Alternatieven voor vennootschappen
Cashoverschotten in uw vennootschap verdienen de beste belegging. De verzekeraars ontwikkelden alternatieven voor bancaire oplossingen, waaronder de tak 26 en de branche 6.
Cashoverschotten bezorgen zaakvoerders vaak kopzorgen. Spaargeld brengt zo goed als niets meer op. Integendeel: de banken rekenen almaar vaker negatieve rentes aan op hun professionele spaarrekeningen. Zeker nu ook nog de inflatie knabbelt aan de waarde van hun kapitaal, gaan vennootschappen op zoek naar alternatieven.
Het goede nieuws is dat die mogelijkheden er zijn, op voorwaarde dat het geld niet liquide hoeft te zijn voor de dagelijkse bedrijfsuitvoering of voor investeringen op korte of middellange termijn. De basisregel voor beleggen is voor ondernemingen niet anders dan voor een privépersoon: beleg enkel geld dat je niet meteen nodig hebt. Een horizon van vijf jaar wordt doorgaans als een minimum beschouwd om een belegging te doen renderen.
Tak21 versus tak26
Bij particulieren werd de tak21 een populair beleggingsinstrument. De combinatie van een verzekering met een gewaarborgd rendement sprak aan. “Voor rechtspersonen hebben de verzekeraars een alternatief ontwikkeld: de tak26-beleggingsverzekering”, zegt Stijn Van Looy van de vermogensadviseur Gardanto. “Dat is een kapitalisatiecontract met een vaste looptijd, vergelijkbaar met een kasbon of een obligatie. De looptijden kunnen verschillen, maar doorgaans bedragen ze acht jaar of langer. Sommige contracten bieden de mogelijkheid om tussentijds een deel van het kapitaal op te vragen.”
Net zoals bij een tak 21 zijn de cashoverschotten die de vennootschap in zo’n tak26 stort, beschermd. Een verschil is wel dat de staatswaarborg tot 100.000 euro per persoon en per instelling die particulieren met een tak21 genieten, voor de tak26 niet geldt. Vennootschappen krijgen met een tak26 wel een gegarandeerd rendement over een vooraf gekende periode, en eventueel een deelname in de winst van de verzekeraar. Elk jaar betalen ze vennootschapsbelasting op het rendement. Bij de opname van het kapitaal is ook 30 procent roerende voorheffing verschuldigd. Maar omdat de vennootschap al vennootschapsbelasting had betaald op de meerwaarde, mag ze de roerende voorheffing in mindering brengen van de verschuldigde vennootschapsbelasting.
Op een tak26 betaal je geen premiebelasting. Dat is een belangrijke troef’ Stijn Van Looy, Gardanto
“Een tak26 valt onder de verzekeringswetgeving”, weet Stijn Van Looy. “Maar in tegenstelling tot de tak21 laat dat product niet toe een verzekerde of begunstigde aan te duiden, bijvoorbeeld bij de uitkering van een overlijdenskapitaal. Daardoor betaal je op een tak26-beleggingsverzekering geen premietaks. Dat is een belangrijke troef, want voor vennootschappen bedraagt die belasting maar liefst 4,4 procent. De extreem lage rentes houden het rendement echter bedroevend laag. Veel meer dan 0,5 procent hoef je momenteel niet te verwachten.”
Tak23 versus branche 6
Particuliere beleggers die hoger mikken dan de magere intresten van een tak21, opteren vaak voor een tak23. Het rendement van zo’n levensverzekering is gekoppeld aan de onderliggende beleggingsfondsen. De return is niet gegarandeerd, maar afhankelijk van de evolutie van de beurs. De belegger krijgt evenmin de garantie dat hij de gestorte premies integraal terugkrijgt na afloop van het contract. Bij tegenvallende financiële markten riskeert hij zelfs een deel van het ingelegde kapitaal te verliezen.
“Op lange termijn biedt een tak23 evenwel uitzicht op meer opbrengst dan een tak21 of een tak26”, zegt Stijn Van Looy. “Door de ruime keuze uit allerlei beleggingsfondsen kun je dat product bovendien afstemmen op je risicoprofiel. Maar ook hier moet je rekening houden met de premiebelasting. Als een vennootschap belegt in een tak23, betaalt ze een premiebelasting van 4,4 procent, net als bij een tak21. Dat hoge tarief heeft een aanzienlijke impact op het rendement van de belegging.”
Er bestaat echter een Luxemburgs alternatief voor zaakvoerders: het branche 6-kapitalisatiecontract. Dat product biedt geen gegarandeerd rendement en geen kapitaalbescherming, want hiermee belegt de vennootschap in beleggingsfondsen, net als een tak23. Maar een branche 6 biedt, zoals de tak26, geen verzekeringsmogelijkheden, waardoor de vennootschap ontsnapt aan de hoge premiebelasting.
Beleggen op maat
“Het branche 6-kapitalisatiecontract is interessant voor ondernemers die op maat willen beleggen”, stelt Stijn Van Looy. “Ze krijgen daarmee toegang tot een breed gamma aan fondsen die investeren in aandelen, obligaties of een combinatie van beide. Op die manier kunnen ze een portefeuille samenstellen die aangepast is aan hun beleggersprofiel, in tegenstelling tot de DBI-bevek ( zie kader), die niet de mogelijkheid biedt om de cashoverschotten van de vennootschap te spreiden over meerdere activaklassen.”
“De meerwaarde van een branche 6 is weliswaar onderworpen aan de vennootschapsbelasting van 20 of 25 procent, maar daar staat tegenover dat een minwaarde fiscaal aftrekbaar is. Bovendien is een branche 6 boekhoudkundig een eenvoudig product, dat een kmo ook perfect kan inzetten voor de aanleg van de liquidatiereserve. En hoewel beleggen een langetermijnhorizon vergt, voorziet zo’n kapitalisatiecontract in een gehele of gedeeltelijke afkoop van het kapitaal op eender welk moment.”
Vergeet evenwel niet dat de kostenstructuur ook hier een grote impact heeft op het rendement. Instapkosten van 1 à 2 procent zijn gangbaar voor branche 6-producten, maar daarover valt te onderhandelen. Incidentele kosten en uitstapkosten zijn er meestal niet. Er zijn wel jaarlijkse beheerskosten verschuldigd. Daarover kan in principe niet worden genegotieerd.
Wat met de DBI-bevek?
Banken schuiven vaak de DBI-bevek naar voren als dé oplossing om cashoverschotten in een vennootschap op een fiscaalvriendelijke manier te beleggen. DBI staat voor ‘definitief belaste inkomsten’. De dividenden en gerealiseerde meerwaarde bij de verkoop van deelbewijzen van het DBI-fonds zijn onbelast. Het DBI-fonds moet wel aan strikte voorwaarden voldoen. Zo moet elk jaar minstens 90 procent van de inkomsten worden uitgekeerd aan de beleggers.
“Er is een keerzijde: om het DBI-statuut te krijgen, mag het fonds uitsluitend in aandelen beleggen”, zegt Stijn Van Looy van Gardanto. “Dat moeten aandelen zijn van bedrijven die onder het normale belastingregime vallen. Voor ondernemers die hun beleggingsrisico willen spreiden over meerdere activaklassen is zo’n DBI-bevek dan ook minder interessant.”
4,4 procent
premiebelasting betalen vennootschappen op elke storting in een levensverzekering.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier