Welke alternatieven zijn er nog voor uw spaarboekje?
Gisteren lieten KBC, Crelan en Bpost weten dat de vergoeding op de meeste spaarboekjes zakt tot het wettelijke minimum. Ze volgen daarmee het voorbeeld van de marktleider. . Ook de rente op kasbons, termijnrekeningen en spaarverzekeringen zit in dalende lijn. Zijn er nog uitwijkmogelijkheden voor spaarders?
De voorbije weken regende het renteverlagingen op allerlei spaarproducten. Dat is een spijtig neveneffect van het beleid van de Europese Centrale Bank. De centrale bankiers haalden op 10 maart alles uit hun trukendoos om leningen in de eurozone nog goedkoper te maken. Daardoor daalde de Belgische tienjaarsrente onder 0,5 procent.
Marktleider BNP Paribas Fortis verlaagde twee weken geleden als eerste grootbank de vergoeding op haar gewone spaarboekjes naar het wettelijke minimum. Dat betekent dat de spaarder nog slechts 0,01 procent basisrente krijgt, aangevuld met 0,1 procent getrouwheidspremie als hij zijn geld een jaar onaangeroerd laat. Ook de concurrenten Belfius en ING brachten vorige week de rente op het gros van hun spaarrekeningen terug tot de wettelijke bodemrente. Gisteren (woensdag) kondigden nog eens twee middelgrote banken en de grootbank KBC aan dat ze de spaarrente laten zakken tot het wettelijke minimum. De kans is groot dat er nog banken volgen. Bovendien zouden verscheidene banken overwegen de kosten van zichtrekeningen en andere producten op te trekken, omdat ze de spaarrente niet verder dan het wettelijke minimum kunnen doen zakken.
Tegelijk is de inflatie in maart tot 2,24 procent gestegen, het hoogste peil sinds eind 2012. Daarmee verliest uw spaargeld op een spaarrekening aan koopkracht.
Het loont nog om spaarboekjes te vergelijken
Er zijn nog altijd spaarformules op de markt waarvan de rentepercentages meer dan het tienvoud van het wettelijke minimum bedragen. Zelfs bij dezelfde bank kan het renteverschil tussen het beste en het slechtste spaarboekje stevig oplopen. Maar in harde cash ogen de verschillen betrekkelijk klein.
Als u toch op de kleintjes wilt letten, komt het er vooral op aan het juiste spaarboekje op uw maat te vinden. Dat betekent goed inschatten hoeveel geld u kunt missen voor welke periode.
1. Regelmatig kleine bedragen sparen
Als u vreest dat u uw spaargeld moet aanspreken binnen het jaar na een storting, kiest u het beste voor een hoge basisrente.
Van dag één levert uw spaargeld basisrente op, terwijl uw geld pas een premie begint op te brengen nadat het minstens een jaar bij de bank staat. De rente wordt één keer per jaar gestort en de premie vier keer per jaar: op 1 april, op 1 juli, op 1 oktober en op 1 januari. Als u vreest dat u uw spaargeld moet aanspreken binnen het jaar na een storting, kiest u het beste voor een hoge basisrente. Als u vreest dat de banken ook de rente op die rekeningen nog fors naar beneden halen, kunt u opteren voor een hoge premie.
Deutsche Bank heeft de hoogste basisrente op een gereglementeerde spaarrekening: het DB Saving Plan levert 1 procent op. De hoogste getrouwheidspremie vinden we bij ING Tempo Sparen: 1,2 procent. Belangrijk om te weten is dat de verlaging van de premie enkel van toepassing is op nieuwe stortingen, of ingaat na het verstrijken van een getrouwheidsperiode. Op beide spaarboekjes kunt u maximaal 500 euro per maand storten. Bij Deutsche Bank moet u dat met een doorlopende opdracht doen.
Wie van januari tot december 2016 aan het begin van de maand 500 euro stort, heeft eind dit jaar 6000 euro op zijn rekening staan en strijkt met het DB Invest Plan 35 euro aan intresten op, inclusief 2,5 euro premie op de eerste maandelijkse storting. De andere maandelijkse stortingen leveren pas later een premie op.
Tempo Sparen begint pas vanaf het tweede jaar fatsoenlijk te renderen. Als u elke maand 500 euro opzijzet van januari tot december, hebt u na één jaar slechts 19 euro aan intresten, inclusief 6 euro premie op de eerste maandelijkse storting. Dat komt doordat de maandelijkse stortingen die u doet in 2016, pas in 2017 mondjesmaat een premie opleveren. Die zorgt bij deze spaarrekening voor de hoofdmoot van de vergoeding. De enige reden om voor een hoge premie te gaan, is dat de banken op elk moment de basisrente kunnen verlagen. De premie klikt u voor het komende jaar vast.
2. Eenmalig grote sommen storten
Wie 6000 euro in één keer stort op een klassiek spaarboekje van BNP Paribas Fortis en het een jaar laat staan, sprokkelt niet eens 7 euro aan intresten bij elkaar, of 28 euro minder dan met het spaarabonnement van Deutsche Bank.
BNP Paribas Fortis heeft wel een beter alternatief voor wie zijn spaargeld minstens een jaar kan missen: de Ster Spaarrekening met een basisrente van 0,01 procent en 1 procent getrouwheidspremie. Ook bij die rekening zijn de stortingen begrensd, maar de spaarder mag kiezen of hij in één keer 6000 euro wil storten of elke maand 500 euro. De beste timing voor zo’n eenmalige storting is vlak voor 1 januari, zodat het bedrag op 1 januari van het volgende jaar al een premie oplevert. Wie in januari eenmalig 6000 euro stort, ontvangt eind dat jaar een vergoeding van 60,6 euro. Dat is negen keer zoveel als op het klassieke spaarboekje en bijna twee keer zoveel als bij DB Invest Plan.
De basisrente staat nu al op het wettelijke minimum en kan dus niet verder zakken.
Het voordeel van de Ster Spaarrekening tegenover het DB Saving Plan is dat het leeuwendeel van de vergoeding bestaat uit de premie. Die geldt voor het komende jaar, en dat biedt iets meer zekerheid. De basisrente staat nu al op het wettelijke minimum en kan dus niet verder zakken.
De internetbank MeDirect biedt momenteel de hoogste rente op haar ME3 Spaarrekening: 1,2 procent netto. Vanaf 5 mei zakt die naar 1 procent netto. Het is een rekening waar spaarders hun geld enkel kunnen opvragen na een opzegging van drie maanden. Die renteverlaging werd tijdig aangekondigd, zodat u uw geld nog voor de verlaging kon weghalen. Als u met de nieuwe rentevoet elke maand 500 euro stort, levert dat na een jaar bijna 33 euro aan intresten op. Hebt u het geld al, dan kunt u evengoed 6000 euro in één keer storten en dan houdt u 60 euro aan intresten over.
MeDirect biedt alleen spaarboekjes met één rente, zonder getrouwheidspremie, aan. Op die niet-gereglementeerde spaarrekeningen moet de bank 27 procent roerende voorheffing op de intresten inhouden. De bank heeft ook een Express Spaarrekening waarvan het geld onmiddellijk opvraagbaar is. De nettorente daarvan ligt al flink lager: 0,65 procent. Wie 12.000 euro kan storten op de ME3 Spaarrekening, heeft 241 euro aan intresten op zijn rekening na twee jaar, bij gelijkblijvende rentevoeten, en 199 euro op de Express Spaarrekening. Maar verdere renteverlagingen vallen natuurlijk niet uit te sluiten.
Alternatieven voor spaarboekjes
Spaarrekeningen vallen samen met zichtrekeningen, termijnrekeningen, kasbons en tak21-levensverzekeringen onder de depositobescherming. Dat betekent dat tot 100.000 euro per klant en per bank gegarandeerd is. BNP Paribas Fortis en dochter Fintro tellen daarbij als één bank. Die depositobescherming zorgt ervoor dat u uw geld terugkrijgt als uw bank of verzekeraar over de kop zou gaan. Bij alle andere spaar- en beleggingsproducten is meer risico gemoeid.
1. Kasbons en termijnrekeningen
Spaarders krijgen amper nog een hogere vergoeding om hun geld voor een lange tijd vast te zetten.
Belfius, de marktleider voor kasbons, verlaagde tegelijk met de spaarrentes ook de tarieven voor kasbons en termijnrekeningen. Over een looptijd van één jaar krijgen spaarders nog slechts 0,05 procent rente, over een looptijd van tien jaar is dat 1 procent. Dat zijn de brutorentes: u moet daar nog 27 procent roerende voorheffing van aftrekken. Uw geld bij Belfius één of tien jaar vastzetten, levert 0,0365 en 0,73 procent nettorente op.
Er zijn nog termijnrekeningen die meer opbrengen. Voor een looptijd van vijf jaar afficheert MeDirect een nettorente van 1,46 procent. Als u 6000 euro vastzet, strijkt u elk jaar iets minder dan 88 euro op. Enkel Izola Bank, die met een Maltese licentie in ons land werkt, doet beter met een nettorente van 2,01 procent.
Op tien jaar zijn de termijnrekeningen van NIBC Direct (netto 1,24%), CKV (0,99%) en Record Bank (0,95%) het meest rendabel. Record Bank biedt ook een zogenoemde kapitalisatiebon aan met dezelfde rente. Daarbij wordt geen jaarlijkse rente betaald, maar brengt de rente op haar beurt rente op. Die formule heeft merites, maar ook nadelen. Wie tien jaar geleden een gewone kasbon kocht, betaalde de eerste jaren 15 procent roerende voorheffing op de intrest, daarna 21, vervolgens 25 en nu 27 procent.
Spaarders krijgen amper nog een hogere vergoeding om hun geld voor een lange tijd vast te zetten. Het voordeel van het spaarboekje is dat het geld onmiddellijk opvraagbaar is, als er zich betere beleggingskansen voordoen. Het nadeel is dat spaarrekeningen amper bescherming bieden tegen een aanhoudende rentedaling.
2. Spaarverzekeringen
Tak21-producten zijn levensverzekeringen met een gewaarborgde rentevoet. Die rentevoet kan voor één jaar, voor meerdere jaren of levenslang gegarandeerd zijn. De voorbije weken kondigden verscheidene verzekeraars aan dat de gewaarborgde rentevoeten voor nieuwe stortingen de dieperik ingaan. Op 1 april bijvoorbeeld verlaagde de grootste speler, AG Insurance, de gewaarborgde rentevoet voor nieuwe stortingen op de meeste spaarverzekeringen van 1 naar 0,75 procent. Daar kan wel nog een winstdeelneming bij komen.
De verzekeraars publiceren de rendementen op de reserves die overblijven na aftrek van alle kosten en belastingen. U betaalt geen roerende voorheffing op de intresten, als u het geld acht jaar en een dag laat staan. Maar u betaalt wel 2 procent premiebelasting en instapkosten op elke storting, afhankelijk van het contract.
3. Coöperatieve aandelen
De Belgische banken belonen hun coöperatieve aandeelhouders nog altijd beter dan hun spaarders. Crelan liet onlangs weten dat de coöperanten over het boekjaar 2015 een brutodividend van 3,25 procent krijgen. Dat is evenveel als de spaarbank Argenta uitkeerde aan haar coöperanten over haar boekjaar van 1 juli 2014 tot 30 juni 2015.
Cera, de coöperatieve vennootschap boven KBC, betaalt in juni wellicht een dividend van 2,5 procent uit. Dat is een hoop minder dan de 6 procent die de coöperanten kregen in de gouden jaren van 2004 tot en met 2007, maar fors meer dan de 0,05 procent rente en 0,1 procent getrouwheidspremie op het klassieke spaarboekje van KBC. U betaalt roerende voorheffing op de dividenden van coöperaties, behalve op de eerste schijf tot 190 euro per jaar.
Door het Arco-debacle weten we dat er geen overheidsgarantie is voor de coöperatieve aandelen van banken. U bent een aandeelhouder en u kunt uw inleg bij een faillissement geheel of gedeeltelijk verliezen. Een ander nadeel is dat u uw geld enkel kunt opnemen in de eerste helft van het boekjaar en dat het geld wordt bevroren als te veel coöperanten ineens hun geld terugvragen, zoals een tijdlang het geval was bij Cera.
Er zijn ook alternatieven voor wie liever niet in banken wil investeren. Zo zijn er coöperatieve vennootschappen die geld ophalen om windmolens te bouwen. Bij Groenkracht (Electrawinds) liep dat slecht af, maar er zijn evengoed coöperatieven, zoals Limburg Wind, die nog altijd mooie dividenden uitkeren.
Er zijn ook investeringen die een belastingvermindering van 5 procent opleveren als u voor 380 tot 6400 euro coöperatieve aandelen koopt. Dat is het geval voor de erkende ontwikkelingsfondsen als Alterfin en Incofin, die microkredieten verstrekken in ontwikkelingslanden. De maximale belastingvermindering bedraagt 320 euro voor het inkomstenjaar 2016. Alterfin liet weten dat het dit jaar 1,75 procent dividend uitkeert. Incofin betaalde over het boekjaar 2014 een dividend van 2,5 procent, maar dat over 2015 is nog niet bekend. Stel dat u maximaal 6400 euro investeert om optimaal te genieten van het fiscale voordeel, dan realiseert u bij een gelijkblijvend dividend en rekening houdend met het fiscale voordeel de eerste vijf jaar bij Alterfin en Incofin respectievelijk een rendement van 2,8 en 3,5 procent over vijf jaar.
4. Dividendaandelen
De zeventien gereglementeerde vastgoedvennootschappen op de Brusselse beurs moeten het grootste deel van hun winst uitkeren aan hun aandeelhouders. Hun nettodividendrendement bedraagt 2,4 à 5 procent (zie tabel). Op die dividenden betaalt u 27 procent roerende voorheffing. Er is geen garantie dat die winstuitkeringen stabiel blijven of stijgen, maar verscheidene vastgoedgroepen maken daar wel een erezaak van.
De voorbije jaren hadden vastgoedaandelen de wind in de rug door de lage rente. Ze konden almaar goedkoper lenen om hun projecten te financieren en genoten ook steeds meer interesse van beleggers die wanhopig op zoek waren naar rendement. Vastgoedaandelen hadden amper te lijden onder de correctie op de beurzen van begin dit jaar. De vastgoedvennootschappen bieden ook een soort bescherming tegen de verdere daling van de rente, maar omgekeerd kunnen de koersen ook onder druk komen als de rente opnieuw begint te stijgen.
De netbeheerders Elia en Fluxys profiteren van een rentestijging. Een deel van hun inkomsten is gekoppeld aan de Belgische tienjaarsrente.
5. Trackers
S&P Dow Jones Indices vergeleek eind 2015 de prestaties van duizenden actief beheerde fondsen met hun benchmark, de beursindex waaraan ze hun prestatie afmeten. De conclusies waren verpletterend: fondsbeheerders slagen er niet in over periodes van drieënhalf tot tien jaar meer rendement te genereren voor hun klanten dan de indexen. Aan actief beheerde beleggingsfondsen zijn vaak hoge instap- en beheerskosten verbonden. Daarom stappen steeds meer beleggers over naar de lagekostentrackers. Dat zijn beursgenoteerde schaduwfondsen die de prestaties van een korf van aandelen, obligaties of grondstoffen nabootsen.
Enkele internetbanken boden in ons land al onlinevermogensbeheer aan via actief beheerde beleggingsfondsen, maar er is nu ook onlinevermogensbeheer via trackers in opmars. Keytrade Bank begon er onlangs mee. U kunt pas instappen vanaf 15.000 euro en u betaalt 0,75 procent kosten per jaar (exclusief btw).
Sinds 31 maart heeft Keytrade Bank concurrentie van Pritle, een Nederlandse onlinevermogensbeheerder. Ook Pritle werkt met fondsen die in-dexen volgen. Het rekent 0,5 procent servicekosten per jaar aan (inclusief btw) en de beheerskosten van de fondsen variëren volgens Pritle van 0,07 tot 0,28 procent. De instapdrempel van 10 euro is ontzettend laag. Ilse De Witte
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier