50 JAAR INDONESIE. Belgisch-Zaïrees wajangspel
Historische vergelijkingen zijn bananeschillen. De parallel die de Indonesische historicus Onghokham ziet tussen het provincialisme van het “kleine” Nederland en het “grote” Indonesië en eenzelfde verkokerd denken van Vlaams-België tegenover een gefrustreerde elite van “le grand Zaïre” is te fraai om ze niet te gebruiken. Omdat psychologisch-kulturele faktoren tussen naties/landen hun weerslag hebben op zakenrelaties.
Locatie : Jakarta.
In 1990 schorste België zijn jaarlijkse 5 miljard frank hulp aan Zaïre, na een vermeend “bloedbad” op de studentencampus van Lubumbashi. Een bedrijf als Anglo Belgian Corporation uit Gent ondervond er de gevolgen van : één miljard frank aan leveringen werd geblokkeerd. Ook andere Belgische KMO’s verloren marktkansen in Zaïre na de chaos die mede door de breuk met België in een stroomversnelling geraakte. In Indonesië verbrak president Soeharto in 1992 de ontwikkelingsrelatie uit irritatie over kritiek van Den Haag op het gewelddadig optreden van Jakarta in de geannexeerde provincie Oost-Timor. Kort nadien voelde de toenmalige staatssekretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Erik Derycke zich geroepen om, in navolging van zijn Nederlandse mentor Jan Pronk, de Belgische ontwikkelingshulp aan Indonesië te staken met gevolgen vandien voor Belgische bedrijven in een groeimarkt die tegen 2020 één van de vijf grootste ekonomieën in de wereld zal zijn (zie Trends van 30 september 1993). Nederland speelde er het strategisch leiderschap bij kwijt van de IGGI, de belangrijke intergoevernementele groep van donoren die jaarlijks miljarden hulp aan Indonesië beheert. Den Haag zag echter in de 50ste verjaardag van de Indonesische onafhankelijkheid een kans om de ekonomische schade van 1992 te herstellen.
MENTAAL ISOLEMENT.
Met Zaïre hebben vooral Vlamingen het moeilijk. De emotionaliteit die de relaties kenmerkt, is ook voortdurend aanwezig tussen Nederland en Indonesië. Dat bleek nogmaals bij het recente staatsbezoek van koningin Beatrix aan Jakarta. Maar ondanks alles blijft het biezondere karakter van eeuwenoude relaties overeind en levert de vernieuwde toenadering een uitgebreide Nederlandse handelsdelegatie nu voor 23 miljard frank nieuwe kontrakten op ; met extra overheidssteun uit Den Haag op de koop toe (zie kader : Gepronk).
Opmerkelijk is dat, met betrekking tot Zaïre, onze Franstalige landgenoten doorgaans minder verkrampt reageren op “grillen” van Kinshasa. Professor Onghokham, docent eigentijdse geschiedenis aan de Universitas Indonesia, zoekt hiervoor een verklaring in de verbondenheid van de Franstalige Belgen en van de Zaïrese elite met een grote internationale taal. Frankrijk en Groot-Brittannië leven trouwens ook op een minder gespannen voet met hun voormalige kolonies in Azië en Afrika.
Professor Onghokham vertrekt van de vaststelling dat in het geval van Nederland en dat geldt ook voor België de kolonizator en de gekolonizeerde telkens maar met zijn tweetjes waren (Suriname en de Antillen of Ruanda en Burundi legden niet hetzelfde gewicht in de schaal als respektievelijk Nederlands Indië en Belgisch Kongo). “In de beide koloniale situaties waren het telkens twee provinciaalse landen die op elkaar waren aangewezen, ” stelt de historicus.
Indonesië bleef “provinciaals” omdat het opgesloten zat in de exclusieve band met Nederland en hetzelfde overkwam Kongo in zijn verhouding tot België. Dat mentale keurslijf werkt nog steeds na in de huidige politieke en diplomatieke verhoudingen, die bijgevolg niet vrij zijn van gevoelens van frustratie en soms paranoïde trekjes vertonen : Nederlanders zijn voortdurend op zoek naar uitschuivers van de machthebbers in Jakarta en de Belgen doen daar niet in onder ten aanzien van de Zaïrese bewindvoerders.
“Er is een enigszins exclusieve, wederzijdse verknochtheid ontstaan en tegelijk wederzijdse ergernis. Spanningen omtrent mensenrechten tussen Australië en Indonesië ontaardden niet in een verbreking van de hulprelatie. Canberra is kritisch, maar weet de diplomatieke schade te beperken en Jakarta toont zich weliswaar gegriefd, maar kan het Australische pragmatisme waarderen, ” meent de professor.
Andere Aziatische landen en mutatis mutandis Engelse en Franse kolonies in Afrika raakten niet verstrikt in een knellend provincialisme : Groot-Brittannië en Frankrijk, zelf grote landen, beheerden een gediversifieerd koloniaal rijk. Londen en Parijs waren dus niet gebiologeerd door één van hun pupillen. Maar een nog belangrijker gevolg is, dat de vensters van het nieuwe huis na de dekolonizatie werden opengegooid : de Franse en de Engelse taal bleven de kanalen waarlangs intellektuelen uit de jonge naties-in-ontwikkeling voeling konden houden met de internationale sociaal-kulturele hoofdstromen.
Het Nederlands kon dit niet. Nederland was een unicum in de koloniale geschiedenis : het werkte zelf de verspreiding van zijn taal tegen. Het Nederlands werd door de overheden van Nederlands-Indië afgeschermd, naar het voorbeeld van de hiërarchie in het Javaans, als een soort kaste-taal van een elite. Het Nederlands verdwijnt met de oudere generatie die toch Nederlands leerde. Het Nederlands verspeelde zijn kans om een wereldtaal te zijn, maar luidt de stelling van Onghokham hierdoor werden tegelijk ook ontplooiingskansen van de Indonesische elite afgeremd.
In intellektueel opzicht heeft er geen scherpere breuk plaatsgehad tussen een voormalige kolonizator en een gekolonizeerde dan tussen Nederland en Indonesië. In India en in Maleisië spreekt men nog de Engelse taal, zonder dat dit afbreuk doet aan een stevig zelfbewustzijn. Wel integendeel. Zelfs in de Filipijnen is er nog een Spaanse en Amerikaanse kontinuïteit.
KOSMOPOLITISME.
Indonesische intellektuelen botsten op de beperktheid van de Nederlandse kultuur en de moeilijke verhoudingen met betweterige Haagse kringen (zie kader). “Zo bleef Indonesië in zichzelf gekeerd achter. Wat specifiek de relatie van intellektuelen van mijn generatie tot Nederland betreft, verzeilden we door onze kulturele bagage van Nederlandse bellettrie en wetboeken over Vlaamse kunst en Italiaanse renaissance binnen de Zuidoostaziatische regio in een isolement. Welke Indonesiërs en dat geldt ook voor mij, terwijl ik nog Nederlands spreek hebben nog weet van de literaire, artistieke ontwikkelingen in Nederland na 1950 ? ” vraagt Onghokham.
De generatie van professor Onghokham was er zich erg van bewust dat er behalve Java nog Amsterdam en een land overzee waren. “Niet dat ik koloniaal weemoedig ben, maar wij voelden ons deel van een kosmopolitisch geheel. Wij hadden een internationale ingesteldheid. Indiase intellektuelen hebben dat nog ten aanzien van Londen, wat geen afbreuk doet aan hun eigenheid. De jongere generatie Indonesiërs ziet zichzelf meer als het middelpunt. Positief daaraan is het toegenomen zelfvertrouwen en zelfbewustzijn, maar een provinciaal konservatisme kenmerkt het intellektuele klimaat. “
De westerse kultuur komt nu meer gefilterd binnen, niet meer via Nederland, maar via Singapore, Hongkong, Tokyo, Taipei. Er zijn nu heel andere droombeelden : computers, jeans, allerhande gadgets. Geen Haagse hopjes, stroop of Vlaamse wafels meer.
