot begin juli van dit jaar geduurd vooraleer die circulaire het daglicht heeft gezien. Maar eind goed, al goed. In de rondgedeelde circulaire staat kort en krachtig dat vergoedingen, betaald door een aansprakelijke derde ingevolge een ongeval dat in het kader van het privé-leven is gebeurd, niet (meer) belastbaar zijn. Op voorwaarde dat deze vergoedingen geen echt verlies van beroepsinkomsten herstellen. Idem wanneer zulke vergoedingen worden uitbetaald door de verzekeraar van de aansprakelijke derde, of door de verzekeraar van het slachtoffer zelf.
Maar daarmee zijn niet alle problemen van de baan. In dezelfde circulaire staat te lezen, dat de onbelastbaarheid niet slaat op vergoedingen die betaald worden ingevolge een door de werkgever afgesloten individuele collectieve verzekering tegen lichamelijke ongevallen.
En bij de vergoedingen die wel voor belastingvrijstelling in aanmerking komen, blijft natuurlijk het probleem van de voorwaarde bestaan : de vergoeding mag zoals gezegd geen echt verlies van beroepsinkomsten herstellen. Het zal bijgevolg aan het slachtoffer zijn om te bewijzen dat hij ingevolge het ongeval geen blijvend inkomensverlies lijdt.
NETTO.
Voor de gevallen waarin daarover twijfel bestaat, is het allicht raadzaam aan de rechtbank te vragen de aansprakelijke derde (of de verzekeraar) te veroordelen tot het betalen van een netto-schadevergoeding. Onder voorbehoud van eventueel te betalen belastingen. Als dan nadien blijkt dat de vergoeding toch wordt belast, dan kan die belasting alsnog op de derde aansprakelijke (of diens verzekeraar) worden verhaald.
Maar ook dan is men nog niet altijd aan het einde van het verhaal. Zo is onlangs een arrest gepubliceerd van het Hof van Beroep te Luik, waarin precies zo’n geval ter sprake kwam (Luik, 21 januari 1997, F.J.F., Nr 97/94). De verzekeraar (van de derde aansprakelijke) was veroordeeld tot het betalen van een netto-schadevergoeding, onder voorbehoud van eventuele belastingen die daarop zouden drukken. Bleek de vergoeding nadien inderdaad belastbaar te zijn. Waarna het slachtoffer die belasting wou verhalen op de verzekeraar. Maar dat leidde dan weer tot eindeloze discussies over de manier waarop die belasting moest worden berekend. Een schadevergoeding die in kapitaal wordt uitbetaald, en die een blijvende inkomensderving dekt, is immers niet in een keer belastbaar, maar wel gespreid in de tijd. Elk jaar wordt een fictieve omzettingsrente aan het belastbaar inkomen toegevoegd.
BEREKENING.
Maar wat als er daarnaast nog andere inkomsten zijn. Hoe moet men dan het gedeelte van de belasting berekenen dat specifiek op die omzettingsrente betrekking heeft ? Het Hof laat verstaan dat men de berekening concreet van jaar tot jaar moet maken ; en dat men daarbij wel degelijk rekening moet houden met het eventueel bestaan van andere inkomsten. Maar niet met latere verhogingen ervan. Anders gezegd : de te vergoeden belasting bedraagt niets minder, maar ook niets meer dan de belasting die effectief door de ontvangen schadevergoeding veroorzaakt wordt.
Jan Van Dyck
Jan Van Dyck is fiscalist.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier