Begrotingsinspanning van 10,5 procent is op termijn nodig
Om de overheidsfinanciën op termijn op de rails te houden, is een begrotingsinspanning van 35 miljard euro of 10,5 procent van het bbp nodig. Doen we niets, dan dreigt de staatsschuld op te lopen tot 716 procent van het bbp, zo leren verse berekeningen van de KU Leuven.
Kasper kreeg, net als de 128.256 andere Belgjes geboren in 2010, op het eerste gezicht een fantastisch ge-boortecadeau van de samenleving. Want iedere Belg geboren in 2010, zal in de loop van zijn leven per saldo gemiddeld 119.196 euro ontvangen van de overheid. Dat bedrag is het verschil tussen alle te ontvangen uitkeringen en te betalen belastingen, in de veronderstelling dat het huidige fiscale, sociale en budgettaire beleid wordt voortgezet.
Maar de ouders van Kasper wachten toch maar beter met die extra fles champagne, want het gaat om een vergiftigd geschenk. Het beleid zal veranderen, omdat het moet veranderen. Dat de Belgen die nu het levenslicht zien de overheid uiteindelijk gemiddeld 120.000 euro per kop zullen kosten, is een eerste indicatie dat de Belgische overheidsfinanciën onhoudbaar zijn. Als iedereen geld verdient aan de overheid, stijgt de staatsschuld tot onhoudbare niveaus. Om de overheidsfinanciën opnieuw houdbaar te maken, moet elke nieuwgeborene eigenlijk over zijn hele leven netto 181.000 euro afdragen. In de kering is dat dus 300.000 euro verschil. Arme Kasper & co dus.
Deze techniek heet generatieboekhouden en berekent voor elk individu van elke leeftijd wat die voor zijn resterende levensduur gemiddeld nog betaalt aan of krijgt van de overheid, en dat bij ongewijzigd beleid. Een twintigjarige bijvoorbeeld moet gedurende de rest van zijn leven gemiddeld 129.672 euro afdragen. Een zestigjarige krijgt gemiddeld 325.175 euro. Het keerpunt ligt rond 34 jaar (zie grafiek). “Maar je mag geen afwegingen maken tussen de generaties. Een zestigjarige is ook twintig geweest, en een twintigjarige wordt wellicht ook zestig”, zegt professor André Decoster (KU Leuven), die samen met onderzoekers Pieter Vanleenhove (KU Leuven) en Xavier Flawinne (CREPP, Universiteit Luik) voor het eerst in vijftien jaar een nieuwe grondige generatieboekhouding voor België maakten, en dit voor het jaar 2010 (*).
Verbluffend
Door deze generatieboekhouding te combineren met de bevolkingsprognoses van de Belgische bevolking, kan de impliciete overheidsschuld berekend worden. Dat is de overheidschuld die ook rekening houdt met alle toekomstige verplichtingen van de overheid die niet gedekt zijn door toekomstige inkomsten. De resultaten zijn verbluffend. “Het huidige fiscale en budgettaire beleid is niet houdbaar”, zegt André Decoster. “Om de overheidsfinanciën weer op de rails te krijgen is op lange termijn een begrotingsinspanning van 10,45 procent van het bbp nodig, of ongeveer 35 miljard euro. In plaats van een structureel evenwicht (voor rentelasten) in 2010, hebben we een structureel overschot van 10 procent nodig. Dit hoeft niet van vandaag op morgen, maar het gaat wel om de structurele inspanning die nodig is, los van de conjuncturele schommelingen. En het is een inspanning die decennialang volgehouden moet worden. We spreken ons ook niet uit over hoe de inspanning geleverd moet worden. Maar als ze enkel via hogere belastingen verloopt, dan moet de totale belastingdruk ongeveer van 45 naar 55 procent van het bpp stijgen, wat neerkomt op een belastingverhoging van 20 procent. Wordt er enkel gesaneerd in de uitgaven, dan moeten die dalen met 18 procent.”
Als deze inspanning niet gedaan wordt, dan stijgt de Belgische overheidsschuld tot 719 procent van het bbp. Dat is een even spectaculair als onrealistisch cijfer, omdat de financiële markten en wellicht ook de kiezer de politici onderweg zullen verplichten om het roer om te gooien, lang voor de schuld die 719 procent nadert. Dat proces is trouwens al begonnen, onder druk van de markten en de kredietbeoordelaars die de kredietwaardigheid van België afwaarderen. Moody’s verlaagde vorige week de Belgische kredietwaardigheid nog met twee stappen. Recentelijk berekenden de Duitse hoogleraar Bernd Raffelhüschen en zijn assistent Stefan Moog (Albert-Ludwigs-Universität in Freiburg) de Belgische impliciete overheidsschuld op 426 procent van het bbp. Dat cijfer is vergelijkbaar met de 719 procent van deze studie, omdat de Duitse berekening volgens een andere methode verliep. Dit soort berekeningen is ook heel gevoelig voor de veronderstellingen, zoals de te verwachten economische groei. “Daarom is het cijfer van 10,45 procent, die de te leveren begrotingsinspanning meet, een veel betere en stabielere indicator voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën”, zegt André Decoster.
Vergrijzing, vergrijzing, vergrijzing
De berekeningen zijn gebaseerd op de cijfers en het beleid van 2010, en intussen is er een nieuwe regering die een eerste aanzet tot een structurele bijsturing van de begroting gepland heeft. Maar de inspanning van 11 miljard euro, als ze gehaald wordt, is dus nog geen derde van de eigenlijke inspanning die nodig is om Kasper & co niet met een erfenis van ontspoorde overheidsfinanciën achter te laten. “Maar let op, de techniek van generatieboekhouding maakt géén voorspelling. Ze berekent waarop we afstevenen bij ongewijzigd beleid, en toont dus aan dat het beleid moet veranderen. Deze techniek maakt ook de rekening tussen de generaties niet, en geeft geen oordeel over hoeveel de generaties aan elkaar afdragen”, zegt André Decoster. “We willen met deze berekeningen vooral de focus verschuiven van de exclusieve aandacht voor de fetisj van het huidige tekort naar de echte uitdagingen op lange termijn.”
In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, is de hachelijke toestand van de Belgische overheidsfinanciën in slechts geringe mate te wijten aan de bestaande overheidsschuld. Het is vooral de demografische evolutie en de snel stijgende uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg die voor de ontsporing dreigen te zorgen. “Stel dat we vandaag geen overheidsschuld zouden hebben, dan nog is een inspanning van 9 procent nodig om de overheidsfinanciën duurzaam te maken. Drie kwart van het langetermijnprobleem heeft te maken met de vergrijzing”, zegt André Decoster. Langer werken is daarom de boodschap. “Als bijvoorbeeld de werkzaamheidsgraad in de leeftijdsgroep 50-65jaar zou stijgen van 41 procent vandaag naar 50 procent, en alle meerinkomsten en meeruitgaven worden doorgerekend, dan daalt de budgettaire inspanning tot 9,27 procent.” Dat is niet spectaculair, en alleen een mix van maatregelen kan borg staan voor een sanering van de overheidsfinanciën.
Noord en zuid
De onderzoekers maakten ook voor de verschillende regio’s afzonderlijk een generatieboekhouding. Deze oefening leert dat het onevenwicht tussen de generaties het kleinst is in Vlaanderen en Brussel, en het grootst in Wallonië. Een Vlaamse baby mag in zijn leven (op basis van het beleid van 2010) gemiddeld 94.256 euro verwachten van de overheid, terwijl voor een baby in Wallonië dat bedrag oploopt tot 245.220 euro. “Dat verschil is grotendeels te wijten aan de andere sociaaleconomische omstandigheden in Wallonië. De werkgelegenheid en het inkomen zijn er lager dan in Vlaanderen, waardoor een nieuwgeboren Waal gemiddeld minder belastingen zal betalen en meer uitkeringen zal ontvangen”, zegt André Decoster. “Maar als we deze sociaaleconomische verschillen wegfilteren, en we doen alsof Vlaanderen en Wallonië een identiek economisch profiel hebben, dan krijgt de Waalse baby nog maar 89.034 euro. Dat is dus minder dan een Vlaamse, wat erop wijst dat Wallonië iets betere demografische vooruitzichten heeft, en iets minder last van de vergrijzing zal hebben.”
Opvallend is ook dat als Brussel economisch even sterk op de been zou staan als Vlaanderen, er nauwelijks een onevenwicht zou zijn in Brussel, precies dankzij de gunstige bevolkingsontwikkelingen in Brussel. Voorwaarde is wel dat Brussel de talrijke nieuwgeborenen op termijn aan een job helpt, wat bij ongewijzigd beleid allesbehalve vanzelfsprekend is.
(*) Generational Accounting in Belgium: Fiscal Sustainability at a Glance, André Decoster (KU Leuven), Pieter Vanleenhove (KU Leuven), Xavier Flawinne (CEPP, ULIEGE). Deze paper werd maandag voorgesteld op de workshop van het Flemosi-project (www.flemosi.be), gefinancierd door IWT-Vlaanderen.
DAAN KILLEMAES
Als we niets doen, stijgt de Belgische overheidsschuld tot 719 procent van het bbp.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier