Als Jan Hoet onze kunstpaus is, dan is deze man God
“And now for something completely different,” moet Jan Debbaut hebben gedacht
toen hij enkele maanden geleden zijn job bij het Nederlandse Van Abbe Museum inruilde voor die van collectiedirecteur bij de Britse Tate Galleries.
We zochten de Belgische kunstgod op in Londen.
Met dank aan:
www.visitbritain.com
www.eurostar.com
Londen (Groot-Brittannië)
Een specialist in Engelse kunst kun je de Belg Jan Debbaut bezwaarlijk noemen. Toch waren het de Britse Tate Galleries zelf die enkele maanden geleden bij hem aanklopten in het Nederlandse Van Abbe Museum en vroegen of hij in Londen geen collectiedirecteur wilde worden. Tate telt in totaal 67.000 werken, beschikt over een team van 36 gespecialiseerde conservators en 270 medewerkers én bezit een collectie die vier eeuwen kunstgeschiedenis omspant. “Als er iemand is die zich specialist durft te noemen in zo’n imposant vakgebied, dan moet hij zich dringend melden en dan pak ik opnieuw mijn biezen,” lacht Debbaut.
Het merkwaardige aan de Tate Galleries is dat het mu-seumcomplex met een financieringsstructuur werkt die we in België hoegenaamd niet kennen. Een deel van het budget komt van de overheid, een ander deel komt van semi-overheidsbedrijven zoals de loterij en dan zijn er nog tientallen fondsen die worden geworven voor specifieke taken. Tate heeft zelfs eigen kantoren, verspreid over de hele wereld, die zich met bijna niks anders bezighouden dan met het inzamelen van geld. Wil het museum iets speciaals doen rond Zuid-Amerikaanse kunst, dan hoeft het maar zijn acquisition committee in Mexico te mobiliseren. Om een idee te geven: die special interest groups alleen al wisten vorig jaar 4,5 miljoen pond bijeen te rapen louter voor aankopen. Op die manier kan het museum mondiaal anticiperen op allerlei ontwikkelingen.
TRENDS. Dit zijn cijfers waar Belgische museumdirecteurs van achterovervallen. Kan België zijn wagentje ooit nog aanhaken?
JAN DEBBAUT (TATE GALLERIES). “Nee, niet op dit niveau, want in België hebben wij die traditie, die knowhow en ook die verantwoordelijkheden niet. Maar dat betekent niet dat er in België niks gebeurt. Alleen blijft het pijnlijk om te constateren dat de Belgische budgetten niks voorstellen als je ze vergelijkt met Nederland.
“Vooral Brussel blijft een probleemgeval. Dat is toch het centrum van Europa, maar een nationaal museum met een representatieve collectie van een Europees niveau hebben we niet. Weet je dat Gerard Mortier indertijd zelfs een groter budget had voor het decoreren van zijn opera dan ik voor het hele Paleis voor Schone Kunsten toen ik er nog directeur was? Toen ik hem dat vertelde, zei hij me: ‘Ach Jan, als je iets nodig hebt, zet het dan maar op mijn rekening’. ( lacht) Vandaar dat ik indertijd ook ben uitgeweken naar Nederland. Twintig jaar geleden was België een braakland op het gebied van moderne kunst.”
Jan Hoet heeft in Gent toch het SMAK van de grond gekregen?
DEBBAUT. “Klopt. En dat is een enorme verdienste, ook al staat Hoet zelf binnen het internationale kunstwereldje hoger aangeschreven dan zijn museum. Dat is trouwens meteen ook de zwakte en de sterkte van de Belgische kunstwereld. Aangezien de overheid en de privé-bedrijven niet meewillen, moet alles worden gegenereerd door enkele dynamische persoonlijkheden. Hoet is het meest voor de hand liggende voorbeeld, maar ik denk ook aan Bart de Baere van het Antwerpse Muhka en Paul Dujardin van het Paleis voor Schone Kunsten. Dat zijn competente figuren die België op de wereldkunstkaart hebben gezet.
“De situatie is er dan ook op verbeterd, ook al omdat het niet meer zo’n politiek en communautair machtsspelletje is als vroeger, maar er is nog heel wat schade in te halen. Sommige Belgische privé-verzamelingen zijn alvast wereldberoemd omdat het kapitaal wel degelijk aanwezig is, maar onze musea?”
En onze kunstenaars?
DEBBAUT. ” Panamarenko, Jan Fabre, Luc Tuymans en consorten hebben voor zichzelf een heel netwerk uitgebouwd. In hun slipstream zijn ook journalisten, galeriehouders en conservators een stapje hoger komen te staan. Er is dus potentieel en ervaring aanwezig. Er is een commerciële en intellectuele machinerie ontstaan die ons land de nodige allure heeft geschonken, maar helaas blijft die machinerie wel aangedreven door de energie van individuen.
“Het is een typisch fenomeen: landen die achterophinken, produceren altijd wel enkele pioniers met een zendingsdrang. Vandaar dat nogal wat Belgen ook in Nederland, dat tot tien jaar geleden echt toonaangevend was, tot de top zijn doorgedrongen.”
Hebben we eindelijk eens een derby der Lage Landen gewonnen?
DEBBAUT. “Voor een stuk wel, precies omdat we niet zo gebonden zijn aan de overheid en de bureaucratie. De politiek heeft zich hier nauwelijks wat aangetrokken van de kunstwereld, behalve als er communautair moest worden gearmworsteld, en dus hebben we maar zelf de mouwen opgestroopt. Dat heeft ons vitaler en flexibeler gemaakt. Het is te zeggen: de Vlamingen toch, want in Wallonië is het helaas nog steeds akelig stil, met alle respect voor onze vrienden van Le Grand Hornu.”
Als onze vitaliteit in die mate wordt bepaald door enkele charismatische figuren, dreigt op termijn natuurlijk wel een nieuwe leegloop.
DEBBAUT. “Precies, en daar heb ik ook voor gewaarschuwd. Als Jan Hoet het SMAK verlaat, verdwijnt ook zijn netwerk en zijn charisma. En dit bedoel ik niet agressief, maar in het land der blinden is eenoog wel koning. Zijn dominantie werkt dan ook deels versmachtend.
“Denk maar aan de recente kunstdebatten die, precies omdat er jarenlang nauwelijks een andere stem te horen was, in no time zijn ontaard in surrealistische scheldpartijen. Daarom vind ik ook dat hij zich niet met zijn opvolging had moeten bemoeien, iets waar Jan en mezelf – we zijn tenslotte oude studiegenoten – trouwens flink over hebben gediscussieerd. In de schaduw van een grote boom is het immers moeilijk groeien en een gezonde bodem blijft belangrijker dan één bloeiende eik. Daarom weigerde ik bij Van Abbe om me met mijn opvolging bezig te houden.”
Mist u het directeurschap toch niet een beetje?
DEBBAUT. “Nee, omdat de functie over de jaren heen een heel andere invulling heeft gekregen die vaak artistiek niks meer om het lijf heeft. Zo schenkt men de jongste tijd veel te veel aandacht aan kwantitatieve criteria. Het succes van een museum wordt steeds meer afgemeten aan bezoekersaantallen. En dat omdat men meer en meer de neiging heeft een museum te laten runnen door een manager.
“Zo heeft elke conservator momenteel wel een zakelijk directeur naast zich. Maar die denken als CEO’s in termen van rendement, van marketing, van corporate identity. Er is op zich niks mis met commercieel denken, maar het geoormerkte geld dat op die manier binnenstroomt, komt dan wel vanuit de persoonlijke agenda van sponsors en bedrijven. Het gevolg? Musea drijven steeds vaker in de richting van waar het geld zit en steeds minder in de richting van educatie en research. Daarom voel ik me hier thuis, omdat de Tate blijft vastklampen aan zijn maatschappelijke roeping.”
Samen met het New Yorkse Museum of
Modern Art, het Guggenheim en het Centre Pompidou in Parijs vormen de Tate Galleries de belangrijkste kunstcollectie in de wereld.
Verspreid over in totaal vier verschillende
musea – Tate Britain, Tate Modern, Tate Liverpool en het wat kleinere, exotisch gelegen Tate St. Ives nabij Cornwall – herbergt dit kunstinstituut 67.000 kunstwerken,
waarvan slechts een beperkt aantal permanent door het publiek te bewonderen valt.
De collectie omspant meer dan vier eeuwen, in hoofdzaak opgedeeld in twee luiken:
Het Britse patrimonium is verzameld in Tate Britain aan de Londense Millbank. Hier vindt u zowel werken uit de Tudor-dynastie, van Turner en Hogarth, de Pre-Rafaëllieten tot en met de biomorfe sculpturen van Henry Moore.
Het moderne, internationale luik vindt u in de Tate Modern, een gloednieuw en ronduit indrukwekkend museum dat zich sinds 2000 tegen de oevers van de Thames aanschurkt en waar u een fabuleuze selectie vindt van zowat alle hoogtepunten uit de moderne en hedendaagse kunst: Matisse, Picasso, Duchamp, Warhol, Rothko, Judd…
Jan Debbaut tekent voor de Tate-groep de grote lijnen uit van het collectiebeleid. Concreet superviseert hij de collectie van de vier grote kunstpoten. Op termijn zal de Tate
Collection zelfs een aparte divisie worden die door de Belg zal worden gemanaged.
Dave Mestdach
“De dominantie van Jan Hoet werkt deels versmachtend.”
“Panamarenko, Jan Fabre en Luc Tuymans hebben voor zichzelf een heel netwerk uitgebouwd.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier