BEDRIJVEN ZIJN DE MOTOR

We kunnen niet genoeg herhalen dat niet de overheid, maar de bedrijven werkgelegenheid scheppen. Meer werk vereist daarom op de eerste plaats een sterk en stabiel economisch draagvlak. Daarom moeten wij er over waken dat ons land zowel voor binnenlandse als voor buitenlandse investeerders aantrekkelijk blijft. De maatregelen genomen tijdens de speciale ministerraad over investeringen moeten hiertoe bijdragen.

Onze ligging en onze Europese hoofdstedelijke functie zijn ook essentiële troeven. Om deze troeven maximaal uit te spelen moeten we het telecommunicatie- en vervoersaanbod optimaliseren. Inzake telecommunicatie geven de geslaagde privatisering van Belgacom en de vrijmaking van de telecommunicatiemarkt op 1 januari 1998 ongetwijfeld een belangrijke positieve impuls. Meer zorgen moeten we ons maken over het “Probleem 2000”. Iedere nalatigheid ter zake kan immers verregaande gevolgen hebben voor het maatschappelijk leven bij de eeuwwisseling.

Ook vervoersinfrastructuur en meer bepaald een optimale aansluiting op de Europese netwerken is medebepalend voor het aantrekken van investeringen. De uitbouw van Brussel als knooppunt van het Europese hogesnelheidsnet en de verdere uitbouw van Zaventem als Europese hub zijn daarom essentieel. Maar ook het op peil houden van ons wegennet is van groot belang. We moeten ons hierbij de vraag durven stellen of we onze investeringsinspanningen in het kader van de sanering van de openbare financiën niet te ver hebben teruggeschroefd tot een niveau dat wellicht te laag is om onze vervoersinfrastructuur op peil te houden.

LOONNORM.

Het behoud, laat staan de versterking van onze concurrentiepositie binnen de Europese markt bepaalt mede de arbeidsintensiteit van de groei. Daarom moeten we ook in de komende jaren onze loonevolutie afstemmen op deze van onze buurlanden. De loonnorm is hierbij een efficiënt instrument gebleken. Op basis van de ervaring is deze wet ongetwijfeld voor verbetering vatbaar. Wellicht is het juist dat de loonnorm te lineair en te weinig flexibel is. Ook stoort het mij dat de uitbreiding van de groepsverzekeringen en de pensioenfondsen hierdoor nagenoeg geblokkeerd is. Hiertoe moeten oplossingen worden gezocht die echter vermijden het kind met het badwater weg te gooien. Wellicht bieden aantrekkelijke systemen van winstdeelname en van werknemersparticipatie hierbij een uitweg. Het Europese Pepper-rapport heeft trouwens aangetoond dat wij op dat vlak in Europa een serieuze achterstand hebben. Met het nieuwe statuut voor de stock options heeft de regering een eerste belangrijk signaal in die richting willen geven. Zoals aangekondigd wil de regering een nieuw aantrekkelijk en soepel wettelijk kader uitwerken voor deelname door werknemers aan het kapitaal van hun onderneming.

PATRONALE BIJDRAGE.

Arbeidskostenverlaging, arbeidsherverdeling en versoepeling van de arbeidsorganisatie, gezien als een onlosmakelijk geheel, zijn een andere pijler van het werkgelegenheidsbeleid. De regering zal in het kader van het meerjarenplan voor werkgelegenheid de patronale bijdragen stapsgewijze aligneren op deze van onze drie buurlanden. Op jaarbasis zal tegen 2000 in opeenvolgende stappen een bijkomende vermindering van de patronale bijdrage van minstens 50 miljard worden verwezenlijkt, wat de totale vermindering op meer dan 100 miljard zal brengen. Mits alternatieve financiering kan men nog verder gaan, want de arbeidskostenverlaging mag niet gebeuren ten koste van de begrotingsobjectieven.

SOEPELHEID.

Ik herhaal evenwel dat deze arbeidskostenvermindering gepaard moet gaan met concrete engagementen inzake arbeidsherverdeling en versoepeling van de arbeidsorganisatie. Hierbij denken we niet aan algemene en lineaire maatregelen, maar aan formules die de individuele werknemers grotere soepelheid geven in de organisatie en de combinatie van hun verschillende maatschappelijke activiteiten. Het is mijn overtuiging dat de sociale vooruitgang van morgen zal gemeten worden aan de graad van zelfbeheer van hun tijd en van hun loopbaan waarover de burgers beschikken. Hiertoe moeten de werknemers specifieke rechten bekomen zoals een recht op deeltijdse arbeid, op loopbaanonderbreking, op deeltijds(brug)pensioen. Daarenboven moet de soepele arbeidsorganisatie op bedrijfsvlak – waarvoor het bedrijfsleven terecht pleit – ook deze vorm van soepelheid volwaardig integreren. Dit kan leiden tot vormen van collectieve arbeidsduurverkorting op bedrijfsniveau. Deze moet aangepast zijn aan de eigenheid van het bedrijf, waardoor dit meestal ook zal gepaard gaan met een grotere flexibiliteit in de organisatie van de productie van het bedrijf. Ook degenen die met een nieuwe onderneming willen starten en als het ware hun eigen job creëren, moeten volop worden aangemoedigd. Zelfstandige arbeid en kmo’s zullen immers een steeds grotere rol spelen in de informatiemaatschappij van morgen.

INZETBAARHEID.

Ten slotte kunnen we niet genoeg aandacht besteden aan de opleiding en de vorming. Die zijn de achillespees van ons werkgelegenheidsbeleid. Het is immers mijn overtuiging dat naarmate de economie aantrekt, we vrij vlug zullen geconfronteerd worden met spanningen op de arbeidsmarkt, dit niettegenstaande het hoge aantal werklozen die echter over onvoldoende of onaangepaste kwalificaties beschikken. Terecht hebben de Europese richtsnoeren zwaar de nadruk gelegd op de noodzaak de inzetbaarheid (de zogenaamde employability) van de werklozen te verhogen.

Jean-Luc Dehaene, Eerste Minister

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content