Anders gaan reguleren
Kan regulering innovatie stimuleren in telecom? Het debat blijft zeer actueel, nu Belgacom in onzekere omstandigheden honderden miljoenen investeert in zijn VDSL-netwerk. Handen af, pleit Robert Crandall.
Robert W. Crandall, Competition and Chaos – US Telecommunications Since the 1996 Telecom Act. The Brookings Institution, 2005, 212 blz.
Ex-telecommonopolies dwingen om hun infrastructuur goedkoop aan nieuwkomers te verhuren, is geen goede manier om concurrentie te scheppen, argumenteert Robert W. Crandall van The Brookings Institution over de Amerikaanse 1996 Telecom Act. Die wet is de basis van Amerika’s dereguleringspolitiek in telecom en goed vergelijkbaar met de Europese richtlijnen sinds 1997.
Wat je met de gedwongen verhuur van infrastructuur aan concurrenten bereikt, is dat niemand nog geïnteresseerd is om te investeren, probeert Crandall te bewijzen. De gevestigde spelers niet, want nieuwe faciliteiten moeten daarna toch voor een prikje aan de concurrentie worden verhuurd. En de concurrenten al evenmin, want zij weten dat ze de infrastructuur in de schoot geworpen krijgen. In feite transfereer je alleen maar een enorm bedrag van de ex-monopolist naar de consument via de omweg van een arbitrageur, die zijn marge zal uitgeven aan de marketing van een essentieel identieke dienst.
Economisch brengt dat vrijwel niets bij, argumenteert Crandall. Integendeel, de groei in de productiviteit in de telecomsector in de VS daalde in de periode 1996-2002 door de toegenomen concurrentie (de nieuwkomers waren minder efficiënt dan de gevestigde operatoren). En de maatregel droeg bij tot de megawaardevernietiging in de telecomsector in de periode 2000-januari 2003.
Zoveel is duidelijk voor Crandall: vandaag zijn alleen de kabelmaatschappijen, de mobiele operatoren en de gevestigde vaste operatoren gewapend voor een onderlinge, leefbare concurrentie. Allemaal dankzij eigen infrastructuur.
De 1996 Telecom Act eist dat de prijs voor het doorgeven van gesprekken van de ene operator naar de andere (het terminatietarief) voor elke operator gelijk is. De VS kennen dus niet het probleem van de vijf keer hogere terminatietarieven voor bellen naar Telenet of nog veel meer voor het bellen naar Proximus, Mobistar en vooral Base. Als compensatie betaalt de Amerikaan wel aan beide kanten van de mobiele verbinding: de beller een deel, maar ook degene die gebeld wordt. Crandall noemt die regeling superieur, omdat de prijzen duidelijk zijn en de concurrentie kan spelen.
De auteur moet soms creatief zijn om de effecten van regulering uit zijn cijfermateriaal te distilleren, maar hij bouwt een overtuigende case dat de politiek om nieuwkomers op kosten van de ex-monopolisten mee te laten concurreren (laat staan, in Europa, de politiek om de mobiele door de vaste operatoren te laten subsidiëren) een brug te ver was.
Bruno Leijnse
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier