“Als wij het te lang rekken, gaan er bedrijven kapot”
Met de nieuwe voorzitter Francine De Tandt draait de wind op de Brusselse rechtbank van koophandel. Praktische oplossingen zoeken, en dan een juridische regel vinden, is haar motto.
De Brusselse rechtbank van koophandel heeft sinds begin januari een nieuwe voorzitter: Francine De Tandt. Zij was jaren ondervoorzitter onder de turbulente Anne Spiritus-Dassesse. Terwijl die laatste de krantenkoppen haalde met de schorsing van Christian Van Buggenhout als curator van Sabena, de blokkering van de uitkoop van Petrofina door Total en de fusie van Cera en KBC, bleef De Tandt op de achtergrond.
“De echte wereld is nedergedaald op de Brusselse koophandel”, zucht een tevreden advocaat. De meeste confraters prijzen de nieuwe voorzitster voor haar kordate aanpak en kennis van de zakenwereld. De van huis uit Franstalige Oudenaardse studeerde rechten aan de ULB en de VUB, waar ze ook een bijzondere licentie Economisch Recht behaalde. Ze werd in 1970 advocaat bij het Brusselse cabinet d’affaires van Antoine Baetens. Na acht jaar werd ze magistraat op de Brusselse rechtbank van koophandel, waar ze in 1994 tot ondervoorzitter opklom.
Wat zijn de plannen van deze trouwe Trendslezer? “Ik zal niet radicaal breken met het beleid van mijn voorganger. Wel was er een gebrek aan communicatie, intern en ook extern. Zo ben ik onmiddellijk gestart met een transparant systeem van het beheer van de faillissementen door de curator.”
TRENDS. De aanstelling van curatoren is een delicate zaak, waarrond op sommige rechtbanken een zweem van belangenconflicten hangt. Hoe lost u dat op?
FRANCINE DE TANDT. “Ik volg het systeem van de alfabetische aanstelling, zoals ik dat vroeger al deed in Nederlandstalige zaken. De curator zal ook worden geëvalueerd. Curatoren moeten over voldoende infrastructuur beschikken om professioneel actief te kunnen blijven. Alleen zo heb ik de garantie dat een faillissement efficiënt beheerd wordt. Zo niet, draag ik het dossier over aan een confrater, die dat wel doet. Als blijkt dat hij te veel faillissementen laat openstaan, moet hij een beurt overslaan. Dat moet een voldoende aansporing zijn om de curatele efficiënt uit te oefenen.”
Curatoren klagen dat door het stijgende aandeel van voorrechten en eigendomsvoorbehouden het te realiseren actief afneemt. Net daarop krijgen ze een percentage als ereloon.
DE TANDT. “Er is inderdaad steeds meer ongelijkheid tussen de schuldeisers. De bevoorrechte schuldeisers (banken, RSZ en fiscus) lopen met alles weg. 90 % van de faillissementen heeft geen actief. Men redeneert dat een curator slechts kan overleven met de inkomsten uit grote dossiers. De alfabetische aanstelling schept soms problemen. Heel wat, vooral Franstalige, curatoren menen dat de rechtbank de grote zaken moet verdelen tussen de kantoren, zodat die de kleine kunnen financieren. Ik wil dat niet, omdat dit een sfeer van willekeur schept.
“Als een curator het moeilijk heeft, is het meestal zijn eigen schuld. Hij moet immers ook andere zaken dan faillissementen aannemen. Een advocaat die enkel op de curatele teert, stevent met zijn kantoor af op het eigen faillissement. Neem een voorbeeld aan curatoren als Christian Van Buggenhout en Alain d’Ieteren. Die zijn perfect in staat om ook andere vennootschapsdossiers aan te nemen.”
Zoals het organiseren van een gerechtelijk akkoord? Dat gebeurt echter bijna nooit.
DE TANDT. “De wetgever is mislukt. Ooit was het de bedoeling dat het gerechtelijk akkoord de regel, en het faillissement de uitzondering zou zijn. Dat is absoluut niet het geval, al was het maar omdat de commissaris inzake opschorting een concordaat moet begeleiden. Dit moet een – dikwijls te dure – bedrijfsrevisor zijn. De vorige regering was van plan een en ander bij te sturen, maar het is er niet van gekomen. Aan Nederlandstalige kant worden er geen concordaten meer aangevraagd. Het is gewoon hopeloos, ook al omdat de banken niet mee willen stappen als ze voorrechten hebben op het actief. Die willen geen risico lopen dat het bedrijf niet gered wordt. Toch biedt de wet mogelijkheden. Zelf heb ik bijvoorbeeld in 2000 het Londerzeelse Crown kunnen redden van het faillissement, terwijl de multinational in de VS een Chapter 11 had verkregen.”
“Aan de andere kant is het ook een probleem dat de ondernemers in financiële moeilijkheden naar de rechtbank stappen als het te laat is.”
De rechtbank spoort zelf actief bedrijven in moeilijkheden op. Hebben deze handelsonderzoeken effect?
DE TANDT. “In het ideale scenario zouden we optreden op basis van de balansen, als een onderneming in vergelijking met zijn sectorgenoten in slechte papieren zit. In de realiteit treden we pas op als er knipperlichten branden: geprotesteerde wissels, het niet betalen van de btw, RSZ of de bedrijfsvoorheffing, een advocaat die na beslag een lege doos signaleert. Dan is het meestal al te laat.
“De situatie is problematisch. Ondernemingen in moeilijkheden zijn een gevaar voor andere bedrijven. Tot 1997 kon een magistraat ambtshalve een faillissement uitspreken. Niet meer. Nu moeten we informatie over de hopeloze gevallen doorsturen aan het parket. Dat kan de ontbinding vragen als de onderneming aan de voorwaarden van een faillissement voldoet, zoals staking van betaling en een wankel krediet. Aan Nederlandstalige kant maakt men er werk van. Maar de Franstalige parketten seponeren die dossiers. Wij zijn immers onderbemand, klinkt het.”
In Brussel blijven dubieuze ondernemingen straffeloos?
DE TANDT. “Heel wat ondernemingen verhuizen net daarom hun zetel naar de hoofdstad. Wij zetten een handelsonderzoek op en er gebeurt dan niets mee. Wij zijn ontgoocheld over de parketten. Bovendien laten ze heel wat economische dossiers ook nog eens verjaren.
Heeft een en ander ermee te maken dat ook de politiek amper interesse heeft voor economische dossiers?
DE TANDT (toont een document). “Dit is de beleidsnota van de nieuwe minister van Justitie. Er staat één regel over de burgerlijke tak van het recht: ‘We moeten behouden wat goed is.’ Alle andere bladzijden gaan over strafrechtelijke aspecten. Dat zegt genoeg zeker?”
Er wordt onder juristen veel geklaagd over de slechte wetgeving. Terecht?
DE TANDT. “De voorbije tien jaar was dat inderdaad een probleem. Een voorbeeld is de recente wet die de aanstelling van experten regelt. Bedoeling was een en ander vlotter te laten verlopen, maar dat was alleszins niet het geval. Zo is er een installatievergadering voorzien, waarop de experts niet eens mogen verschijnen. Dat kan een zaak compliceren, omdat zij bij de start kunnen adviseren om de expertise te beperken tot het strikt noodzakelijke. Ik vraag de advocaten altijd of ze van deze procedure willen afzien. Het werkt.
“Een ander voorbeeld: sinds september is de wet ter bestrijding van de gerechtelijke achterstand van kracht. Volgens die wet moeten we een dossier binnen zes weken op een vaste datum zetten als advocaten niet komen opdagen. Hiervoor moeten we wel tijd reserveren op de zitting. Omdat de advocaten ook op die tweede dag wegblijven als ze niet klaar zijn en we niet tijdig worden verwittigd, verliest de rechtbank kostbare uren. Ze kan dan immers geen andere dossiers behandelen. Een collega had onlangs zes keer een half uur vrijgemaakt zonder dat één dossier kon worden behandeld. Over de wet op de gerechtelijke achterstand is niet nagedacht, met als gevolg dat we voor het eerst in jaren plots achterstand hebben. Enfin, we trachten een werkbare regeling uit te werken met de balie om een en ander op te lossen.”
Typeert dat u? Advocaten vertellen dat u eerder uitgaat van concrete oplossingen, en minder van de zuiver juridische principes.
DE TANDT. “Klopt. Als iets snel geregeld moet worden, kan die onderneming bij ons terecht. Wie een zaak tot in de juridische details wil uitklaren, kan nog altijd in beroep gaan bij het Hof. Dat duurt echter jaren. Het moet vooruit gaan. Wij moeten belangen afwegen, en snel. Dat is het uitgangspunt van al mijn vonnissen. Als wij het te lang rekken, kunnen er bedrijven kapot gaan. Dat wil ik vermijden.”
Sinds dit jaar moet de verliezende partij een veel groter deel van de erelonen van de advocaat van de tegenpartij betalen – tot 10.000 euro. Denkt u, zoals arbitragerechters geloven, dat daarom meer geschillen buiten de rechtbank zullen worden beslecht?
DE TANDT. “Ik weet het niet. Vergeet niet dat zo’n arbitragerechter ook geld kost. Wij werken hier nog altijd zo goed als gratis.”
Sinds kort bent u ook bevoegd voor alle procedures inzake intellectuele eigendom, met uitzondering van de auteursrechten. Een goede zaak?
DE TANDT. “Alle zaken tussen handelaars komen binnenkort voor de rechtbanken van koophandel van Brussel, Gent, Luik, Antwerpen en Bergen. Bovendien moeten we zulke zaken ook grondiger en sneller behandelen. De rechtbank van koophandel krijgt er steeds nieuwe bevoegdheden bij, en dat is positief. Het aantal rechters stijgt echter niet, en dat is minder.”
Advocaten die in deze niche actief zijn, vrezen dat de kennis van de gespecialiseerde rechters op eerste aanleg verloren gaat en hopen dat ze zullen postuleren voor de koophandel.
DE TANDT. “Onze rechters kunnen zich ook in deze niche ontplooien. Ik hoor u wel komen, hoor. De volgende vraag gaat over de gemeenschappelijke arrondissementskamer, zeker?”
Wel, zou het niet beter zijn dat de rechtbanken van eerste aanleg, de koophandel en de arbeidsrechtbanken onder een koepel komen? Rooms-blauw had al plannen op papier in die richting, omdat dit het beheer van de rechtszaken zou vergemakkelijken. U vindt dat blijkbaar geen goed idee?
DE TANDT. “Eventueel kan zo’n gemeenschappelijke arrondissementsrechtbank enkele beheersproblemen oplossen in een kleiner gebied als Nijvel. Maar de rechtbanken in Brussel behandelen zoveel, dikwijls complexe, zaken, dat een arrondissementsrechtbank onzin is. We hebben trouwens nu al te weinig mensen om onze bevoegdheden uit te oefenen! Mensen zitten hier niet met hun vingers te draaien, hoor. Binnen de Hoge Raad voor de Justitie circuleren tegenvoorstellen waar ik wel volledig achtersta.
“Het zou efficiënter zijn om de rechtbanken van koophandel een aantal nieuwe bevoegdheden te laten uitoefenen, zoals geschillen in verband met vzw’s en burgerlijke vennootschappen – van accountants bijvoorbeeld. Dat zijn soms grote ondernemingen, waar wij heel wat ervaring mee hebben. Men wil met een eventuele hervorming de achterstand op de eerste aanleg verminderen, maar ik vrees dat de werkdruk dan net overal problemen creëert. In dat geval spreidt de achterstand zich uit over de rechtbanken die vandaag wel efficiënt werken. Zo’n gemeenschappelijke arrondissementsrechtbank zou de juridische geschillen in het bedrijfsleven nodeloos rekken.”
De partner van uw voorgangster was een advocaat, en dat is ook het geval bij sommige van uw collega’s in andere steden. Is dit geen moeilijke situatie, omdat dit geruchten over belangenvermenging voedt?
DE TANDT. “Jazeker. De buitenwereld zal denken dat bij Justitie iedereen onder een hoedje speelt. Maar wat kan je ertegen doen? Je hebt geen verweer. Voor alle duidelijkheid: mijn man heeft in de verste verte niets met het gerecht te maken. Ik moet mijzelf alleszins zelden wraken. Voor de lekenrechters kan het soms wel problematisch zijn als ze de huisbankier zijn van een rechtszoekende of als ze met hem in een organisatie zetelen. In dat geval moeten ze zich terugtrekken. Ik stel vast dat heel wat mensen complotten beginnen te fantaseren als ze een zaak voor de rechtbank verliezen.”
Is de invloed van de loge op de rechtbanken ook zo’n dooddoener?
DE TANDT. “Ik ben ook ooit benaderd, maar heb geweigerd. Ik vind dat ik volledig voor mijn baan moet gaan. De verplichtingen die de loge met zich brengt, zijn niet te combineren met mijn functie. Ik denk dat vooral de Franstalige magistratuur met de loge bezig is.”
Ooit had elke rechter ook een politieke kleur, omdat de partijen de rechters benoemden. Wat was uw kleur bij uw benoeming, dertig jaar geleden?
DE TANDT. “Ik ben blij dat ik hieraan kon ontsnappen. De minister had perfect tweetalige magistraten nodig, die ook nog eens beslagen waren in handelsrecht. Die waren toen zeer dun gezaaid, zodat ik na mijn kandidatuur onmiddellijk op deze rechtbank benoemd werd. Nu ben ik dus voorzitter geworden omdat de Hoge Raad voor de Justitie mij benoemd heeft.
“Ik heb heel mijn leven nooit met politiek te maken gehad. Of wacht eens: een keer wel. Ooit was ik kandidaat voor een functie op het Hof van Beroep. Ik was als eerste geselecteerd door de magistraten en als tweede door de politici. Ik benaderde Jan Huyghebaert, toen CVP, maar die partij schoof met succes een eigen kandidaat naar voor, die als partijmilitant moest worden beloond. De keer daarop dacht ik een beroep te moeten doen op Herman De Croo, die toch uit mijn streek komt. Ettelijke liberale brieven zaten in mijn dossier. Ook toen haalde ik het niet, want men vond mij toch maar een politieke twijfelaar. Toen heb ik gezegd: dat soort van spelletjes speel ik niet meer.”
“De benoemingen verlopen tegenwoordig toch een stuk eerlijker. Zeker met het nieuw ingevoerde vergelijkende examen en de daaropvolgende gerechtelijke stage, waarbij goede kandidaten bijna automatisch in de magistratuur terechtkomen. De kwaliteit is gestegen, als ik de toevloed van jonge collega’s bekijk; zij het dat ze nu en dan ervaring missen met het bedrijfsleven.”
Er zijn heel wat vrouwen actief in de magistratuur, vaak op hoge functies. Heeft een en ander te maken de objectivering van de benoemingen? Advocaten op leeftijd kunnen niet meer uitbollen in de magistratuur, nadat ze een beroep hebben gedaan op hun netwerk.
DE TANDT. “Dat kan in elk geval niet meer. De vervrouwelijking van Justitie is een feit. Voor alle duidelijkheid: het is hard werken hier. Ik vertrek elke morgen om 6 uur uit Schepdaal om de files voor te zijn. Waarschijnlijk zijn er veel vrouwelijke magistraten, omdat ze grotendeels zelf hun agenda kunnen bepalen. Ik heb, toen ik nog kleinere kinderen had, veel vonnissen geschreven in de avond en de weekends.”
(T)
Door Hans Brockmans/Foto’s Filip van Loock
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier