Daan Killemaes
Als we blijven teren op onze reserves, dan zijn onze dagen als sterk land geteld.
De dagen dat België als relatief sterk land met enig medelijden staart naar de trieste lotgevallen van belegerde eurolanden als Spanje of Ierland, zijn geteld.
De dagen dat België als relatief sterk land met enig medelijden staart naar de trieste lotgevallen van belegerde eurolanden als Spanje of Ierland, zijn geteld.
De stijgende economische conditie van die landen steekt schril af tegen onze relatieve stilstand. Die nog fel onderschatte, maar snel veranderende realiteit komt nergens beter tot uiting dan in de handel met het buitenland. Stapelden Spanje & co tot 2007 de handelstekorten steeds hoger op, dan is de verbetering van hun handelsbalans de voorbije jaren vrij spectaculair te noemen. Een groot deel van die verbetering is weliswaar te danken aan de implosie van de binnenlandse economie en dus aan de gedaalde invoer, maar toch draagt ook een aantrekkende export zijn steentje bij tot een gezondere handelsbalans.
Als Spanje & co hun moeilijke saneringsoefening nog enkele jaren kunnen volhouden, kruipt hun lopende rekening uit de rode cijfers. Ze leven dan niet meer boven hun stand en kunnen beginnen aan de afbouw van hun buitenlandse schulden. De nadering van dat omslagpunt is het begin van het einde van de eurocrisis in die landen, op voorwaarde dat de regering-Rajoy zichzelf niet op de horens neemt.
België bewandelt al enkele jaren precies het omgekeerde traject. Na de grote herstructurering in de jaren tachtig boekte de Belgische economie in de jaren 1990 en 2000 vrij grote overschotten op de lopende rekening, tot een piek 6 procent van het bbp in 2002. We leefden onder onze stand en het opgespaarde geld herinvesteerden we in het buitenland. Vooral die grote buitenlandse reserves (240 miljard euro eind 2011) hebben ons land in volle eurocrisis beschermd tegen oplopende renteverschillen met Duitsland.
Maar dat schild roest langzaam maar zeker door. De voorbije jaren is ons handelsoverschot systematisch afgebrokkeld, in zoverre dat ons betalingsverkeer met het buitenland sinds de financiële crisis in het rood is gedoken. Anders gezegd: we moeten sinds kort lenen in het buitenland, of teren op onze opgebouwde reserves, om onze invoer te betalen. Nog anders gezegd: we leven boven onze stand, in 2012 ter waarde van ongeveer 1 procent van het bbp. De dalende beweging van onze handelsprestaties en de opgaande lijn in zuidelijk Europa kruisen elkaar mogelijk over twee tot drie jaar al. Het doorgeven van de fakkel van zieke man van Europa volgt, bij ongewijzigd beleid, meestal enkele jaren later.
De achteruitgang van onze handsbalans zou weinig alarmerend zijn, mocht het een cyclisch fenomeen zijn. Een groot aantal van onze Europese handelspartners heeft het moeilijk en neemt daarom minder van onze producten en diensten af. Maar zelfs de Europese schuldencrisis zal ooit voorbij zijn, en zal ons handelsverkeer met het buitenland dan niet weer op beide pootjes landen? Helaas niet, want er is veel meer aan de hand. Al jaren zagen enkele structurele factoren de poten van onder onze exportstoel. België richt zich te sterk op laagtechnologische producten, waarvoor de concurrentie uit de groeilanden het meest intens is. Die landen klimmen bovendien snel de technologische ladder op, zodat we systematisch minder goed worden in de dingen waarin we het beste zijn. Dat is een akelige vaststelling voor elk land. Innovatie is het antwoord, maar dat is ons sterkste punt niet.
Een oncomfortabel groot deel van de Belgische economie is daarom veroordeeld tot concurrentie op basis van prijs in plaats van kwaliteit, maar ook daar laten we grote steken vallen. De loon- en energiekosten stegen hier de voorbije jaren sneller dan bij onze belangrijkste handelspartners, met een grote kostenhandicap, een futloze export, een tanend marktaandeel op onze afzetmarkten en een oplopend tekort op onze goederenbalans als resultaat. We maken dat nog deels goed met een dienstenbalans die dik in de plus blijft, maar dankzij onze centrale ligging en de Europese functie van Brussel worden we op dat front bijna slapend rijk. Veel verdienste hebben we niet aan logistieke inkomsten en het geld dat Europese hoofdkwartieren en lobbyisten hier achterlaten.
Beterschap is niet meteen in zicht. De aanhoudend hoge oliefactuur en de duurder wordende euro nemen onze handelsprestaties in de tang. En structureel zijn er schuchtere stappen gedaan om de (loon)kostenhandicap te bekampen, maar het is allemaal te weinig en te laat om de trend te keren. Tegen die achtergrond pleiten voor een soepeler begrotingsbeleid om de economie wat zuurstof te geven, lost ten gronde niets op. De regering-Di Rupo doet waar de centrale bankiers zo bang voor zijn: de tijd verspillen die zij met een artificieel lage rente gekocht hebben. Als we blijven interen op onze kunstmatige en echte reserves, dan zijn onze dagen als sterk land geteld.
Volg Daan Killemaes ook op Twitter
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier