Vrije Tribune
‘Aan wie komt de automatisering ten goede?’
‘In het debat over de automatisering en de impact ervan op de arbeidsmarkt staan we onvoldoende stil bij de essentiële vraag aan wie de automatisering ten goede komt.’ Dat zegt Nigel Vinckier, die als doctoraatsstudent verbonden is aan het Centrum voor Logica en Wetenschapsfilosofie van de VUB.
Met de regelmaat van een klok herhaalt zich hetzelfde patroon. Een bedrijf – ING of Carrefour bijvoorbeeld – ontslaat een aantal werknemers, die overbodig zijn door automatisering, robotisering of digitalisering. Vervolgens laait het debat op over de maatschappelijke invloed van die processen, met telkens dezelfde magere argumenten. Na een aantal dagen dooft de discussie opnieuw uit, zonder enig perspectief op een fundamentele oplossing.
Aan wie komt de automatisering ten goede?
Het opiniestuk ‘Zullen we op de Dag van de Arbeid vanaf nu de Dag van de Robot vieren?’ van de VUB-denktank Pointcaré, dat onlangs op VRT NWS is verschenen, is exemplarisch voor het hele debat over de automatisering en de impact ervan op de arbeidsmarkt. De auteurs stellen de vraag of ‘de kapitalistische vijand van de arbeider van weleer niet is vervangen door een technologische vijand’. Ze gaan op die manier volledig voorbij aan de kern van de zaak. De juiste, en veel fundamentelere vraag die we ons moeten stellen, is deze: aan wie komt de automatisering ten goede? Nu is dat meestal de werkgever, die altijd de winst centraal stelt.
Nemen we het voorbeeld van de winkelbedienden die vervangen worden door zelfscankassa’s. Zou de invoering daarvan, gezien de uitgespaarde loonkosten, niet moeten leiden tot lagere prijzen van de producten in supermarkten? Of zou de automatisering niet moeten impliceren dat de werkdruk voor het resterende personeel vermindert? In de realiteit zien we geen van beide mogelijke positieve gevolgen. Dat werd onlangs nog aangetoond met de stakingen bij Lidl. De reden voor het uitblijven van die positieve effecten is dat de automatisering vooral is ingegeven door de winstlogica van de ondernemer.
Betere diensten als zorg, onderwijs en cultuur werden niet aangeboden, ze werden afgedwongen
Een soortgelijke bedenking kunnen we maken over de zorgsector. Er zijn aanwijzingen dat in de komende decennia ook die sector diepgaand gerobotiseerd wordt. Zeker in geval van verregaande privatisering is dat niet denkbeeldig. Zal het feit dat bejaarden door robots uit hun bed gelicht worden, minder werkdruk creëren voor het zorgend personeel? Zal het een betaalbare ouderenzorg garanderen? Het omgekeerde valt te verwachten, als ook hier de winstlogica niet ter discussie wordt gesteld.
Intussen leidt de afwezigheid van een kritische houding tegenover de robotisering tot drogredeneringen. Zo voert Pointcaré in zijn opiniestuk aan dat ‘dankzij de automatisatie 128 jaar geleden, machines voor een groot deel onze basisbehoeften konden invullen, waardoor de achturenwerkdag kon worden ingevoerd en we betere diensten als zorg, onderwijs en cultuur konden aanbieden.’
Uit zo’n voorstelling van de feiten blijkt een wel bijzonder naïeve kijk op onze sociale geschiedenis. Betere diensten als zorg, onderwijs en cultuur werden niet aangeboden, ze werden afgedwongen. Ook de achturendag werd verworven op basis van jarenlange sociale strijd, niet – zoals hier wordt gesuggereerd – uit patronale goodwill als reactie op de automatisering van het productieproces.
Het invoeren van de 38 urenweek dateert van 1971. Een halve eeuw en een digitale revolutie later zit de verdere inperking van de arbeidsduur er niet meteen aan te komen. Nochtans zou dat volgens de redenering die Pointcaré volgt – automatisering als reden tot de invoering van de achturenwerkdag – niet zo’n gek idee zijn.
Het automatiseren van het productieproces is een elementair onderdeel van een systeem waarin winsthonger centraal staat
In het verlengde van de vraag of de maatschappij in haar geheel baat heeft bij de automatisering, of een kleine groep private investeerders, moet ook worden stilgestaan bij de motor achter technologische innovaties. Ook daar schiet het opiniestuk van Pointcaré te kort, alsof technologische vooruitgang uit de lucht komt vallen: ‘Het komt er grotendeels op aan om onze arbeidsmarkt te conformeren aan deze nieuwe technologische wetmatigheid.’ Het gebruik van die laatste term suggereert een zeker determinisme, als was digitalisering een soort natuurwet, waar de maatschappij geen invloed op heeft en ze zich dus enkel aan moet aanpassen.
Dat klopt natuurlijk niet: ook de motor achter technologische innovatie, namelijk wetenschappelijk onderzoek, zou onderhevig moeten zijn aan publiek debat en democratische controle. Momenteel is de belangrijkste motor achter onderzoek en ontwikkeling de winstlogica van private investeerders.
Kortom, stellen dat de ‘vijand van weleer’ is vervangen door een ‘technologische vijand’, is een drogredenering. Het automatiseren van het productieproces is net een elementair onderdeel van een systeem waarin winsthonger centraal staat. Ook de gevolgen van de automatisering volgen uit winstlogica: de werknemer wordt ontslagen omdat hij overbodig is. Het is cynisch dat technologische vooruitgang dreigt te leiden tot maatschappelijke en sociale achteruitgang. Die paradox dient te worden opgelost.
Het is cynisch dat technologische vooruitgang dreigt te leiden tot maatschappelijke en sociale achteruitgang
Pointcaré stelt voor de technologische revolutie te omarmen en niet te verketteren. Hoewel ik mij in die oproep kan vinden, moet dat altijd gebeuren onder de belangrijke voorwaarde dat die revolutie de gewone burger ten goede komt en leidt tot maatschappelijke en sociale vooruitgang. Je kunt niet verwachten dat we zelfscankassa’s verwelkomen, als dat leidt tot ontslagen in plaats van betaalbaardere producten en een arbeidsduurvermindering. Je kunt niet verwachten dat we robotisering in de zorg omarmen, als dat niet leidt tot toegankelijke zorginstellingen voor iedereen en de verlaging van de nu al ondraaglijke werkdruk.
Laten we met andere woorden toe dat automatisering leidt tot meer armoede, werkdruk en sociale ongelijkheid? Of durven we de vraag centraal te stellen wie voordeel haalt uit die technologische revolutie? Het is tekenend voor de armoede in het debat dat ook een academische denktank het nalaat die essentiële vraag naar voren te schuiven.
Nigel Vinckier is doctoraatsstudent (FWO) verbonden aan het Centrum voor Logica en Wetenschapsfilosofie van de VUB.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier