Begraaf de taxshift
Wie in dit land een werkloosheidsuitkering inruilt voor een relatief laagbetaalde baan, wordt daar financieel nauwelijks beter van. Wie een job vindt met 150 procent van het minimumloon, gaat netto 9 procent vooruit in vergelijking met een werkloosheidsuitkering (voor een alleenstaande) aan het begin van de werkloosheidsperiode. Dat betekent dat een effectief belastingtarief van 86 procent van kracht is op de extra inkomsten. En dan wordt er geen rekening gehouden met de extra kosten die gepaard gaan met deelname aan de arbeidsmarkt, zoals transport of kinderopvang. Er wordt ook zedig gezwegen over het feit dat wie werkt, minder tijd heeft om in het zwart bij te klussen. Kortom, je moet al goed gek zijn om vanuit financieel oogpunt een werkloosheidsuitkering in te ruilen voor een job. Wie de onderkant van de arbeidsmarkt wil betreden, moet een muur van belastingen overwinnen. Dat geldt trouwens voor de hele arbeidsmarkt.
De werkloosheidsuitkeringen zijn echter degressief, en aan het einde van de degressiviteit is de afruil al wat beter. Het vinden van werk (voor 150 % van het minimumloon) verbetert het inkomen met 65 procent ten opzichte van die werkloosheidsuitkering, waardoor het effectieve belastingtarief op de extra inkomsten terugvalt tot 56 procent. Dat blijft een marginaal belastingtarief dat zelfs België niet toepast op de hoogste inkomens.
Diverse regeringen namen de jongste jaren al maatregelen om deze werkloosheidsval te verkleinen, bijvoorbeeld via een selectieve lastenverlaging en het toekennen van een werkbonus voor de laagste lonen. Zo’n doelgroepenbeleid zorgt echter ook voor ongewenste neveneffecten. Mensen die zich proberen op te werken op de arbeidsmarkt en hun brutoloon zien stijgen van 33 naar 60 procent van het gemiddelde brutoloon, wacht opnieuw een muur van belastingen. Die mensen verliezen deze selectieve voordelen, waardoor het marginaal belastingtarief (personenbelasting + werknemersbijdrage op de sociale zekerheid) op de loonsverhoging oploopt tot zelfs 70 procent. Pas als het loon stijgt tot twee derde van het gemiddelde loon stabiliseert het marginale belastingtarief op een hoger brutoloon rond 60 procent. De muur van belastingen blijft dus onverminderd hoog.
Om deze vertekening te beperken, dringt zich naast een doelgroepenbeleid ook een lastenverlaging op arbeid voor iedereen op. Door de nog lamentabele toestand van de staatskas, is een ernstige verlaging van de belastingdruk op arbeid voorlopig enkel te financieren via een taxshift, met minder lasten op arbeid en hogere belastingen op consumptie, milieu en vermogen. Die volgorde staat ook impliciet in het regeerakkoord. Kris Peeters moet zich ongetwijfeld herinneren dat een hogere btw ook in het verkiezingsprogramma van CD&V staat (lees ook blz. 14).
Maar een wonderoplossing is deze taxshift niet. Een hogere btw maakt werken aantrekkelijker, omdat iedereen de hogere btw betaalt, terwijl enkel de werkenden via een belastingverlaging worden gecompenseerd. Maar als de btw-verhoging in de index wordt verrekend, zal dat ervoor zorgen dat het effect op de jobcreatie deels verloren gaat. Ook de uitkeringen kunnen erop rekenen dat ze de index volgen. Dat werd bewezen met het recente sociaal akkoord, waardoor ook de werkloosheidsuitkering met 2 procent stijgt.
Een taxshift is te veel een pas op de plaats. De discussie slorpt te veel politiek kapitaal op voor een te laag rendement. En als de taxshift opgaat in een begrotingscontrole die geld moet vinden, wordt het een taxlift. Begraaf daarom meteen de taxshiftdiscussie en focus op de echte uitdaging: zet meer mensen aan het werk, onder meer via een kleinere werkloosheidsval en lagere lasten voor iedereen, gefinancierd via lagere overheidsuitgaven. De regering-Michel deed een eerste ernstige besparingsinspanning, waardoor het structurele begrotingstekort daalt van 2,8 procent in 2014 naar 2,1 procent dit jaar. Gefeliciteerd, maar er ging veel te weinig aandacht naar de vooruitzichten vanaf volgend jaar. Zonder extra inspanning valt de verbetering van het structureel tekort volgens de Europese Commissie bijna stil. De overheidsuitgaven (voor rentelasten) vertonen een licht dalende trend, maar blijven in de buurt van 50 procent van het bbp, omdat de uitgaven in de sociale zekerheid nog niet onder controle zijn. De combinatie van een dalend begrotingstekort en een dalende belastingdruk is zonder extra besparingen en hervormingen in de sociale zekerheid onmogelijk. Zolang er niet meer jobs komen, is het dweilen met de kraan open. Een taxshift draait die kraan niet dicht.
DAAN KILLEMAES
De taxshiftdiscussie slorpt te veel politiek kapitaal op voor een te laag rendement.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier