Arbeidseconoom Stijn Baert: ‘Dit regeerakkoord brengt sociaaleconomisch geen nieuwbouw’
Professor arbeidseconomie Stijn Baert (UGent) ziet positieve elementen in het zopas onderhandelde federaal regeerakkoord, maar is kritisch over de aanpak van structurele hervormingen. Volgens Baert brengt het regeerakkoord geen fundamentele vernieuwing.
‘Dit regeerakkoord brengt sociaaleconomisch geen nieuwbouw’, klinkt het. De UGent-econoom doelt daarmee op zowel sociale als fiscale wetgeving. ‘Dat wil zeggen: we gaan niet naar een compleet nieuw pensioensysteem of niet naar een alomvattende hervorming van onze belastingen.’ Wel worden volgens hem enkele uitzonderingen afgebouwd: ‘Wat wel gebeurt, is dat sommige koterijen waar mensen hun toevlucht in kunnen zoeken om niet (lang) te werken, maar toch voldoende inkomen hebben, worden opgeruimd of dat hun toegang wordt beperkt.’
Koele minnaar
Een opvallend punt in het akkoord is de beperking van de werkloosheid in de tijd, ‘al blijft de tekst wel nog vaag over hoe fel men de uitkering zal verlagen na een paar maanden’, vindt Baert. Die noemt zichzelf een ‘koele minnaar’ van deze maatregel. ‘Je zult sommigen effectief zien doorstromen naar werk bij een stopzetting van hun uitkering, dat geeft onderzoek aan, dus er is een zekere ‘moral hazard’ in deze uitkering. Maar evengoed dreig je mensen door te duwen naar het nog hardnekkiger probleem van de inactiviteit (en vaak leefloon dus).’ Hij waarschuwt daarnaast voor het effect op sollicitaties: ‘Hoe gemotiveerd kom je over als je pas nadat je uit werkloosheid bent gegooid, weer komt aankloppen?’
Baert ziet een sterker effect in een andere aanpak: ‘Daarom vind ik het veel belangrijker om, zoals men ook plant, de werkloosheidsuitkeringen te vereenvoudigen en sterker degressief te maken. Dus hoger laten beginnen dan nu, maar dan na een paar maanden sterker laten afnemen. Zodat de pool aan vacatures die men overweegt, groter wordt.’
Op pensioenvlak wijst Baert op de hoge mate van gelijkgestelde periodes: ‘Momenteel is het zo dat een derde van de pensioenrechten van de gemiddelde Belgische werknemer ‘gelijkgesteld’ zijn; men is niet aan het werk, maar de pensioenopbouw blijft oplopen. Dat zal men geleidelijk beperken tot 20 procent. Dat vind ik goed: zo gaat echt werken meer lonen in de pensioenopbouw.’
‘Typisch Belgisch akkoord’
Wat de econoom tegenvalt, is de aanpak van hervormingen die volgens hem eerder halfslachtig worden uitgevoerd. ‘Dit akkoord is een typisch Belgisch akkoord in dat opzicht dat verschillende koterijen, waar we de afgelopen weken van hoorden dat ze volledig zouden sneuvelen, maar half afgebroken worden. Zo blijft onze arbeidsmarkt een heel kluwen én vaak onfair.’
Ook in de ambtenarenstatuten ziet Baert ongerijmdheden. ‘De gunstige tantièmes die de loopbaanjaren van vele ambtenaren voor meer dan een jaar meetellen worden voor sommigen volledig afgebouwd, maar voor leerkrachten en ‘actieve ambten’ slechts voor de helft. Dat is oneerlijk tegenover pakweg een bouwvakker in de privé en ietwat willekeurig.’
Voorts vindt Baert dat de politieke klasse zichzelf in het voorliggende akkoord spaart, zoals in de regeling voor parlementsleden. ‘De maximale uittredingsvergoeding wordt gehalveerd, maar er wordt niet gekozen om parlementsleden, naar analogie met werknemers met een tijdelijk contract, gewoon toegang te geven tot een werkloosheidsuitkering.’
Fiscale blauwdruk
Op fiscaal vlak gaat het akkoord niet naar een alomvattende hervorming van de belastingen, waardoor inkomsten veel gelijker zouden belast worden zoals met de fiscale blauwdruk die Vincent Van Peteghem door experten liet uitwerken. Baert wijst op de beperkte impact van de hervormingen: ‘Men spreekt in de pers over ongeveer 1.200 euro meer netto voor een doorsnee werkende per jaar. Dit is belangrijk, maar het is niet plots dat we middenin de klas komen te zitten, we schuiven gewoon serieus op richting Duitsland, het land met de tweede hoogste lasten op arbeid van de OESO-landen.’
Hij merkt verder op: ‘Dit gebeurt hoofdzakelijk via het verhogen van de belastingvrije som voor iedereen die werkt. Dat wil zeggen: iedereen die werkt, zal jaarlijks eenzelfde som ‘korting’ krijgen op de belastingen. Dit is sociaal en tegelijk weer niet: voor de laagste lonen is dit procentueel een belangrijker bedrag, maar ook de hoogste lonen krijgen dit’. Tot slot wijst hij op een zekere vaagheid in het akkoord: ‘Het regeerakkoord is opvallend vaag over deze fiscale hervorming. Er zal nog heel veel aan uitgewerkt moeten worden’.