Onghokham betreurt dit : “Generatiegenoten hebben hetzelfde gevoel : dat wij in zekere zin vreemdelingen zijn geworden in onze maatschappij, omdat wij een heel andere erfenis hebben gehad. “
Paradoksaal verklaart die verknochtheid de overgevoeligheid van de Indonesische regering voor de opinie en de bemoeienissen van Nederland. Dezelfde emotionele drang, toen beide landen elkaar in 1965 onder het Soeharto-bewind (na de anti-Nederlandse periode onder Indonesiës eerste president en vrijheidstrijder Soekarno) opnieuw in de armen vielen, had ertoe geleid dat Nederland het voorzitterschap kreeg toevertrouwd van de IGGI, de donorenkonferentie die sinds de breuk in 1992 wordt voorgezeten door de Wereldbank.
ZAIRE.
Eenzelfde geprivilegieerde relatie bindt Zaïre aan België, doorweven met alle bijhorende tegenstrijdige en paradoksale emoties die dit type van partikuliere relaties kenmerken. Met een bijkomende graad van complexiteit : Indonesië was immers als het ware een Nederlands volksbezit, maar de Belgische kolonie veeleer de pré carré van een Belgische frankofone elite. En met die gevolgen worstelt de Zaïrese elite nog steeds. Aan Vlaamse kant overheerste een vrij grote onverschilligheid voor de kolonie en voor het zelfstandige Franssprekende Kongo/Zaïre. Al zindert de betrokkenheid met Vlaamse “nonkel-paters en tante-nonnekes” (die de Kongolezen Frans mochten leren) na in bezorgdheid voor de mensenrechten in Zaïre.
Terwijl (de illuzie van) de francophonie het frankofoon-Belgisch provincialisme enigszins helpt te overstijgen, ergert de Franstalige Zaïrese elite zich aan de verschuiving van de politiek-ekonomische macht in België naar de “vreemde” Vlaamse meerderheid, wiens taal ze niet begrijpt en waarmee ze geen affiniteiten heeft. Zaïrese politici worden gekonfronteerd met Vlaamse eerste ministers, Vlaamse ministers van Buitenlandse Zaken en van Ontwikkelingssamenwerking van la Belgique, die letterlijk en figuurlijk een andere taal spreken.
En alsof de wederzijdse overwegend provincialistische geestesgesteldheid niet volstond, komt daar bovenop de politieke machtsfaktor : zowel Indonesië (het vierde grootste land ter wereld) als Zaïre (het tweede grootste land van Afrika) zitten met de frustratie dat het land dat vroeger de navel van de wereld leek momenteel een derderangsmogendheid is.
Meer nog dan België, heeft Nederland het feit dat het verschrompelde tot een derderangs-mogendheid alleen aan zijn zelfgemaakte kortzichtige politieke keuzes te wijten. Indonesische studenten en intellektuelen vinden tegenwoordig gemakkelijker de weg naar Engeland en de VS dan naar Nederlandse hogescholen.
“Nederland dient een acceptabel evenwicht te vinden in normale betrekkingen met Indonesië, ” hoopt professor Onghokham. “Indonesië kan zich niet afschermen en blind blijven voor internationaal geldende begrippen. Dit regime heeft veel positiefs verwezenlijkt, maar inzake mensenrechten zijn we een achterlijk gebied. Dat bewustzijn groeit wel degelijk in de Indonesische samenleving. ” Demonstraties van mensenrechtenaktivisten in Jakarta op de dag van de onafhankelijkheidsviering tonen dat het verlangen naar demokratie en burgerrechten toeneemt.
Zelfs in Zaïre zijn er positieve signalen van zelfontwikkeling. De Zaïrese elite begint zich meer op Parijs en op de regionale mogendheid Zuid-Afrika te richten dan op het “onbeduidende” België. Den Haag is inmiddels tot de slotsom gekomen dat zijn buitenlands beleid aan een “herijking” toe is om zijn positie op te krikken. Blijft België aanmodderen ?
ERIK BRUYLAND
DE INDONESISCHE HISTORICUS ONGHOKHAM “De beperktheid van het Nederlandse kultuurgoed heeft de wederzijdse complexen verscherpt. “
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier