Amylum. Een regio voor alle seizoenen
Amylum beweegt zich richting Frankrijk voor tal van goede redenen. Picardië profileert zich als de graanschuur van Europa en de voedingsconcerns vonden er een tweede thuis.
Locatie : Amiens.
Een erg kleine annonce (per 17 januari) in de Franse pers, met de melding dat nu ook de “beursaandelen” in andere handen overgaan, heeft uiteindelijk definitief het lot bezegeld van de Picardische groep Orsan. Met 3.221.216 Orsan-aandelen op zak en 4 miljard frank minder in eigen beurs, mag Amylum, de zetmeelproducent uit Aalst, zich nu voor de volle honderd procent eigenaar noemen. Een klein pakket van dat kapitaal, alles bijeen zo’n 20 procent, wordt krachtens eerder gemaakte afspraken naar de Japanse holding Ajinomoto doorgeschoven. Het belang van de operatie-Orsan mag niet onderschat worden. “Want vergis u niet, ” zegt Marc Delahaye, secretaire-général van het Comité d’Expansion de la Somme. “Amylum had al wilden de bazen dat aanvankelijk niet toegeven van meet af aan de bedoeling een tweeluik te realizeren : alleen als Orsan helemaal op zak kon gestoken worden, was men ook bereid te investeren in een nieuwe fabriek. Daarbij ging het duidelijk om het realizeren van een synergie. Nu Orsan binnen is, ligt de bal in ons kamp : wij moeten nu alles in het werk stellen om de greenfeeld-operatie te doen slagen. “
KONKURRENTIE.
In een statig herenhuis aan de Rue des Jacobins, centrum Amiens, praat Marc Delahaye als een waterval. Maar sinds Parijs op het vlak van ekonomische politiek duidelijk decentralisme predikte (eind de jaren tachtig), horen de heren promotoren bijna letterlijk te vechten voor hun regio. “De konkurrentie met andere regio’s, zoals met Nord-Pas-de-Calais bij voorbeeld, is inderdaad vlijmscherp, ” bekent Delahaye zonder al te veel moeite. Maar sinds het “Belgische” Amylum (Amylum wordt wel gekontroleerd door de Britse holding Tate & Lyle) zijn interesse voor Picardië manifesteerde, ziet de hemel boven Amiens er helemaal anders uit. Amylum is nochtans lang niet de eerste buitenlandse groep die in Picardië neerstrijkt (zie ook kader Picardië). “Maar dit dossier wordt ons door andere regio’s erg benijd, ” zegt Marc Delahaye zonder enige vorm van triomfantalisme.
Marc Delahaye was er namens zijn opdrachtgever, le Comité d’Expansion de la Somme, van bij het eerste kontakt bij. We schrijven april 1994. In het hartje van Amiens beleggen een vijftal heren in maatpak een verkennende vergadering, op vraag van de Belg Jean Neirynck, gedelegeerd bestuurder van Amylum. Rond de tafel zitten, benevens Neirynck, de lokale vertegenwoordiger van de Société Générale, twee topambtenaren van de Conseil Général de la Somme, en Marc Delahaye. Zegt deze laatste vandaag : “Amylum kwam zogezegd om een nieuwe investering te bestuderen. Dat klopt ook maar er waren wel voorwaarden aan verbonden. Jean Neirynck gaf voor de nieuwe investering zelf de voorkeur aan de onmiddellijke omgeving van Nesle, in het oosten van het departement. Hoewel dat niet met zoveel woorden werd gezegd, was het voor alle Franse gesprekspartners rond de tafel meteen duidelijk dat er gezocht werd naar komplementariteit met Orsan, waarop een overnamebod bestond. Toen wij op de industriezone van Nesle industriegrond voorstelden, bleek die zogenaamd niet geschikt. Dan kwam de aap inderdaad uit de mouw : Amylum wilde alleen de terreinen die grensden aan de fabriek van Orsan, in het nabij Nesle gelegen Mesnil-Saint-Nicaise. “
De Belgische vraag was alvast gemakkelijker gesteld dan het Franse antwoord gegeven. Uitgerekend de door Amylum beoogde percelen grond (zie foto), waren eigendom van ruim 20 verschillende lokale boerenfamilies. “Die opdracht tot een goed einde brengen, was allicht de zwaarste opgave, ” zegt Delahaye. “Voor potentiële investeerders ben je tot veel bereid. Maar dit haden we nog niet eerder meegemaakt : er dienden privé-terreinen onteigend te worden om een buitenlandse groep aan te trekken. Maar we klaarden de klus in weinig tijd, en dat à l’amiable. Tegen eind maart zal het hele dossier-Amylum rond zijn. Ik schat dat begin 1996 kan gestart worden met de bouw, en begin 1997 kan de nieuwe entiteit operationeel zijn. “
GRAANSCHUUR.
De keuze van Amylum voor Picardië, en de partiële uittocht uit Aalst (zoals de direktie volhoudt), is een meer dan bewuste keuze. In de Karnavalstad bij uitstek kampte Amylum (dat zetmeel en zetmeelderivaten produceert) al langer met een gek aanvoerprobleem. Tarwe en maïs, de twee belangrijkste “grondstoffen” om tot zetmeel en -derivaten te komen, raakten mettertijd steeds moeilijker tot in het centrum van Aalst. Dit was vooral een logistiek probleem (transport). De maïsproduktie wordt integraal naar Nederland verhuisd. Alle andere produktie blijft, dixit de direktie, in Aalst. Alleen voor het aanmaken van halfafgewerkte tarweprodukten wordt, steeds volgens dezelfde bron, Frankrijk opgezocht. In Mesnil-Saint-Nicaise, een gehucht met amper 500 inwoners midden een zee van ruimte, zijn alvast een deel van de logistieke problemen van de baan. En twee : Picardië wordt voor wie de statistieken er op natrekt kennelijk met recht en reden “de graanschuur van Europa” genoemd. Als één van de prominentste Europese zetmeelproducenten, was Amylum het als het ware aan zichzelf verplicht om naar hier uit te wijken.
Niet alleen qua aanvoer van basisgrondstoffen heeft Picardië stevige argumenten in huis. Dit geldt ook op het vlak van de afzet. Amylum dat aan de Europese voedingsnijverheid een koper van eerste orde heeft, krijgt in Frankrijk als het ware alle grote voedingsconcerns aan zijn voordeur. Of wat dacht u van namen zoals het Franse Bonduelle of het Zwitserse Nestlé ? De ellenlange rij van kleine, middelgrote en grote voedingsconcerns besparen we u, maar ze bestaat. Op 14 december jongstleden, en veilig weg van de Belgische media, verklaarde Pierre Callebaut namens Amylum in Amiens : “Het is de bedoeling dat onze fabriek via een netwerk van pijpleidingen gelinkt wordt met de ons omringende voedingsbedrijven. Wij kunnen hen dan tegen gereduceerde prijzen onze zetmeel en zetmeelderivaten bezorgen. Dit systeem wordt met sukses toegepast in de Verenigde Staten. Waarom zou het hier niet kunnen ? ” Voor de volledigheid : op 14 december zetten de topmensen van Amylum, in aanwezigheid van vooral Franse hoogwaardigheidsbekleders uit het Somme-departement, hun handtekening onder de koopakte van 48 hektare grond in Mesnil-Saint-Nicaise.
STEUN GENOEG.
De Amylum-top heeft grote verwachtingen omtrent het samengaan met Orsan. Deze laatste fabriek werd in mei 1994 gekocht uit handen van de Franse bouwgroep Lafarge-Copée (meerderheidsaandeelhouder) en uit handen van het grote publiek, dat via de beurs minderheidsaandeelhouder was (operatie volbracht per 17 januari jl.). Orsan staat vooral bekend als fabrikant van glutamaat, een produkt dat ook via de voedingsnijverheid zijn weg naar de konsument vindt. Dat is alvast een eerste komplementariteit met het Amylum-aanbod, dat bestaat uit glucose, fructose en dextrose. Orsan kreeg in het verleden ook meer dan eens te kampen bij de bevoorrading van “grondstofen”.
De nieuwe Amylum-fabriek moet dat euvel ondervangen : in de toekomst zal Orsan als grondstof niet langer derivaten van suikerbieten, maar wel Amylum-zetmeel hanteren. Zijnde : een tweede vorm van komplementariteit. En drie : er wordt gemikt op een verregaande vorm van flexibiliteit van het personeel in beide fabrieken. Het onderling uitwisselen van personeel zal, naargelang van de noodwendigheid, algemene regel zijn. Naast die verregaande komplementariteit, naast het aantrekkelijk karakter van de nieuwe lokatie (ruimte, grondstoffen), zijn er last but not least de tot de verbeelding sprekende investeringsvoorwaarden. Picardië kreeg, met goedkeuring van de Europese Kommissie, het statuut Objectif IIb mee, toegekend aan regio’s waarvan de industriële aktiviteit en déclin is. Zo krijgt Amylum, naast het in Frankrijk obligate voorgerecht (in de vorm van des aides à la formation), op het hoofdmenu alvast twee smaakvolle schotels geserveerd : het door Amylum aangekochte terrein van 50 hektare (tegen 5 FF per vierkante meter) wordt door de Franse autoriteiten gratis “bedrijfsklaar” gemaakt (een aanzienlijke besparing) en er is een investeringsubsidie van 17 procent (de zogenaamde primes à l’aménagement du territoire, aangepaste Franse wet van september 1994). Al gelooft Marc Delahaye niet dat de bedrijven in de eerste plaats daarop afkomen. “Mijn ervaring leert dat 90 procent van de investeerders in de eerste plaats geïnteresseerd zijn in strategische argumenten, zoals ligging, nabijheid van klanten, toelevering en main d’oeuvre, ” zegt de secretaire-général van de Picardische expansievennootschap. “Maar als je toch alle mogelijke premies eens wilt doornemen, stel ik u deze investeringsgids ter beschikking. Er staan wel 3000 mogelijke vormen van subsidiëring in vermeld. Of : voor elk wat wils. “
KAREL CAMBIEN
DE TERREINEN VAN DE GEPLANDE AMYLUM-VESTIGING (GEARCEERD) NAAST DE FABRIEK VAN ORSANKomplementariteit in de graanschuur van Europa.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier