Antwerps reveil
Pessimisten houden de lippen op elkaar nu nieuwe investeringen de Antwerpse chemiecluster zullen versterken. Na het gemopper van de afgelopen jaren is er sprake van een ommekeer. Gaat het om een structurele heropleving of zal de euforie van korte duur zijn?
Toen de Duitse chemiereus Bayer eind januari aankondigde 5,5 miljard frank te investeren in de bouw van een polycarbonaatproductielijn in Antwerpen wierp René Loix, gedelegeerd bestuurder van Bayer Antwerpen, een bloemetje naar het Havenbedrijf, de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) en de Antwerpse bestendige deputatie. “Zij zorgen dat de wereld de aantrekkelijkheid van Antwerpen Noord kent. Bovendien werd de vergunningspolitiek een stuk vriendelijker. Het mag gezegd: de jongste jaren – en vooral sinds de Vlarem-milieuwetgeving van kracht werd – is de aanvraagprocedure in Vlaanderen versneld. We hopen natuurlijk dat het nog vlugger kan, maar toch is de huidige snelheid een troef.”
Recentelijk berichtte de Dienst Investeren in Vlaanderen ( DIV) over een recordaantal buitenlandse investeringen dat in 1998 naar Vlaanderen kwam. De totale investeringswaarde lag op 73 miljard frank. Na informatietechnologie met 23% is de chemie met 17% de belangrijkste sector voor buitenlandse investeerders. De cijfers lijken een verbetering in het investeringsklimaat te bevestigen. Wilfried Van den Heuvel, lid van het directiecomité van BASF Antwerpen, de voorbije tien jaar goed voor bijna 100 miljard frank investeringen, nuanceert nochtans. “In vergelijking met Duitsland hadden we hier al langer een vlotte vergunningspolitiek vanuit de overheid. Dat speelde mee wanneer BASF moest beslissen waar te investeren. Vandaag heeft Duitsland die achterstand goedgemaakt door alle vergunningsaanvragen te centraliseren via een centraal loket. De snelheid van vergunnen is daarom bij BASF niet langer een factor die het verschil maakt.”
In oktober vorig jaar maakte het Havenbedrijf in samenwerking met de Belgische chemiefederatie Fedichem een studie over de concurrentiepositie van Antwerpen. Het rapport besluit dat Antwerpen op basis van volume voor de 39 belangrijkste chemische producten zijn reputatie van tweede chemiecluster in de wereld waarmaakt. Na Houston in de Verenigde Staten, maar vóór Rotterdam, Teesside (Groot-Brittannië) en Singapore. Tegelijk bleek dat in het segment van de 39 topchemicaliën Antwerpen de grootste diversiteit kent. Op dat vlak mag de concentratie in de scheldehaven zich dus het nummer één noemen. Dat sterkt het zelfvertrouwen.
De ommekeer
in het investeringsklimaat is opmerkelijk. Enkele jaren geleden beklaagden de chemiebonzen zich over de tanende aantrekkingskracht van Vlaanderen voor investeringen. Guido Van Meel, adjunct-adviseur van het Antwerpse Havenbedrijf en auteur van de recente studie die de rol van Antwerpen als tweede chemische cluster bevestigt, heeft een verklaring. “De grote bedrijven en leden van de Vereniging van Industriële Bedrijven Noord-Antwerpen ( Vibna) beklemtoonden altijd de hoge energiekosten en zware loonlasten in België. Daardoor ontstond eigenlijk een te negatief beeld. Een bedrijf als Ineos – het voormalige BP Chemicals – dat zijn terreinen openstelt voor derden, luidt al langer een positieve klok.”
Volgens het Havenbedrijf is er sprake van een nieuwe dynamiek. De goede infrastructuur en een relatief vernieuwend gastheermodel (waarbij verschillende bedrijven faciliteiten delen) zijn daarvoor een belangrijke impuls, maar ook de eensgezindheid in de sector neemt toe. “Er is meer aandacht voor geïntegreerde promotie en marketing. De aangehaalde studie en verschillende promotiebrochures zijn daarvan een weerslag. Daarnaast zet de DIV zich meer in voor de chemie,” aldus consulent Filip Masquillier van de studiedienst van het Havenbedrijf.
Het dieptepunt voorbij
De jaren zestig waren met de komst van de petrol in de polder en de opbloei van de chemische industrie gouden tijden voor Antwerpen. De komst van de grote Duitse chemiegroepen Bayer en BASF dateert van 1967. De eerste golf investeringen betrof voornamelijk installaties voor bulkproducten. Vandaag zijn dergelijke investeringen in Europa zeldzaam en is Antwerpen te duur voor zulke grootschalige projecten. De voorbije jaren stonden daarom de investeringen in Antwerpen veeleer op een laag pitje. In 1997 nog, kreeg het zelfbewustzijn van de sinjoren een opdoffer omdat het Amerikaanse chemiebedrijf Arco voor een investering van 25 miljard frank naar Rotterdam trok. Na de overname door de Amerikaanse sectorgenoot Lyondell leek het hele project aanvankelijk te worden afgeblazen. Lyondell is nu naar verluidt van plan het project toch te starten, maar het zit nog in de voorbereidingsfase. In ieder geval hield Antwerpen hieraan de wrange nasmaak van een nederlaag over.
Met de jaarwisseling
raakte bekend dat het Japanse Nippon Shokubai naar Antwerpen komt voor een investering van 3 miljard frank op de terreinen van Ineos. Volgens het Havenbedrijf Antwerpen zouden nog een Turkse en een Amerikaanse investering volgen. Al lijken beide momenteel op de lange baan geschoven. Bovendien kondigde Bayer aan dat het gaat investeren in zijn Antwerpse vestiging voor de bouw van een installatie voor polycarbonaat. Antwerpen genoot daarbij de voorkeur op de Duitse vestiging in Uerdingen en Baytown in de Verenigde Staten. In de loop van het najaar van 1998 kondigde ook Solvay enkele verschuivingen aan. Samen met PetroFina wil Solvay een fabriek voor polyethyleen van hoge densiteit bouwen met een capaciteit van 250.000 ton. De waarde van de investering wordt tussen 5 tot 10 miljard frank geschat. Daarnaast plant Solvay een joint venture met BASF om de Europese PVC-activiteiten te bundelen. Solvay zou van deze joint venture 75% in handen hebben en BASF de overige 25%.
Heel euforisch is de industrie over de reeks nieuwe projecten niet. “Investeringen plan je in deze sector op lange termijn,” beklemtoont Wilfried Van den Heuvel. “Een minder gunstige conjunctuur zorgt wel voor vertraging, maar uiteindelijk blijft de invloed gering.”
Uit cijfers van Vibna blijkt dat tussen 1993 en 1998 de chemie in Antwerpen zo’n 134 miljard frank investeerde, de komende drie jaar schatten de bedrijven hun investeringscapaciteit op een kleine 54 miljard frank. Van den Heuvel: “Vandaag moet je investeringen bekijken op een Europese schaal. De te verdelen koek wordt kleiner en er komen nieuwe concurrenten bij, zoals bijvoorbeeld sites in de voormalige DDR. Daarom is het optimaal houden van de vestigingsfactoren bepalend.”
Een middel voor verankering
Nippon Shokubai is gespecialiseerd in chemicaliën voor onder meer de aanmaak van absorberende polymeren in wegwerpluiers. De groep uit Osaka haalt met 2200 medewerkers een jaarlijkse omzet van 44 miljard frank. Bayer Antwerpen alleen telt al 2600 medewerkers en haalt jaarlijks een omzet van circa 37 miljard frank, wat neerkomt op 3,5% van de omzet van de hele Bayer-groep. In 1997 bedroeg die circa 1070 miljard frank. Volgens de rangschikking die het vaktijdschrift Chemical Week in december 1998 opmaakte, staat Nippon Shokubai op de 159ste plaats wereldwijd. Daarmee valt het buiten de toptien van grootste Japanse chemische groepen. HetBayer-concern staat op de vierde stek. Ter vergelijking: BASF bezet de tweede plaats met een omzet van 1085 miljard frank, Tessenderlo Chemie prijkt met 58 miljard frank omzet op de 114de plaats en Solvay op de 30ste plaats met 295 miljard frank omzet.
De Japanse investeerder is met andere woorden een nichespeler, maar draagt door de investering bij aan de verankering van het chemische netwerk in Antwerpen.
Ook Bayer
helpt daaraan mee door het nieuwe model van hosting te combineren met de internationale trend van schaalvergroting. Onlangs (zie Trends, 4 februari 1999) voorspelde Bryan Sanderson, voorzitter van de Europese chemiefederatie Cefic, een voortzetting van de concentratiebeweging, verdere schaalvergroting en tegelijk ruimte voor outsourcing. Het Duitse concern met als hoofdkwartier Leverkusen, heeft in de Antwerpse haven drie terreinen. De bezetting van het terrein op de linkeroever is nog vrij laag.
“We zoeken partners om op onze grond te investeren. Door een stuk van het terrein te verkopen en servicecontracten te bedingen, kunnen we de kosten voor de infrastructuur delen. Ieder terrein heeft zijn keuken, brandweer en beschikt over een aansluiting op belangrijke pijpleidingen,” aldus René Loix. “De nieuwe capaciteit voor polycarbonaat die we tegen 2000 plannen, was ook gegeerd door andere vestigingen binnen de groep. Het feit dat we in Antwerpen beschikken over voldoende ruimte en substantiële clustervoordelen, heeft mee de doorslag gegeven.”
Bayer richt zich – zoals het de mode betaamt – in de toekomst meer op life sciences (farmaceutische producten die de levenskwaliteit moeten verhogen). Anders dan bijvoorbeeld Hoechst wil het concern uit Leverkusen een geïntegreerd bedrijf blijven. Toch maakt het concern ook de strategische keuze meer aandacht aan kernactiviteiten te besteden. Daarom sluit Bayer Antwerpen een kleine installatie waar het polyamidevezels voor de tapijtindustrie produceert, maar investeert in de capaciteitsuitbreiding van het polycarbonaat Makrolon. “Met toepassingen in transparante dakpanelen – zoals in het Antwerpse centraal station – en in optische schijfjes als cd’s en dvd’s is het geen goedkope, maar wel een hoogwaardige kunststof. Het is ons streefdoel om wereldleider te worden in polycarbonaat. In Antwerpen hebben we nu een capaciteit van 130.000 ton. De nieuwe installatie die tegen 2000 operationeel zal zijn, moet die verhogen met 40.000 ton. Wereldwijd zal Bayer de huidige capaciteit van 1,3 miljoen ton opdrijven tot bijna 2 miljoen ton in 2002. Daartoe willen we de site in Antwerpen verder ontwikkelen en plant de groep de bouw van een vestiging in Azië.”
De nieuwe installatie in Antwerpen zal ook een nieuw procédé gebruiken: het zogenaamde smeltcarbonaatproces. Dat is sneller, gebruikt minder grondstof, is zuinig met energie en levert geen afvalwater op. Antwerpen heeft de eer als eerste een dergelijke installatie te bouwen. “De groep weet hoe belangrijk Antwerpen is,” verklaart Loix de keuze. “Daarom zullen we deze vestiging uitbouwen tot het competence center voor Makrolon. We verwachten dat de vraag naar deze producten in de komende jaren met 8% tot 10% zal stijgen. Polycarbonaat verschuift in de richting van een massakunstof.”
Het nieuwe paradigma
De recente golf van investeringen steunt op een nieuw model. Antwerpen presenteert zich als cluster met goedkope aanvoer, mogelijkheden tot synergie en beschikt over hosting sites. Om de klassieke nadelen als hoge energiekosten, dure grond en zware loonlasten op te vangen, kunnen nieuwe investeerders in Antwerpen terugvallen op bestaande infrastructuur. Door het delen van vaste kosten voor aansluiting op het energienet en voor veiligheidsvoorzieningen, tot zelfs het delen van personeel wordt het totale prijskaartje van de investering gemilderd.
Kleinere investeringen
naar de beschikbare en goed uitgeruste terreinen halen, is het keurmerk van de nieuwe aanpak. Ineos – de vroegere Antwerpse vestiging van BP Chemicals – geldt als voorbeeld. Kuraray speelt in de mentale ommekeer een sleutelrol. Deze Japanse producent van plastickorrels investeerde in 1997 3,3 miljard, maar overweegt om dat bedrag op te trekken naar 9 miljard. Door de aanwezigheid van een Aziatische investeerder heeft Ineos een belangrijke troef bij het strikken van nieuwe Aziatische investeerders.
Onder meer Bayer en Monsanto volgen ondertussen een vergelijkbare strategie en stellen hun terreinen open voor derden. In 1996 beloofde het Amerikaanse Rohm & Haas op de Bayer-terreinen op linkeroever een grote installatie te bouwen voor acrylzuur en acrylesters. Voorlopig is de bouw van de installatie uitgesteld, maar de investering zou er toch komen. Bayers concept gaat minder ver dan dat van Ineos: het uitlenen van personeel is er niet bij. Bovendien laat de beschikbare oppervlakte meer ruimte voor grotere capaciteiten.
Vooral de kleinere spelers zijn gecharmeerd door het concept. Guido Van Meel: “Zogenaamde greenfield-investeringen waarbij een grootschalige productie op een maagdelijk industrieterrein wordt opgebouwd, zijn in Europa zeldzaam geworden. Europa biedt slechts een bescheiden groeipotentieel, maar vormt wel een erg stabiele markt. Antwerpen is voor grote investeringen nog steeds te duur. Het antwoord op korte termijn is een model van horizontale sharing. Door het aanbieden van een terrein met faciliteiten en gedeelde kosten, wordt de totale investeringskost goedkoper.”
Volgens Van Meel past het nieuwe investeringsklimaat in een toename van de fijnchemie in de Antwerpse productie. “In de jaren zestig en zeventig investeerde Antwerpen vooral in bulkchemie. Maar die is conjunctuurgevoeliger. De gespecialiseerde producten in de fijnchemie zijn daartegen beter bestand. Daarin ligt de toekomst voor Antwerpen.”
Met die visie zit hij op dezelfde golflengte als Paul Nauwelaerts, directeur derde partijen bij Ineos. Hij stelt: “De tijd van bulkchemie is in Europa voorbij. Binnen afzienbare tijd is het goedkoper om de basisproducten aan te voeren uit Azië dan ze hier te produceren. Wij geloven volledig in de ontwikkeling van specialiteiten.”
Ineos is het resultaat van een getrapte management buy-out van de vroegere vestiging van BP Chemicals. Het bedrijf bouwt aan een reputatie als regionale specialist in ethyleenoxide, maar is toch vooral bekend door zijn voortrekkersrol in de zoektocht naar derde partijen. Nippon Shokubai is ondertussen al de tiende investeerder die voor hun terreinen koos. “We zijn hiermee al begonnen ten tijde van BP,” legt Paul Nauwelaerts uit. “We streven naar een situatie waaraan beide partijen voordeel hebben. Investeerders besparen op productiekosten en kunnen op onze hulp rekenen voor administratie en personeel. Wij drukken onze vaste kosten en vinden een afzetmarkt bij de deur.”
Blijvende troeven
Terwijl Antwerpen het geweer van schouder verandert, kan het bogen op enkele sterke troeven die het de reputatie van belangrijkste chemische productiecentrum van Europa bezorgt.
Op logistiek vlak stond de Scheldehaven altijd sterk wegens de nabijheid van een uitgestrekt hinterland. Er komt echter sleet op die reputatie. De wegen slibben dicht en zoals alle Europese grootsteden kent Antwerpen een mobiliteitsprobleem. “De wegeninfrastructuur raakt achterop,” weet Van den Heuvel. “Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) is een jarenlange beperking van de overheidsinvesteringen daaraan debet. Initiatieven om meer vracht van de weg naar het spoor te verhuizen, juichen we toe. Toch lost dat niet alle problemen op, te weinig industrieparken hebben een aansluiting op het spoornet.”
De sterkste troef
op het moment ligt – zoals blijkt uit het succes bij Ineos en Bayer – in de voordelen van clustervorming. “Antwerpen is een knooppunt voor de belangrijkste West-Europese pijpleidingen,” zegt René Loix. “Bij Bayer voerden we 60% van onze goederen aan via schepen en 28% via pijplijn. Door het wegvallen van transportkosten maakt dat de aankoop van basisproducten aanzienlijk goedkoper.”
Traditioneel rekenden analisten de beschikbaarheid van goed opgeleid personeel en een uitgebreide knowhow ook tot de pluspunten van Antwerpen. Recentelijk schijnt daarin verandering te komen en dreigt er – zoals in vele industriële productiebedrijven – een tekort. Ook de hoog ingeschatte productiviteit staat geregeld ter discussie, maar zou nog steeds ten dele de krimpende winstmarge compenseren.
Broedertwist met Rotterdam
Rotterdam en Antwerpen vechten al jaren een concurrentieslag uit. Hoewel het uiteindelijk nog steeds ieder voor zich is, schijnen er toenaderingsinitiatieven ingang te vinden. Bij het Havenbedrijf wekt men de indruk eerst aan een Europese profilering te denken en pas dan regionale accenten te leggen. Jozef De Moor, gedelegeerd bestuurder van Sirev (de Vlaamse tak van Fedichem): “Als je de driehoek Rotterdam, Antwerpen en de as op het Albertkanaal bekijkt, is dat minstens zo belangrijk als Houston.”
De chemiebonzen beschouwen het klimaat van de Antwerpse haven zelden als ideaal. Aangehaalde minpunten waren de hoge fiscale druk en minder goede public relations. Paul Nauwelaerts (Ineos): “Voor het aantrekken van buitenlandse investeerders hebben we in Vlaanderen de jongste jaren een grote weg afgelegd. Die inspanningen lonen, maar Nederlanders zijn actiever. Zij schijnen er beter in te slagen Rotterdam bekend te maken in het buitenland.”
Bovendien zou in de Europese context de overheid in Rotterdam veel meer oor hebben naar de noden van de chemische concerns. Met de uitbouw van de Tweede Maasvlakte – een zeewaartse uitbreiding van de terreinen van de haven van Rotterdam – mikt de Nederlandse concurrent van Antwerpen specifiek op het binnenhalen van chemische investeringen. Alleen is er nog geen beslissing genomen over de Tweede Maasvlakte. Gevraagd naar commentaar beperkte het Havenbedrijf Rotterdam zich er overigens toe tot de melding dat er over chemie en de Tweede Maasvlakte niets nieuws te vertellen valt.
Ondertussen bouwt Antwerpen aan zijn imago van moderne hypergeïntegreerde chemische site. Op dit moment heeft de Scheldestad een lichte voorsprong dankzij de promotie van hosting. “Maar de Fransen en Nederlanders weten dat ook,” beklemtoont Nauwelaerts. “Zodra zij ermee beginnen, is Antwerpen opnieuw duurder.”
Roeland Byl
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier