ALLEMAAL CINEMA

Hij haalde de krantenkoppen van Le Monde en de Wall Street Journal, werd door de pers onafgebroken en in alle toonaarden bejubeld, maar het toetje ontbrak al die tijd. Aan de vooravond van zijn zeventigste verjaardag kreeg Kortrijkzaan Albert Bert dan toch de erkenning die hij al lang verdiende : op de Amsterdamse vakbeurs Cinema Expo, het Mekka van de bioscoophouders, werd Albert Bert uitgeroepen tot Exhibitor of the Year. Indien Bert vandaag niet langer actief zou zijn elke ochtend kijkt hij nog geboeid de kasinkomsten van de Kinepolis-zalen na , zou men de bekroning kunnen beschouwen als een pracht van een fin-de-carrière.

Voor Albert Bert is het werk evenwel nooit af. Het leven evenmin. Zelf gelooft hij sterk in reïncarnatie. De door hem geduldig opgebouwde Kinepolis-groep goed voor zo’n 2,5 miljard frank omzet lijkt alvast voorbestemd om de stichter lang te overleven. Maar de Berts hebben het moet gezegd dan ook wel enige traditie mee. De vader van Albert Bert, Charles, hield al in 1927 zoiets als een bioscoop boven de doopvont. Het “complex”, gevestigd in de Kortrijkse randgemeente Harelbeke, kreeg de naam Hotel de Flandre. Charles Bert, schrijnwerker van beroep, zag zijn cinema-activiteiten als een hobby. In 1941 werd de “schuur” uit de jaren twintig herdoopt in The Majestic. In 1959 opende een tweede bioscoopzaal haar deuren : The Plaza. Die was in Harelbeke evenwel geen al te lang leven beschoren.

Toch voelde Albert Bert, die in 1952 zijn studies aan het Antwerpse Sint-Ignatius had voltooid, vanaf die dag het echte ondernemersbloed stromen. In de jaren zestig besloot hij eens en voor altijd de professionele toer op te gaan. Eerst nog in de thuisbasis Harelbeke, waar een gloednieuwe en voor die tijd schitterend uitgeruste duplex-cinema het levenslicht zag. Albert Bert had weinig tijd nodig om te snappen waar het om ging : als de bioscoopbezoeker maar voldoende comfort kreeg, zou hij wel degelijk uit zijn luie televisiezetel klimmen. Het betrokken milieu gewaagde met de neerwaartse cijfers in de hand van een al te optimistische stelling : sinds de opkomst van de televisie (eind de jaren vijftig) bleken de bioscoopbezoeken immers in vrije val. Maar met West-Vlaamse koppigheid zou Albert Bert zijn grote gelijk bewijzen : Kortrijk, Waregem, Doornik, Hasselt, Gent, Leuven, Brussel, Antwerpen en Luik kregen de voorbije twintig jaar een cinema-infrastructuur om u tegen te zeggen. Het leek wel citius-altius-fortius. Vrij vertaald naar cinemanormen : almaar betere zitjes, een steeds flitsender wit doek en een geluidsinstallatie met meer en meer mogelijkheden. Albert Bert, door het milieu ooit uitgespuwd als een alien, wordt vandaag als een soort redder van het bioscoopbestand gezien. Zowat de helft van alle Belgische bioscoopgangers, ongeveer tien miljoen mensen, passeert nu langs een van zijn kassa’s.

Hij staat er vanzelfsprekend niet langer alleen voor. De Kinepolis-groep is een tweespan, voorgezeten door nonkel Bert en tante Roos, zoals Albert Bert en zijn schoonzus Roos Claeys elkaar minzaam noemen. Zij mennen, de rest van het leger volgt. Albert Bert neemt vrede met die visie : hij noemt zichzelf graag de adviseur van de groep, terwijl hij zijn vier zonen bestempelt als de uitvoerders. Het succes van de Kinepolis-groep is in niet geringe mate toe te schrijven aan de gesmeerd lopende onderlinge verstandhoudingen : nonkel en tante vinden het opperbest met elkaar en hebben de Belgische bioscooptaart keurig onder elkaar verdeeld ; de zonen Bert hebben elk hun eigen vakgebied waarin ze het kunnen waarmaken : Joost volgt de buitenlandse projecten op (via de werkmaatschappij Decatron), Koen is zelfstandig programmeur, Geert is de technische bolleboos, Peter maakt zich verdienstelijk in het kader.

Vader Bert waakt, en ziet dat de film draait zoals het moet. “Ik laat mijn kinderen vooral doen wat ze graag doen,” zei Albert Bert ooit in een interview. Om er meteen ook aan toe te voegen : “Maar ik hou zelf nog de touwtjes in handen”.

Er wordt al eens vaker gezegd dat Bert, zeker in eigen land, een onverbeterlijke monopolist is. “Mijnheer Albert”, die heel veel gezelligheid en gemoedsrust uitstraalt, steigert bij die bewering. “Degenen die kritiek hebben op onze expansie, hebben al te lang gewacht om zelf iets te ondernemen,” luidt zijn redenering. Hij wil bovendien niet gebrandmerkt worden als de doodgraver van de anderen : hoe beter het gaat met de cinema, hoe liever. Albert Bert is dan ook nooit te beroerd geweest om de zon voor concurrenten te laten schijnen, middels welbegrepen onderlinge afspraken. Wie echter achter de rug van Bert de dolk probeerde te planten, kreeg steevast lik op stuk, zoals bepaalde Belgische zaalexploitanten mochten ondervinden.

Straks, op 11 september, sluit hij de Belgische cinemacirkel waar hij begon : aan de rand van Kortrijk opent het gloednieuwe bioscoopcomplex Kinepolis (tien zalen, 2718 zitplaatsen) zijn deuren. De uit 1975 daterende Pentascoop (vijf zalen) in de binnenstad, wordt vanaf die dag ter beschikking gesteld van “de andere film”. Het zegt iets over het hart van Albert Bert, maar ook over zijn maatschappijvisie.

De man die in Brussel een bioscoopcomplex neerpootte dat groter is dan de befaamde Odeon in Los Angeles, geeft nu volop gestalte aan de buitenlandse expansie van de Kinepolis-groep. In Metz en Rijsel weten ze intussen ook wat film kijken betekent. In tal van andere landen zitten projecten in de pijplijn : Spanje of Nederland om het dicht bij huis te houden, Australië of India voor wie het verder zoekt. Dochtermaatschappij Decatron van zoon Joost Bert, verkoopt de beproefde en altijd opnieuw succesrijk gebleken formule. Een formule met inhoud en veel meerwaarde. Albert Bert gaf niet alleen een nieuwe dimensie aan het bioscoopbezoek tout court, maar ook aan alles wat daarrond hing : van kinderbios tot leesvoer voor cinefielen, van popcorn voor het volk tot een intiem onderonsje met de sterren van het witte doek voor de happy few of de VIP’s. A touch of Hollywood was met Bert nooit ver af. Albert Bert, de hoeder van de zevende kunst die ook een passie heeft voor alles wat wetenschap is, heeft het nooit beeldiger uitgedrukt dan in die ene, bijna beroemd geworden zin van hem : Of moet ik thuis tv gaan zitten kijken misschien ?

KAREL CAMBIEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content