Bonden en werkgevers raken het eens over loonsverhoging voor 420.000 bedienden
Vakbonden en werkgevers zijn het eens geraakt over een CAO voor het grootste paritair comité, waardoor 420.000 bedienden meer loon ontvangen.
Ruim 420.000 bedienden in meer dan 50.000 bedrijven zien hun loon op 1 oktober 2017 allicht met 1,1 procent stijgen. Vakbonden en werkgevers in het aanvullend paritair comité voor de bedienden (PC 200) – het grootste paritair comité – hebben de afgelopen nacht namelijk een ontwerpakkoord voor de periode 2017-2018 bereikt.
Het ontwerpakkoord moet wel nog worden goedgekeurd door de achterban, maar daar worden geen obstakels verwacht.
Het ontwerpakkoord houdt rekening met de maximale marge die werd vastgelegd in het interprofessioneel akkoord (IPA) van de Groep van Tien. Dat betekent dat de lonen vanaf 1 oktober met 1,1 procent kunnen worden verhoogd.
De werkgever kan ook kiezen voor een andere, gelijkwaardige koopkrachtstijging, maar moet hiervoor dan wel een akkoord afsluiten met de vakbondsdelegatie, en dat uiterlijk op 30 september 2017. Als er geen vakbondsdelegatie binnen het bedrijf is, moet elke individuele werknemer schriftelijk op de hoogte worden gebracht bij de loonberekening in oktober.
Erwin De Deyn van de socialistische bediendebond BBTK verwacht dat een grote meerderheid van de bedrijven zal kiezen voor een loonsverhoging, zoals ook in het verleden al gebeurde. Volgens de vakbondsman moet het alternatief in elk geval overeenstemmen met die 1,1 procent.
Voorts omvat het akkoord een verlenging van de stelsels van SWT (brugpensioen, red.) en landingsbanen. Het voltijds of halftijds recht op tijdskrediet met motief (zorg voor kind tot 8 jaar, palliatieve verzorging, verzorging zwaar ziek gezins- of familielid, zorg gehandicapt kind tot de leeftijd van 21 jaar) wordt vastgelegd op maximaal 51 maanden voor bedienden met minstens vijf jaar anciënniteit. Voordien was dat 48 maanden.
De overige stelsels die te maken hebben met tijdskrediet in de sector worden verlengd tot en met 30 juni 2019. Voor wat betreft vorming verandert er voorlopig niets: de werknemers hebben dit en volgend jaar telkens recht op twee dagen opleiding. Maar tegelijk worden door de sociale partners gesprekken opgestart voor de periode na 2018. “Het gaat om een fundamenteel debat, waarbij we rekening houden met nieuwe evoluties op de arbeidsmarkt en met bijvoorbeeld de wet-Peeters rond werkbaar wendbaar werk”, aldus vakbondsman De Deyn.