65 dollar voor een vat olie: (nog) geen probleem

Geert Noels Geert Noels is chief economist van Econopolis.

De auteur is hoofdeconoom van Petercam Vermogensbeheer.

Reacties: visienoels@trends.be

(1) ‘House prices and spending, The weakest link’, The Economist, 14 juli 2005, www.economist.com/displaystory.cfm?story-id=4174986

Gooi een kikker in kokend water en hij springt eruit. Zet hem in koud water en warm het water geleidelijk op tot het kookt, en de kikker blijft zitten tot hij gekookt is…” Iedereen kent wel dit Chinese verhaal. Is de wereldeconomie, net zoals de kikker, stilaan aan het koken door de stijgende olieprijzen?

Tot nu toe lijkt de economie niet te veel te lijden onder de olierecords. De populairste verklaring van economen is dat de economie veel minder olie-intensief is geworden. Hiermee bedoelen ze dat het olieverbruik ten opzichte van het bruto binnenlands product (BBP) sterk is gedaald sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw. Dat is zonder twijfel waar, maar waarom was volgens diezelfde economen dan de groeivertraging in de tweede helft van het jaar 2000 te wijten aan de dure olie? Een vat olie kostte toen… 35 dollar. Herinnert u zich nog de truckers die in die dagen de wegen blokkeerden? De olie-intensiteit is toch op vijf jaar tijd niet zozeer gewijzigd? Als 35 dollar pijn deed, hoe komt het dan dat 65 dollar zelfs geen zuchtje protest oplevert?

Recordaantal auto’s verkocht in de VS. Sinds 2000 is de euro sterker geworden, een evolutie die de stijging van de olieprijzen voor de Europeanen een stuk heeft verzacht. Maar in de VS kan dat excuus niet worden ingeroepen. De stijgende olieprijs lijkt daar de consument evenmin te storen. In juli lag de autoverkoop in de VS bijna 20 % hoger dan een jaar geleden. De helft van die verkochte voertuigen behoort trouwens tot het segment ‘lichte vrachtwagens’, niet bepaald de kamelen onder de auto’s.

Het geheim van die verkoop- boom werpt al een licht op een belangrijke reden voor de geringe impact van de dure olie. De nieuwste promoties geven nu aan alle consumenten de condities van het personeel van autobedrijven… Binnenkort kost een volle benzinetank meer dan een auto van General Motors.

De Amerikaanse spaarquote is de afgelopen maanden ook tot nul gedaald. David Rosenberg, de econoom van de Amerikaanse zakenbank Merrill Lynch, berekende dat de daling van de spaarquote tot 0 % de groei in de VS dit jaar met een vol procent heeft opgekrikt. Het huidige spaarniveau is het laagste sinds de Tweede Wereldoorlog.

Prijs van olie versus prijs van geld. Maar ook in Europa heeft de hogere olieprijs niet geleid tot economische rampen zoals in de jaren zeventig. Euroland kende een economische groei van 1,3 %. Dat is niet meteen een cijfer dat door het dak gaat, maar er is in ieder geval geen sprake van recessie of crisis. En in tegenstelling tot de VS zijn het niet de autoverkopen of de defensiesector die de economie door de oliecrisis heen helpen.

Euroland is echter op een andere manier meer en meer de Amerikaanse toer aan het opgaan. De stijging van de huizenprijzen is zelfs een wereldwijd fenomeen aan het worden. Stijgende huizenprijzen geven de consument het gevoel rijker te worden, net zoals stijgende aandelen in de jaren negentig. Een recent artikel in het Britse blad The Economist toonde een overtuigend verband tussen de groei van de consumptie en de stijging van de huizenprijzen in verschillende landen (1).

Die stijging van de huizenprijzen heeft dan weer alles te maken met de daling van de kostprijs van het geld. De langetermijnrente is de afgelopen jaren blijven dalen, en ook de financieringsmogelijkheden zijn almaar soepeler geworden. De stijging van de kostprijs van energie is dus gecompenseerd door een daling van de prijs van geld.

De ECB in een identiteitscrisis? In euroland is de geldhoeveelheid de afgelopen jaren spectaculair gestegen. De Europese Centrale Bank (ECB) tracht, net zoals de Duitse Bundesbank vroeger, de geldgroei in lijn met de economische groei te laten evolueren. Tot begin 2002 lukte dat vrij aardig (zie grafiek). Tot dan bleef de geldhoeveelheid stabiel tegenover het BBP. Maar de afgelopen jaren loopt het uit de hand. Te veel geld, of te veel liquiditeit, zorgt na verloop van tijd voor inflatie, of in dit geval inflatie van de activa, in casu de huizen.

Dat is de belangrijkste reden waarom de stijgende olieprijzen in 2000 wel en nu niet de economie pijn doen. In 2000 was de geldkraan dicht, nu staat hij wagenwijd open. Verscheidene ECB-directeuren maken zich trouwens zorgen over die evolutie, en willen in de nabije toekomst de rente eerder verhogen dan – zoals de politici vragen – verlagen.

Olieprijs weer naar 35 dollar? De effecten van de duurdere olie worden dus vooral opgevangen door goedkoper en overvloedig geld. De meeste analisten verwachten trouwens nog steeds dat de duurdere olie een tijdelijk fenomeen is. Ze nemen een olieprijs van 35 dollar op in hun schattingen voor de lange termijn. We kunnen alleen herhalen dat dit veel te optimistisch is.

De stijging van de olieprijs is er om structurele redenen van vraag (China) én aanbod (schaarste). Het prijsmechanisme moet het evenwicht herstellen. Als een olieprijs van 65 dollar geen effect heeft, zal de prijs blijven stijgen. Naar zeventig, tachtig of honderd dollar per vat. De prijs zal pas (tijdelijk) beginnen te dalen op het moment dat de economie wél kreunt onder de duurdere olie…

Geert Noels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content