Designer van het Jaar Julien Renault: ’Mijn kalmte zit vooral in actie, ik ben niet goed in niksen’

© HAY en Nicolas Delaroche

PRESS PAUSE
stilstaan bij vooruitgaan

Vijftien jaar nadat Julien Renault als designgroentje in Brussel belandde, mag de Fransman zich Designer van het Jaar noemen. Een mooie kroon op een werk van veel geduld – “Als er iets is dat elke designer weet, is dat je altijd voor jaren vertrokken bent” – en vooral zichzelf zijn: “Ik doe alleen wat ik wil doen.”

Tekst / Natalie Helsen Foto’s / HAY en Nicolas Delaroche

Bij aankomst wil Julien Renault eerst weten welke wandeloptie Google Maps tot bij zijn atelier heeft voorgesteld. “Dan je heb Square Coghen niet gezien”, zegt de Franse meubelontwerper en fotograaf, terwijl hij in zijn ­Birkenstocks schuift. “Kom, laten we eerst
een ommetje maken, zodat ik je de wijk toon.”

Na anderhalf jaar van stevig, eigenhandig renoveren, heeft Renault sinds zes maanden eindelijk zijn eigen kantoor. De grote ramen van zijn hoekatelier verraden dat de gelijkvloerse verdieping vroeger de kruidenierszaak was aan de ingang van Square Coghen.
Het appartementsgebouw van de art-deco-­architect Louis-Herman De Konick is een van de parels van het prachtige interbellumwijkje. Voor we blootsvoets over het frisse beton van zijn atelier binnenstappen, wijst hij in het ­nazomerse zonlicht de perfecte balustrades,
de mooie rolluiken en de met kiezelsteentjes bedekte voorgevels aan. “Alles zit hier in de ­details.”

Je hebt wel veel in de gaten, he?

JULIEN RENAULT. “Natuurlijk, mijn beroep is alleen maar dat. Die gevoeligheid, dat observeren, zit in alles wat ik doe. Ik ben altijd aan het kijken.”

Waarom werd je meubeldesigner?

RENAULT. “Dat groeide organisch. Ik kom helemaal niet uit een geprivilegieerd of ­artistiek milieu, wel uit eentje met een
soort esthetische gevoeligheid. Mijn moeder
is secretaresse en mijn vader schilder van ­gebouwen, en een echte bricoleur. Van ­kindsbeen af stak ik een handje toe bij het reno­veren, dan observeerde ik hoe hij – een ­autodicact – schilderde, pleisterde en Gyproc installeerde. Hij is ook gepassioneerd door ­fotografie, en gaf me toen ik twaalf of dertien was mijn eerste Canon-camera. Op school was ik altijd een oké leerling, maar toen ik voor ­toegepaste kunsten koos, ontplofte het: altijd
de eerste van de klas, ineens razend gepas­sioneerd. Daarna ging ik naar de kunstschool in Reims en vervolgens, omdat die school – nu ja – nogal kunstig was, breide ik er een Erasmus-­uitwisseling naar de ECAL-school in ­Zwitserland aan, waar ik voor een tweede ­bachelor bleef plakken. Na een stage bij de Bourroullec-studio belandde ik (door de liefde, nvdr) in Brussel.”

Maar wat zorgt er net voor dat je elke dag weer verder wil doen? Waar zit de passie in?

‘Projecten zijn vaak wispelturig: het ene moment hoor je maandenlang niets, het andere kom je in een supersnelle creatieve rush die je helemaal opslorpt’

RENAULT. “Begrijpen hoe iets in elkaar zit, fascineert me mijn hele leven al: prutsen, schroeven, met hout bezig zijn, uitzoeken hoe je iets maakt. Al die noties van constructie leunen uiteindelijk dicht bij design aan. Het begon bij de muren thuis en het eindigde met objecten.
“Ik had ook interieurarchitect kunnen worden, iets wat ik voor standen weleens doe, maar
de grootte van meubels is meer iets voor mij. Meubels hebben altijd een functionele kant en een link met het lichaam, het zijn de dingen die de sfeer in een ruimte brengen en dat is waar het voor mij om gaat: om de tafels, de stoelen, de mix van anonieme en gevonden, van dure
en goedkope dingen die ervoor zorgen dat je
je ergens goed voelt.
“Zoals ik hem als kind hielp, hielp mijn vader me tijdens mijn studies vaak met maquettes – het was eens iets anders dan muren schilderen. We sleten al heel wat tijd samen door te ­bouwen. Ook aan dit nieuwe kantoor werkten we samen. Natuurlijk is dat niet altijd even makkelijk en klettert het weleens, maar uiteindelijk zijn we altijd trots op het eindresultaat. Dat is het soort momenten waarin we elkaar blijven vinden.
“Ik kom uit La Queue-lez-Evignes, een dorp van amper 2.000 inwoners, dat je op een
uur rijden van Parijs richting Normandië ­tegenkomt. Mijn ouders wonen er nog steeds, terwijl ik door mijn studies en werk alle ­grenzen overstak. Daarin hebben ze nooit
de minste twijfel getoond, ik mocht doen
wat ik wou. Familiale druk was onbestaande. We zien later wel of hij er zijn brood kan ­verdienen, was de instelling.”

Wat betekent het voor jou om door Weekend Knack/LeVif tot Designer van het Jaar te worden uitgeroepen?

RENAULT. “Het fijnste aan de prijs is dat
het geen wedstrijd is. Je kunt er niet aan deelnemen, dus kan de benoeming alleen maar een verrassing zijn. Ik weet dat in de jury mensen zitten die mijn werk als designer en fotograaf sinds mijn Brusselse begindagen volgen, zoals Marie Pok (directrice van het CID in Grand-Hornu, nvdr) en Dieter Van
den Storm (Creatief directeur van MAD in Brussel, nvdr). Dat zij nu vinden dat ik die ­titel verdien, is erg bevredigend.
“Ook voor mijn klanten, zoals Hay en HEM,
is het fantastisch. En vooral voor Kewlox (van de modulaire kasten, nvdr). Ik werk al zes jaar als artistiek directeur voor hen, en dankzij die job kon ik mijn eigen designstudio oprichten. Daarvoor werkte ik vooral voor anderen:
voor antiquairs, voor Sylvain Willenz en
Alain Berteau – overigens beiden ex-Designer van het Jaar – maar geleidelijk kreeg ik zin in mijn eigen projecten. Kewlox bood me de kans als fotograaf en overkoepelend creatief directeur aan de slag te gaan. Deze titel toont dat hun gok en geloof in mij iets opleverde.”

Heb je ooit getwijfeld aan designer zijn?

RENAULT. “Aan designer zijn nooit – ik zie niet in wat ik anders zou kunnen doen – maar even makkelijk was het niet altijd. Het is altijd een onzeker bestaan, zelfs wanneer er veel projecten op til zijn.”

Denk jíj dat, of is dat iets waar alle ­designers mee worstelen?

RENAULT. “Alle ontwerpers twijfelen,
omdat het zoveel tijd in beslag neemt om
een project op te starten, de juiste mensen te leren kennen, te begrijpen hoe de radertjes in de sector draaien.
“Zo begin je meestal met kleine projecten voor kleinschalige merken. Dat is moeilijk om mee rond te komen, maar die opdrachten houden kleppers als Hay en Hem in de gaten. Als zulke merken – toch vaak de hoofddoel voor designers – zien dat je coherente dingen uitbrengt, willen ze de kans wel wagen.
Maar de tijd nemen om die consistentie over verschillende projecten te creëren én tezelfdertijd rondkomen, is niet vanzelfsprekend.
In het beste geval rendeert een ontwerp
drie jaar nadat je je eerste tekeningen hebt ­gemaakt, áls het verkoopt tenminste. Om die periodes te overbruggen, verdiepte ik me ook in fotografie. Dat gaat veel sneller.”

Welke grote evoluties zie je vandaag in de designwereld?

RENAULT. “Na een minimal-periode mag het weer wat ruwer en authentieker. In het Brusselse voel ik dat heel wat designers vandaag meubels ontwerpen die het midden houden tussen kunst en design, en die ze zelf produceren en distribueren. Dat is een scene waar ik totaal niet in zit. Ik hou van ambachten, maar ben een rasechte industrieel ontwerper. Een fiere ook, omdat ik met in serie geproduceerde ontwerpen ook bij grote bedrijven iets kan ­bijbrengen dat enigszins betaalbaar is. Met een oncomfortabele stoel van 10.000 euro in een galerij zul je de wereld niet veranderen.”

Hoe vind je rust?

‘Ik ben een fiere industrieel ontwerper. Met een oncomfortabele stoel van 10.000 euro in een galerij zul je de wereld niet veranderen’

RENAULT. “Projecten zijn vaak wispelturig. Het ene moment hoor je maandenlang niets, het andere moment kom je in een supersnelle creatieve rush, die je helemaal opslorpt. Daarom is het goed dat ik in de tussentijd zelf met Kewlox en fotografie mijn hoofd kan leegmaken.

“In mijn nieuwe atelier zijn, doet me goed. Alleen zijn ook, want ik heb ook nog een ­belangrijk familieleven. Mijn vrouw en ik hebben samen een dochter, en ik was al op jonge leeftijd plus-vader van de twee ­kinderen uit haar vroegere relatie. De rust hier komt goed uit: ik vind er reflectie­momenten, kan in nieuwe projecten duiken na een briefing of nadenken over ­dingen waar ik nog nooit over nadacht. Mijn kalmte zit vooral in actie, ik ben niet goed in niksen.”

Interessant: gevraagd naar rust begin je over werk.

RENAULT. “(lacht) Nu je’t zegt. Sport, ­vrienden en uitgaan is ook genieten, hoor.
Als ik iets graag doe, is het wel het dag­dagelijkse observeren: tijdens een koffietje ­onderweg naar kantoor, tijdens het reizen. Zelfs op werkbezoeken blijf ik om me heen kijken: kleuren, de stoelen in een cafeetje,
er gaat geen reis voorbij zonder een bezoek aan de vlooienmarkten, de supermarkt en
de ijzerwarenwinkel. De authenticiteit die
je overal kunt vinden, raakt mij erg.”

Over reizen, vrienden en uitgaan ­gesproken, hoe voelt jouw work-life-­balance aan?

RENAULT. “Goed. Ik sluit het werk makkelijk af wanneer ik ‘s avonds mijn computer dichtklap.”

Er is niets dat je wakker houdt?

RENAULT. “Nee, eigenlijk niet. Een diner misschien, of uitgaan met vrienden, maar ­zodra ik ga slapen, ben ik weg. Al schoot
het Pastis-tafeltje van Hay – met poten ­geïnspireerd op een salontafeltje dat ik in
een tv-show van Ricky Gervais zag – me wel
’s nachts te binnen. Dan schets ik snel op een post-it, voor ik het vergeet.”

Je leven lijkt nogal in evenwicht.

RENAULT. “Ja, helemaal. (Overtuigd) Ik ben heel gelukkig. Over toekomstige projecten leg ik mezelf nooit druk op. Ik ben altijd ingegaan op wat me overkwam, op wat zich aandiende. Zelden ging ik op zoek naar mensen om mee
te werken. Ik ben niet het type dat zichzelf en zijn werk gaat aanprijzen, in de hoop nieuwe partners te vinden. Ik wacht tot wanneer het zich aandient.”

Dat vergt best wat zelfvertrouwen.

RENAULT. “Ik heb zelfvertrouwen in wat
ik doe, omdat ik nooit dingen doe waar ik
geen zin in heb. Alles moet bij me passen.
En dat wordt nu duidelijk. (Kijkt om zich heen) Tot ­deze award had ik nog nooit tussen zoveel van mijn eigen producten gezeten als nu in
het ­atelier, waar ze ter voorbereiding van de expo staan. Het is de allereerste keer dat ik
al mijn stoelen, tafels, vazen samen zie, dat ik een stap achteruit kan zetten en echt besef: “Tiens, dat past inderdaad allemaal coherent samen.”

wie is JULIEN RENAULT (38)

– Groeit op nabij Parijs

– Studeert aan het ESAD in Reims en het ECAL
in Lausanne

– Volgt de liefde, juweelontwerpster Vanessa Aerts, naar Brussel

– Werkt als assistent
van Sylvain Willenz
en Alain Berteau

– wordt in 2017 ­artdirector van Kewlox

– Combineert fotografie en meubeldesign
voor merken als
Cruso, Mattiazzi,
Hem en Hay

– Sinds september
‘Designer van het Jaar’


Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content