Spaarders, let op voor de belasting boven het intrestplafond
Intresten op een spaarrekening zijn vrijgesteld van belasting tot een bepaald plafond. Wanneer spaarders verspreid over verschillende rekeningen meer intresten krijgen, moeten ze die intresten aangeven. In 2022 gaven nog maar 2.600 Belgen zulke spaarintresten aan, tegelijkertijd geven steeds meer Belgen dividenden op aandelen aan om roerende voorheffing terug te claimen.
De intresten op een gereglementeerde spaarrekening zijn vrij van belastingen tot 980 euro in 2023. Boven dat plafond moeten spaarders in principe 15 procent belasting betalen op hun intresten. Dat is nog steeds minder dan het tarief van 30 procent dat op de meeste inkomsten van spaarders en beleggers van toepassing is. De banken houden die 15 procent roerende voorheffing automatisch in wanneer ze vaststellen dat de intresten op een spaarrekening boven het plafond gaan.
Wanneer spaarders hun geld spreiden over spaarrekeningen bij verschillende banken, dan hebben de banken en de fiscus niet meteen in de smiezen dat de intresten boven het plafond zijn gegaan. De spaarders moeten dan zelf de intresten aangeven in hun aangifte van de personenbelasting. In het aangiftejaar 2022 deden 2.613 belastingplichtigen aangifte van niet-belaste intresten op spaarrekeningen. Tien jaar geleden deden nog zeven keer zoveel belastingplichtigen aangifte.
De spaarrente is tussen de inkomstenjaren 2012 en 2021 natuurlijk sterk gedaald. De aangifte slaat altijd op de toestand van een jaar eerder. De lichte rentestijging op de spaarrekeningen van de voorbije maanden zal pas ten vroegste in de aangiftes van 2024 weerspiegeld worden.
Het spaarplafond is in 2023 even hoog als in 2022, in 2021 en 2020. De federale overheid besliste namelijk in 2020 om het plafond voor vier jaar te bevriezen op 980 euro. Ondanks die bevriezing botsten de voorbije jaren niet meer spaarders tegen het plafond.
In 2017 besliste de regering om het spaarplafond vanaf het inkomstenjaar 2018 te halveren van 1.880 euro naar 940 euro. Die halvering zorgde wel voor een lichte stijging van de aangiftes van intresten van belastingplichtigen met meerdere rekeningen in het aangiftejaar 2019.
Veel banken hadden de vergoeding voor de spaarders op het absolute minimum gezet. Met een basisrente van 0,01 procent en een getrouwheidspremie van 0,1 procent, die pas na 12 maanden verworven is, konden spaarders tot 891.000 euro op spaarrekeningen hebben zonder tegen het intrestplafond te botsen. Met vergoedingen boven de 2 procent, zoals de prijsbrekers die vandaag op spaarrekeningen beloven, zitten spaarders al met minder dan 50.000 euro boven het plafond.
Het zou dus best kunnen dat de aangegeven bedragen en het aantal aangiftes van nog niet belaste spaarintresten de komende jaren zullen stijgen. Al heeft Trends-columnist Anton van Zantbeek, advocaat bij Rivus en gastdocent aan de Fiscale Hogeschool, zo zijn twijfels over de eerlijkheid van de Belg met meerdere spaarrekeningen.
Dividenden op aandelen versus intresten op spaarboekjes
De vrijstelling van roerende voorheffing op dividenden van aandelen tot 800 euro bestaat nog maar sinds het aanslagjaar 2019. Behalve in het aanslagjaar 2021 steeg het aantal belastingplichtigen jaar na jaar. In het aangiftejaar 2022 eisten maar liefst 551.304 Belgen deze vrijstelling op, voor een totaalbedrag van net geen 68 miljoen euro. Belastingplichtigen moeten daarvoor op de aangifte van de personenbelasting invullen hoeveel roerende voorheffing er is ingehouden, tot maximum 240 euro ofwel 30 procent van 800 euro.
Merk op dat bij dividenden het omgekeerde principe wordt gehanteerd als bij de spaarboekjes. Om een vrijstelling te bekomen, moeten beleggers de ingehouden roerende voorheffing aangeven. De intresten op spaarrekeningen zijn vrijgesteld van roerende voorheffing, tenzij ze door de spaarders worden aangegeven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier