Bedrijfsdokters op het oorlogspad
Een griepvaccin, een medisch onderzoek, een babbel over stress… De dokter van de externe medische dienst stapt minzaam lachend uw kantoor binnen en gaat glimlachend weer naar buiten. Maar achter de schermen van zijn medische dienst wordt er hard geknokt om bedrijven als klant binnen te rijven. Met alle beperkingen die de wet oplegt, is dat niet makkelijk. Hoe kunnen de diensten elkaar aftroeven?
Het welzijn van de werknemers is een thema dat de voorbije jaren de nodige aandacht heeft opgeëist. Aan welke gezondheidsrisico’s zijn we blootgesteld? Welk nadeel ondervinden we van psychosociale druk? Het is de taak van externe medische diensten om bedrijven advies te geven over preventie en bescherming op het werk.
Deze externe diensten zijn de opvolgers van de interbedrijfsgeneeskundige diensten. Nog geen tien jaar geleden telde ons land er honderd, nu blijven er nog 22 over. Die verlenen diensten aan 2,35 miljoen werknemers in 200.000 bedrijven. “Door de welzijnswet in 1996 kregen de externe diensten er heel wat verplichtingen bij,” zegt Frans Gielen, voorzitter van Co-Prev, de vereniging van externe preventiediensten. “Dat oversteeg de mogelijkheden van heel wat kleine spelers.” In december 2003 sloegen de Vlaamse preventiedienst Prevemed en de Waalse branchegenoot Bewel de handen in elkaar. Eind dit jaar fuseren MSR-Famedi en Aprim, die daardoor de tweede grootste preventiedienst wordt, na Idewe. “De fusies worden ingegeven door schaalvoordelen,” weet Gielen, die verwacht dat er tegen 2008 slechts tien tot vijftien externe diensten zullen overblijven.
Veiligheid is geen kernactiviteit
Externe diensten spitsen zich toe op medisch toezicht en risicobeheersing. Dat zijn activiteiten die de interne preventiediensten van bedrijven niet kunnen uitvoeren of waarvoor ze niet de nodige kennis in huis hebben. “Ondernemingen plooien zich hoe langer hoe meer terug op hun kerncompetenties en willen de zorg om het welzijn van de werknemers maximaal uitbesteden,” aldus Gielen. “In plaats van hun interne dienst voor preventie en bescherming uit te breiden, doen ze eerder een beroep op de externe diensten.”
Het medisch toezicht ligt in het verlengde van de vroegere interbedrijfsgeneeskundige diensten en bestaat uit medische onderzoeken, inentingen en het verstrekken van advies over algemene hygiëne, preventie van beroepsziekten en ongevallen. De afdeling risicobeheersing voert de activiteiten met een preventief karakter uit, zoals veiligheid, arbeidshygiëne, ergonomie en psychosociale belasting. De preventiedienst voert ieder jaar minstens één gezondheidscontrole uit bij de werknemers en is beschikbaar voor advies en begeleiding.
Oneerlijke concurrentie
De 22 erkende externe diensten onderscheiden zich op verschillende manieren. Een eerste breuklijn loopt via de taalgrens. Ons land telt zeven nationale externe diensten, de overige zijn uitsluitend Frans- of Nederlandstalig.
“De diensten richten zich ook vaak op bepaalde sectoren,” zegt Gielen. Medimar verleent bijvoorbeeld vooral diensten aan werknemers uit de haven en transport, terwijl Prevemed en Bewel zich vooral richten op werknemers uit de bouwsector.
De grootte van de externe diensten is ook een concurrentieel element. Grote bedrijven werken vaak met openbare aanbestedingen, waardoor kleinere externe diensten niet in aanmerking komen of zelf beslissen om niet mee te dingen. “De kleinere diensten zijn vaak maar in één bepaalde regio actief, terwijl sommige grote bedrijven meerdere vestigingen hebben,” aldus Gielen. De concurrentie tussen de externe diensten gebeurt niet zozeer op het vlak van prijzen, want iedere externe dienst moet zich houden aan de minimumtarieven.
Maar er komt ook concurrentie uit een andere hoek. Organisaties die zich bezighouden met stress of pesten op het werk schieten als paddestoelen uit de grond. Co-Prev ziet dat als oneerlijke concurrentie. “Externe diensten moeten aan heel wat voorwaarden voldoen om erkend te worden door de gemeenschappen en de federale overheid. Die gespecialiseerde organisaties trekken zich daar niets van aan. Dat is werken met twee maten en twee gewichten,” aldus Gielen.
Hij ziet ook concurrentie in de Bolkestein-richtlijn, die de vrijmaking van diensten beoogt. “Buitenlandse dienstenbedrijven kunnen in alle landen actief worden en moeten zich alleen aan de reglementering van het eigen land houden.”
Onhaalbare eisen aan adviseurs
Door de welzijnswet moeten de externe diensten hun takenpakket in eigen beheer uitvoeren en zelf de nodige knowhow en kerncompetenties in huis hebben om op vragen van de aangesloten bedrijven en hun werknemers in te gaan. De complexe en snel veranderende welzijnsreglementering stelt de externe diensten echter voortdurend voor uitdagingen. Een belangrijk strijdpunt van Co-Prev is de welzijnsreglementering op een deontologisch en budgettair verantwoorde manier uitvoeren. Frans Gielen vindt bijvoorbeeld dat er onvoldoende overgangsmaatregelen zijn om de technische, financiële en menselijke vereisten van een nieuwe wet te implementeren.
Hij geeft het voorbeeld van de pestwet van 2002. Die wetgeving formuleerde onder meer de voorwaarden waaraan de werknemers moesten voldoen om erkend te worden als bevoegd terzake. “Preventieadviseurs moeten een universitair diploma hebben, bijkomende cursussen volgen en voldoende ervaring hebben,” legt Gielen uit. “Die voorwaarden staan haaks op de realiteit. Ze zijn zo streng dat ze bijna niet haalbaar zijn. De aanpassing van de wetgeving is daarom ook een van de belangrijkste prioriteiten.”
Co-Prev maakte ook een studie over de jaarrekeningen van haar leden, die allemaal het statuut van een vzw hebben. Daaruit bleek dat er jaarlijks hoogstens 2 % marge is, volgens Gielen amper voldoende om reserves aan te leggen voor toekomstige investeringen. “Met die studie wilden we de overheid tonen dat het geen zin heeft om te doen zoals met de pestwet. De uitvoering van de wet moet door de externe diensten gebeuren en dat is in het minimumforfait inbegrepen. Daar hebben we lang zwaar aan getild.”
De externe diensten mogen geen deficitaire begroting indienen en werken dus voortdurend op het scherp van de snee. De financiële draagkracht blijft daarom een belangrijk aandachtspunt voor de externe diensten, aldus Gielen.
Melanie De Vrieze
“Externe diensten moeten aan heel wat voorwaarden voldoen om erkend te worden door de gemeenschappen en de federale overheid. Maar de gespecialiseerde organisaties trekken zich daar niets van aan.”
“Preventieadviseurs moeten een universitair diploma hebben, bijkomende cursussen volgen en voldoende ervaring hebben. Die voorwaarden zijn zo streng dat ze bijna niet haalbaar zijn.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier