Spaargeld is géén slapend geld
Een groot deel van de spaartegoeden van de gezinnen staat op gereglementeerde spaarboekjes, in totaal zo’n 300 miljard euro. Een berg geld, die niet slaapt, in tegenstelling tot wat algemeen wordt gedacht.
Volgens de jongste cijfers van de Nationale Bank van België (NBB) zullen de Belgen dit jaar waarschijnlijk nog meer sparen. De spaarquote, het deel van het inkomen dat niet aan consumptie wordt besteed, steeg in de eerste helft van het jaar tot 14 procent, voornamelijk als gevolg van de automatische loonindexering, die de bestedingen van huishoudens ondersteunt. Voor heel 2023 voorspelt de NBB een spaarquote van 13,5 procent, wat betekent dat huishoudens dit jaar bijna 5 miljard euro meer zullen sparen dan voorheen. In 2000 stond er 100 miljard euro op alle spaarrekeningen van de Belgische banken, tien jaar later bijna 200 miljard en eind vorig jaar meer dan 300 miljard. Bij die berg geld moeten we in 2024 liefst 22,6 miljard euro (inclusief rente) optellen, die de staat moet terugbetalen aan spaarders die hebben ingetekend op de eenjarige obligatie van minister van Financiën Vincent Van Peteghem.
12 procent van de depositohouders heeft de helft van het spaargeld
Volgens de NBB heeft 27 procent van de spaarders tussen 1.000 en 5.000 euro op zijn spaarboekje staan. Samen zijn ze goed voor 6 miljard euro, of slechts 2 procent van de 300 miljard euro. 12 procent van de spaarders heeft meer dan 75.000 euro op zijn spaarrekening staan. Samen hebben ze 150 miljard euro, of de helft van het Belgische spaargeld. Die ongelijke verdeling van spaardeposito’s over de Belgische bevolking heeft echter geen invloed op hoe de deposito’s al dan niet worden gebruikt. Alle deposito’s van een bank worden globaal en zonder onderscheid beheerd. “Het is niet een bepaald deposito dat leidt tot een bepaalde banklening,” benadrukt Mikael Petitjean, hoofdeconoom bij Waterloo Asset Management en professor financiën aan de UCLouvain.
Een enorme schok
Volgens de banken is het moeilijk het rendement op spaardeposito’s aanzienlijk te verhogen, hoewel de rente op nieuwe leningen sinds vorig jaar sterk is gestegen. Een verhoging van de rente op spaarboekjes heeft invloed op alle deposito’s, dus de 300 miljard euro ofwel 22 procent van de totale financieringsbronnen van de banken van het land, terwijl de verhoging van de ontvangen rente betrekking heeft op nieuwe bankleningen en niet op de leningen die zijn verstrekt toen de rente nog laag was. De rente-inkomsten uit die leningen zijn te laag om de passiefrente te verhogen.
Dat heeft onze vier grootbanken BNP Paribas Fortis, KBC, Belfius en ING er niet van weerhouden in de eerste helft van het jaar meer dan 4 miljard euro winst binnen te harken. Dankzij de Europese Centrale Bank, die het overschot aan contant geld dat banken bij haar deponeren royaal beloont. Volgens berekeningen van professor Eric Dor (IESEG) ontvangen de Belgische banken nu 837 miljoen euro aan rente per maand, dankzij de vergoeding van de centrale bank voor deposito’s, die nu 4 procent bedraagt.
De kredietfabriek
Het metier van een traditionele bank is het aantrekken van deposito’s en financiering (leningen uitgegeven door de bank, leningen van andere banken die te veel geld hebben, bedrijven die hun activa investeren), om leningen te kunnen verstrekken. De bank verdient geld, omdat de rente die ze aanrekent aan kredietnemers hoger is dan de rente die ze betaalt aan klanten die geld bij haar storten. Een groot deel van de 300 miljard euro die bij de banken op spaarrekeningen is gestort, slaapt dus niet.
“Het is absurd te beweren dat spaardeposito’s, die verplichtingen van banken zijn, kunnen slapen”, zegt Eric Dor. Zijn berekeningen tonen aan dat de verhouding tussen leningen en deposito’s voor Belgische banken 83 procent is. Dat betekent dat slechts een deel van je spaargeld niks doet, ook al verschilt de verhouding tussen deposito’s en leningen sterk van bank tot bank en is ze afhankelijk van het leenbeleid, merkt Mikael Petitjean op. “In het geval van Belfius vertegenwoordigen leningen momenteel ongeveer 107 procent van de deposito’s. Sinds 2010 is dat gemiddeld 121 procent. Bij KBC daalt die ratio tot 76 procent, met een gemiddelde sinds 2010 van 95 procent. Dat betekent niet noodzakelijk dat we Belfius moeten feliciteren en KBC moeten veroordelen. Het hangt allemaal af van het risico dat je neemt en de duurzaamheid van je activiteiten.
Minder deposito’s, minder leningen
Om het hoofd te bieden aan de opname van deposito’s door klanten, die met het geld voor 22 miljard euro aan staatsobligaties hebben gekocht, moesten de banken hun reserves aanspreken. Zouden ze daarom minder gemakkelijk en tegen minder gunstige voorwaarden leningen kunnen verstrekken, zoals Belfius-baas Marc Raisière suggereerde?
“Ja, leningen zouden, onder bepaalde voorwaarden, duurder kunnen worden”, zegt Mikael Petitjean. “Als de deposito’s van de klanten dalen, daalt de beschikbare hoeveelheid geld. Dat kan de bank dwingen haar kredietactiviteiten tegen hogere kosten te financieren, bijvoorbeeld door te lenen op de markt. Dat gezegd zijnde, als de geschiedenis zich niet herhaalt en de macro-economische omstandigheden gelijk blijven, zouden de kredietkosten zeer marginaal beïnvloed moeten worden door de uitgifte van de staatsbon. Die is vooral een communicatieactie, gericht op kleine depositohouders en spaarders, die in werkelijkheid slechts marginaal zullen profiteren in vergelijking met grote depositohouders en spaarders.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier