Ballonvaren. Zweven over het dak van Europa
Ballonnen zijn in, want milieuvriendelijk, geruisloos en niet-agressief. Style Trends stelt zijn lezers in de mogelijkheid een unieke ballonvaart over de Alpen mee te maken. Een voorsmaakje door onze vliegende reporter.
PIERRE DARGE
FOTO’S : WIM VERSTRAETEN
Acht jaar geleden maakten we boven de Zuidafrikaanse Drakensbergen voor het eerst kennis met een zeiltocht doorheen de hemel, vijf jaar geleden togen we naar het Mekka van de Europese ballonvaart, het Zwitserse plaatsje Château-d’Oex, tussen Montreux en Gstaad. Daar wordt gedurende de laatste week van de maand januari elk jaar een Internationale Week voor Heteluchtballons opgezet waar zo’n honderd ballonvaarders op afkomen. Voor allerhande wedstrijden en kunststukjes waar precisie mee gemoeid is.
De keuze
van de lokatie is niet toevallig : het stadje in de Pays d’Enhaut ligt in een vallei die van een aardig mikroklimaat geniet én van wisselende luchtstromen, die tegen de grond meestal westwaarts blazen en iets hogerop dan weer oostwaarts. U raadt het al : ideaal voor een retourtje naar bijvoorbeeld Gruyère waarbij de allerhandigsten ongeveer op het vertrekpunt terugkeren. De gunstige winden brachten de Duitse ballonvaarder Hans Bucker er in 1979 toe er een eerste wedstrijd op te zetten. Sindsdien is de ballonweek een begrip én voor diegenen die in de mand mochten klimmen een poëtische ervaring.
Wie er in die dagen langskomt, kan de ogen niet geloven : op een terrein ter grootte van een voetbalveld verdringen zich tientallen ballonnen in wording. Met een kleine ventilator worden ze leven ingeblazen, waarna de vlam voor wat lift zorgt, en de ballonnen sloom opstaan. Maar het mooist is het spektakel natuurlijk vanuit de mand, als de wereld van geweld, lawaai en haastig gewin ingewisseld wordt voor de intrede in een universum van stilte en sereniteit. De charme van zo’n winterse vaart laat zich niet in een paar woorden vatten omdat zoveel tegenstrijdige gevoelens in het spel zijn. Enerzijds charmeert de rustige vaart, de streling van de zon en het adembenemende uitzicht. Om nog te zwijgen van de aparte belevenis als een paar tientallen, veelkleurige ballonnen zowat tegelijkertijd omhoog klimmen. En onderweg tegen mekaar aanleunen. Maar er heerst ook altijd een tikkeltje onzekerheid : zelfs de meest ervaren ballonvaarder is niet in staat zijn tuig aan de grond te zetten waar hij dat wil. Omdat de wind uiteindelijk zijn wil oplegt en de ballonvaarder door stijgen of dalen alleen andere luchtlagen kan opzoeken, waar misschien een gunstiger koers kan worden gevolgd. Die ingreep van de natuur maakt ballon en passagiers tot een speelbal van de elementen, ook al zijn daar maar zelden brutale krachten mee gemoeid. Men wordt meegevoerd, niet meegeduwd. Men stijgt en daalt met rustige tred. Of men wordt soms zachtjes gewiegd en bedenkt dan te laat dat de stem van Pavarotti misschien een aardige kompaan zou geweest zijn.
We voeren
vijf jaar geleden met de Italiaan Giovanni Aimo mee, en met de Antwerpenaar André Maes. Stegen boven het dal uit en lieten ons door de valleiwinden dragen. En luisterden ‘s avonds bij een glas Fendant naar sterke verhalen van landingen op bergflanken, in metersdikke sneeuw. Of naar de avonturen van heren die helemaal over de Alpen waren geklommen, tot aan de boorden van het Gardameer. Andere koek dan de rustige valleiwandelingen die we zelf hadden meegemaakt, maar niets uitzonderlijks voor onze landgenoot Wim Verstraeten die in 1992 samen met de Zwitser Bertrand Piccard de Chrysler Transatlantic Challenge won. Verstraeten is kind aan huis in Château-d’Oex en keert er elke winter terug voor een aantal vluchten in de Alpen. De meest spectaculaire uitdaging bestaat er uiteraard in over de Alpen te komen en dan in Frankrijk of in Italië te landen een ervaring die dit keer ook aan een aantal lezers van dit blad wordt voorbehouden.
Het principe
van de ballonvaart is anders eenvoudig : de ballonvaarder kan zijn tuig niet in de strikte betekenis van het woord sturen, wel kan hij door het opwarmen van de lucht stijgen. Houdt hij op met stoken dan daalt de ballon, maar doordat de winden op verschillende hoogten ook in verschillende richtingen waaien, bestaan er wat spelingen in het bepalen van de koers. Men kan, binnen de mogelijkheden die de natuur toelaat, een beetje zijn eigen zin doen, en wel volgens het oude adagio dat men de natuur enkel kan beheersen door haar te gehoorzamen.
Het overvliegen
van de Alpen met een ballon zorgt wel voor een heel specifieke aanpak én voor een minutieuze voorbereiding. Wim Verstraeten zet jaarlijks zo’n 20 tot 25 transalpijnse ballonvaarten op, maar vindt elke nieuwe overtocht telkens weer een ervaring.
“De weersomstandigheden zijn de belangrijkste spelbreker en daarom varen we ook alleen tijdens de wintermaanden, wanneer er weinig turbulenties zijn en het weer relatief stabiel blijft. De overtocht neemt zo’n 3 à 4 uur in beslag waarvan toch een vol uur op grote hoogte, zeg maar tussen 4500 en 6000 meter, wordt doorgebracht. Die grote hoogte vraagt om een minutieuze aanpak omdat men enerzijds met de ijle lucht zit en anderzijds met de grote temperatuurverschillen. Op 5000 meter zijn temperaturen van 35 graden onder het vriespunt in de schaduw binnenin de mand geen zeldzaamheid. Anderzijds geniet alles wat boven de mand uitsteekt van een komfortabele 25 graden boven het vriespunt. Maken we daarboven een kopje koffie dan is het de zaak om dat kopje in de zon te laten staan. Zet men het even in de mand neer, dan vindt men het binnen de kortste keren hard bevroren terug.
Belangrijker zijn de problemen die optreden omwille van de ijle lucht en daarom is de ballonvaarder verplicht vanaf 3500 meter een zuurstofmasker op te zetten. Voor de passagiers die minder inspanningen leveren, geldt die verplichting vanaf 4500 meter. Met wat extra zuurstof blijft zo’n tocht behoorlijk komfortabel. Zonder die zuurstof is zo’n snelle aanpassing aan de hoogte niet zonder problemen mogelijk omdat we bij de aanvang van de tocht snel hoogte zoeken. Een stijgsnelheid van 6 meter/sekonde is geen uitzondering en die laat ons toe binnen het half uur de maximale hoogte te bereiken. Die kan tot 6000 meter gaan omdat we minstens duizend meter boven de toppen onder ons moeten blijven. Dat heeft te maken met de luchtstromen die boven de bergtoppen doorheen een smallere passage worden geduwd, waardoor een venturi-effekt ontstaat die ze laat versnellen. En we moeten ten allen koste uit die versnelling blijven. Zoals we ook de wervelingen achter de bergtoppen kunnen missen, want die zorgen voor zéér chaotische luchtstromen. De aanwezigheid van de zuurstofflessen en de extra gasflessen die omwille van de veiligheidsmarge ingekalkuleerd worden, zorgen voor zoveel extra gewicht dat we per vlucht maar met vier aan boord kunnen. Terwijl we voor de zogenaamde valleisprong, waarbij we van de ene vallei naar de andere varen, met zessen van het spektakel kunnen genieten. De aanvoer van zuurstof kan door elke passagier individueel geregeld worden, maar we proberen de mensen aan te raden de toevoer van zuurstof enigszins te beperken omdat anders een zuurstofeuforie ontstaat, die nog verergerd kan worden door alkohol in het bloed.
Het navigeren op grote hoogte zorgt weer voor extra aandacht en kopzorgen. In verband met het internationale luchtverkeer is het belangrijk een konstante hoogte aan te houden en bij het naderen van de vliegvelden extra uit te kijken om uit de aanvliegroutes te blijven. Om zelf ook zichtbaar te blijven, voeren we een transponder mee, waardoor we een stip worden op het radarscherm. Daarnaast hebben we uiteraard een hoogtemeter, een variometer (waarop de stijg- en daalsnelheid kunnen worden afgelezen), een GPS (die een nauwkeurige plaatsbepaling via satellieten toelaat) en een radio aan boord. Onderweg gaat veel aandacht naar het radiowerk, worden zowel de hoogte als de richting voortdurend gekontroleerd. Dat laatste is ook van belang voor de begeleiders die ons bij de landing moeten kunnen terugvinden en ons naar Château-d’Oex terugbrengen. Maar ook het anticiperen van de koers die door zo’n ballon zal worden gevolgd, vergt aandacht en ervaring. Alle bewegingen moeten zowat een half uur op voorhand ingeschat worden, zodat ik het echt wel druk heb onderweg. Daarnaast moet er worden gestookt, gebeurt het dat de waakvlam het even laat afweten en zijn er wat technische klussen te klaren. En omdat elke beweging op deze hoogte een extra inspanning vraagt, is zo’n transalpijnse vaart echt wel een zware klus. Voeg daar de terugrit bij die vaak zes tot zeven uur in beslag neemt, en je zal begrijpen dat ik ‘s avonds behoorlijk onder de voet ben. “
De beloning
is anderzijds zeer groot. “Het panorama is vooral ‘s winters van een ontroerende schoonheid”, zegt Wim Verstraeten. “Elke keer weer kom ik onder de indruk ook omdat het telkens anders oogt. Bij goed weer kan men in alle richtingen tot 350 kilometer ver zien en worden we met een snelheid van 80 tot 120 kilometer per uur voorgestuwd. Omdat onze richting grotendeels door de natuur wordt bepaald, kunnen we vanuit Château d’Oex zowel zuidwestwaarts naar Frankrijk, zuidwaarts naar Italië of in meer oostelijke richting naar de Dolomieten worden gevoerd. Precies valt het nooit te voorspellen omdat de windrichting op grote hoogte een stuk kan verschillen met de windrichting op de grond. Eén enkele, heel uitzonderlijke keer is er onderweg géén wind, en moet in de Alpen worden geland. Dat is een spectaculaire ervaring die we ten allen koste proberen te vermijden omdat het ophalen van ballon en passagiers dan een klus wordt voor de helikopter. Maar meestal landen we in de buurt van Grenoble of in Noord-Italië waar ik met Dirk Frimout eens in de buurt van Stresa op allerhartelijkste wijze door een lokale boer ben onthaald. Tenminste nadat ie begrepen had dat we helemaal van over de Alpen waren gekomen, want dat verhaal gelooft men in eerste instantie nooit. Over die gastvrijheid kan ik overigens vele verhalen vertellen omdat de landing in Frankrijk en in Italië altijd weer een belevenis is, een ontmoeting van mensen die niet bestemd waren om elkaar die dag tegen te komen. Soms worden we als een soort avonturiers ingehaald, moeten we het hele verhaal van de tocht in geuren en kleuren vertellen. Varkens die schrik hebben ? Nee, dat is vooral een Belgisch probleem dat door de wildgroei van de amateuristische ballonvaart voor wat negatieve kritiek heeft gezorgd. In de buurt van Château-d’Oex is zo’n transalpijnse tocht een estetische ervaring. “
De transalpijnse ballonervaring wordt samen met BonavenTura opgezet, een jong bedrijf dat zichzelf als grensverleggend en zelfreizend omschrijft.
Tussen de ballon en de bergpieken moet er een afstand van zo’n duizend meter blijven om niet gevat te raken in de luchtstromen tussen twee bergen.
Drijven op de lucht tegen 80 tot 120 km per uur. Bij mooi weer reikt je blikveld 350 km ver.
Milieuvriendelijk en stil : de ballon heeft alles mee om geapprecieerd te worden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier